Karcher Balayeuse KM 90-60 R Lpg Adv: Reglementair gebruik

Reglementair gebruik: Karcher Balayeuse KM 90-60 R Lpg Adv

background image

     - 

2

Gebruik deze veegmachine uitsluitend vol-

gens de gegevens in deze gebruiksaanwij-

zing.

Deze veegmachine is bestemd voor het 

vegen van vervuilde oppervlakken bui-

ten.

Het apparaat is niet toegestaan voor 

het openbare verkeer op de weg.

Ieder daarboven uitgaand gebruik geldt 

als niet volgens de voorschriften. Voor 

hieruit resulterende schades is de fabri-

kant niet aansprakelijk, het risico hier-

voor draagt alleen de gebruiker.

Gasmotor

: Het is toegestaan om het 

apparaat in gesloten ruimten te gebrui-

ken indien voor voldoende verluchting 

wordt gezorgd.

Het bewaren van gasflessen en appa-

raat is enkel op de grond toegestaan.

Er mogen aan het apparaat geen wijzi-

gingen worden aangebracht.

Het apparaat is alleen geschikt voor 

het/de in de gebruiksaanwijzing ge-

noemde wegdek/ondergrond.

Er mag alleen gereden worden op de 

door de ondernemer of diens gemach-

tigde voor het machinegebruik vrijgege-

ven oppervlakken.

Over het algemeen geldt: Licht ont-

vlambare stoffen uit de buurt van het 

apparaat houden (explosie-/brandge-

vaar).

Nooit explosieve vloeistoffen, brandba-

re gassen of onverdunde zuren en op-

losmiddelen opvegen/opzuigen! 

Daartoe behoren benzine, verfverdun-

ner of stookolie die door verwerveling 

met de zuiglucht explosieve dampen of 

mengsels kunnen vormen, verder ace-

ton, onverdunde zuren en oplosmidde-

len omdat zij op het apparaat gebruikte 

materialen aantasten.

Nooit reactieve metaalstoffen (bijv. alu-

minium, magnesium, zink) opvegen/op-

zuigen, ze vormen in verbinding met 

sterk alkalische of zure reinigingsmid-

delen explosieve gassen.

Het apparaat is niet geschikt voor het 

opvegen van stoffen die schadelijk zijn 

voor de gezondheid.

Geen brandbare of glimmende voor-

werpen opvegen/opzuigen.

Het verblijf in de gevarenzone is verbo-

den. Niet gebruiken in ruimtes met ont-

ploffingsgevaar.

Het meenemen van begeleidende per-

sonen is niet toegestaan.

Het is niet toegestaan om met dit appa-

raat voorwerpen te verschuiven of te 

transporteren.

Asfalt

Industrievloer

Estrik

Beton

Klinkers

Het apparaat met de werkinstallaties 

moet voor gebruik gecontroleerd wor-

den op deugdelijkheid en bedrijfsveilig-

heid. Indien zij niet in goede staat 

verkeren, mag u de apparatuur niet ge-

bruiken.

Bij gebruik van het apparaat in gevaar-

lijke omgevingen (bijvoorbeeld tanksta-

tions) moeten de overeenkomstige 

veiligheidsvoorschriften in acht geno-

men worden. Niet gebruiken in ruimtes 

met ontploffingsgevaar.

Degene die het apparaat bedient dient 

het te gebruiken volgens de voorschrif-

ten. Deze dient rekening te houden met 

de plaatselijke omstandigheden en bij 

het werken met het apparaat te letten 

op derden, speciaal op kinderen.

Voor de aanvang van de werkzaamhe-

den moet de bediener zich ervan verge-

wissen dat alle veiligheidsinrichtingen 

volgens de voorschriften zijn aange-

bracht en functioneren.

De bediener van het apparaat is verant-

woordelijk voor ongevallen met andere 

personen of hun eigendom.

Erop letten dat de bediener nauw aan-

sluitende kledij draagt. Stevig schoeisel 

dragen en losse kledij vermijden.

Voor het starten de onmiddellijke om-

geving van het apparaat controleren 

(bv. kinderen). Letten op voldoende 

zichtbaarheid!

Het apparaat mag nooit onbeheerd 

worden achtergelaten zolang de motor 

nog draait. De bediener mag het appa-

raat pas verlaten, als de motor is uitge-

zet, het apparaat tegen onbedoelde 

bewegingen is beveiligd en de contact-

sleutel uit het contact is gehaald.

Het apparaat mag alleen door perso-

nen worden gebruikt die voor de om-

gang ermee zijn opgeleid of hun 

vaardigheden in het bedienen hebben 

aangetoond en uitdrukkelijk de op-

dracht hebben gekregen voor het ge-

bruik.

Dit apparaat is niet ervoor gedacht, 

door personen (inclusieve kinderen) 

met beperkte fysieke, sensorische of 

geestelijke mogelijkheden of door ge-

brek aan ervaring en/of door gebrek 

aan kennis te worden benut, tenzij deze 

personen door personen worden geob-

serveerd die voor hun veiligheid verant-

woordelijk zijn of door deze hun 

instructies hebben verkregen, hoe het 

apparaat dient te worden gebruikt.

Over kinderen dient toezicht te worden 

gehouden, om te waarborgen dat ze 

niet met het apparaat spelen.

Gevaar

Verwondingsgevaar!

Kantelgevaar bij de sterke hellingen.

Er mogen enkel hellingen en dalingen 

in rijrichting tot 16 % bereden worden.

Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.

Het apparaat uitsluitend op bevestigde 

ondergrond bewegen.

Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.

Dwars op de rijrichting alleen hellingen 

tot maximaal 15% berijden.

Gevaar

Verwondingsgevaar!

Gelieve in het bijzonder de veiligheids-

instructies in de gebruiksaanwijzing 

voor apparaten met benzinemotor in 

acht te nemen.

De uitlaat mag niet geblokkeerd worden.

Niet over de uitlaat buigen of deze aan-

raken (verbrandingsgevaar).

Aandrijfmotor niet aanraken of vastpak-

ken (verbrandingsgevaar).

Bij de werking van het apparaat in ruim-

tes moet gezorgd worden voor voldoen-

de verluchting en afvoer van de 

uitlaatgassen (vergiftigingsgevaar).

Uitlaatgassen zijn schadelijk voor de 

gezondheid, ze mogen niet worden in-

geademd.

De motor heeft ca. 3 - 4 seconden na-

loop nodig na het uitzetten. In deze tijd 

absoluut uit de buurt blijven van het 

aandrijfbereik.

Hauptverband der gewerblichen Berufsge-

nossenschaften e.V. (HVBG, Hoofdver-

bond van de industriële 

beroepsgenootschappen, zorgt voor werk-

nemersbescherming). Vloeibare gassen 

(drijfgassen) zijn butaan en propaan of bu-

taan/propaan-mengsels. Ze worden in spe-

ciale flessen geleverd. De bedrijfsdruk van 

deze gassen is afhankelijk van de buiten-

temperatuur.

Gevaar

Explosiegevaar! Vloeibaar gas niet als ben-

zine behandelen. Benzine verdampt lang-

zaam, vloeibaar gas gaat direct over in een 

gas. Het gevaar dat de ruimte zich met gas 

vult en dit ontvlamt is dus bij vloeibaar gas 

groter dan bij benzine.

Gevaar

Verwondingsgevaar! Alleen gasflessen ge-

vuld met drijfgas volgens DIN 51622 van 

kwaliteit A of B, al naar gelang de omge-

vingstemperatuur gebruiken.

Reglementair gebruik

Voorzienbaar verkeerd gebruik

Geschikte ondergronden

Veiligheidsinstructies

Gebruik

Bediening

Rijfunctie

Apparaten met verbrandingsmotor

Veiligheidstechnische richtlijnen 

voor motorvoertuigen op vloeibaar 

gas (enkel gasmotor)

67 NL

background image

     

3

Voorzichtig

Huishoudelijk gas is per definitie verboden. 

Toegelaten zijn voor de gasmotor vloeibare 

gasmengsels van propaan/butaan waar-

van de mengverhouding tussen 90/10 tot 

30/70 ligt. Vanwege het betere gedrag bij 

een koude start, dient bij buitentemperatu-

ren onder 0 °C (32 °F) bij voorkeur vloei-

baar gas met een hoge propaanverhouding 

te worden gebruikt, omdat dit al bij lage 

temperaturen verdampt.

Alle personen die vloeibaar gas hante-

ren, zijn verplicht, kennis te nemen van 

de informatie over de eigenschappen 

van vloeibare gassen, om een veilige 

bedrijfsvoering te kunnen garanderen. 

Deze publicatie dient steeds bij de 

veegmachine aanwezig te zijn.

Drijfgasinstallaties dienen regelmatig, 

tenminste één keer per jaar, door een 

vakkundig persoon op werking en dicht-

heid gecontroleerd te worden (volgens 

BGG 936).

De controle dient schriftelijk te worden 

vastgelegd. Aan de controle liggen de § 

33 en § 37 UVV "Verwendung von Flüs-

siggas" (gebruik van vloeibaar gas, 

BGV D34) ten grondslag.

Als algemene voorschriften gelden de 

richtlijnen van de Duitse Verkeersminis-

ter voor de controle van voertuigen 

waarvan de motoren op vloeibare gas-

sen lopen.

Het gas mag steeds maar uit één fles 

tegelijk worden getapt. Wordt het gas 

uit meerdere flessen tegelijk gehaald, 

kan het gebeuren dat het vloeibare gas 

uit een fles in een andere loopt. Daar-

door zou de overvulde fles na het slui-

ten van het ventiel (zie B. 1 van deze 

richtlijnen) blootstaan aan een ontoe-

laatbare drukstijging.

Bij het inbouwen van de volle fles be-

vindt zich de markering voor de juiste 

positie van de fles "boven" (aansluit-

schroefdraad wijst loodrecht naar bo-

ven).

Het wisselen van gasfles dient zorgvuldig 

te geschieden. Bij het in- en uitbouwen 

moet de gasuitgangsnippel van het fles-

ventiel door een met een sleutel vast aan-

gedraaide afsluitmoer zijn afgedicht.

Ondichte gasflessen mogen niet meer 

worden gebruikt. Ze dienen met inacht-

neming van alle voorzorgsmaatregelen 

direct in de open lucht door afblazen te 

worden leeggemaakt en dan als on-

dicht te worden gekenmerkt. Bij het af-

leveren of ophalen van beschadigde 

flessen dient de uitlener of diens repre-

sentant (tankbediende bijv.) direct 

schriftelijk van de bewuste schade op 

de hoogte te worden gebracht.

Voordat de gasfles wordt aangesloten, 

dient de aansluitnippel op deugdelijk-

heid gecontroleerd te worden.

Na het aansluiten van de fles moet 

deze met schuimvormende middelen 

op dichtheid gecontroleerd worden.

De ventielen dienen langzaam te wor-

den geopend. Het openen en sluiten 

mag niet met behulp van slaggereed-

schap plaatsvinden.

Bij een brand met vloeibaar gas uitslui-

tend met droog koolzuur of met kool-

zuurgas blussen.

De gehele vloeibaar-gas-installatie 

dient voortdurend op bedrijfsveiligheid 

en in het bijzonder op dichtheid gecon-

troleerd te worden. Het gebruik van het 

voertuig met een ondichte gasinstallatie 

is verboden.

Voor het losmaken van de buis- c.q. 

slangverbinding dient het flesventiel te 

worden gesloten. De aansluitmoer aan 

de fles komt langzaam en eerst maar 

weinig los, omdat anders het gas dat 

zich nog in de leiding bevindt en onder 

druk staat spontaan zou uittreden.

Als het gas uit een grote container 

wordt getankt, dan dienen de eenduidi-

ge voorschriften bij de betreffende 

groothandel in vloeibaar gas te worden 

opgevraagd.

Gevaar

Verwondingsgevaar!

Vloeibaar gas in vloeibare vorm geeft 

wonden door bevriezing op de blote huid.

Na de demontage moet de sluitmoer 

vast op de aansluit-schroefdraad van 

de fles worden geschroefd.

Om de dichtheid te controleren dienen 

zeepwater, Nekal-oplossing of een an-

der schuimend middel te worden ge-

bruikt. Het aflichten van de vloeibaar-

gasinstallatie met een open vlam is ver-

boden.

Bij het wisselen van losse installatie-on-

derdelen dienen de inbouw-voorschriften 

van de fabrikant in acht te worden geno-

men. Daarbij dienen fles- en hoofdafsluit-

ventielen te worden gesloten.

Er dient voortdurend toezicht te worden 

gehouden op de toestand van de elek-

trische installatie  van de vloeibaar-gas-

voertuigen. Vonken kunnen bij 

lekkages van de gasvoerende installa-

tie-onderdelen explosies veroorzaken.

Wanneer een vloeibaar-gasvoertuig 

langere tijd heeft stilgestaan, dient de 

garage voor de inbedrijfstelling van het 

voertuig of van de bijbehorende elektri-

sche installatie grondig geventileerd te 

worden.

Ongevallen in verband met gasflessen 

of met de vloeibaargas-installatie die-

nen direct aan de Berufsgenossen-

schaft (arbo-dienst) of het bevoegde 

Gewerbeaufsichtsamt (branche-in-

spectie) te worden gemeld. Beschadig-

de onderdelen dienen tot aan het einde 

van het onderzoek te worden bewaard.

De opslag van drijfgas- c.q. vloeibaar-

gasflessen dient volgens de Vorschrif-

ten TRF 1996 (Technische regels 

vloeibaargas, zie DA bij de BGV D34, 

Bijlage 4) te worden uitgevoerd.

Gasflessen dienen staand te worden 

bewaard. Open vuur en roken zijn bij de 

opslag van containers en tijdens de re-

paratie niet toegestaan. In de open 

lucht opgeslagen flessen dienen tegen 

onbevoegde toegang te zijn beveiligd. 

Lege flessen dienen te allen tijde zijn 

dichtgedraaid.

De fles- en hoofdafsluitventielen dienen 

direct na het in de garage zetten van 

het motorrijtuig te worden dichtge-

draaid.

Voor de ligging en uitvoering van de ga-

rages voor vloeibaargas-voertuigen 

gelden de bepalingen van de Reichsga-

ragenordnung (rijksgarageverordening) 

en de betreffende Landes-Bauordnung 

(provinciale bouwverordening).

De gasflessen dienen in speciale, van 

de garages gescheiden ruimtes te wor-

den opgeslagen (zie DA bij de BGV 

D34, bijlage 2).

De in de ruimtes gebruikte elektrische 

looplampen dienen van een gesloten, 

afgedichte overstolp en van een sterke 

veiligheidskooi te zijn voorzien.

Bij werkzaamheden reparatiewerk-

plaatsen dienen de fles- en hoofdaf-

sluitventielen te worden gesloten en de 

drijfgasflessen tegen overmatige warm-

te te worden afgeschermd.

Voor werkpauzes en voor beëindiging 

van de werkzaamheden dient een ver-

antwoordelijke te controleren of alle 

ventielen, en vooral flesventielen, zijn 

gesloten. Werkzaamheden met vuur, in 

het bijzonder las- en snijwerkzaamhe-

den, mogen niet in de buurt van drijf-

gasflessen worden uitgevoerd. 

Drijfgasflessen mogen niet in de werk-

plaatsen worden opgeslagen, ook niet 

wanneer ze leeg zijn.

De garages, opslagruimtes en werk-

plaatsen dienen goed geventileerd te 

zijn. Let er hierbij op, dat vloeibare gas-

sen zwaarder zijn dan lucht. Ze concen-

treren zich op de vloer, in werkputten en 

andere verlaagde plaatsen in de vloer 

en kunnen hier voor explosieve gas-

lucht-mengsels zorgen.

Bij vervoer van het apparaat dient u de 

motor af te zetten en het apparaat goed 

vast te zetten.

Verplichtingen van de bedrijfsleiding en 

de werknemers

Onderhoud door vakkundige personen

Inbedrijfstelling/gebruik 

In de garages en opslagruimtes en de re-

paratie-werkplaatsen

Vervoer

68 NL

background image

     - 

4

Voor reinigings- en onderhoudswerk-

zaamheden van het apparaat, het ver-

vangen van onderdelen of het 

ombouwen voor een andere functie 

moet het apparaat uitgeschakeld en de 

contactsleutel verwijderd worden.

Bij werkzaamheden aan de elektrische 

installatie moet de batterij afgeklemd 

worden.

Het schoonmaken van het apparaat 

mag niet met een waterslang of hoge-

drukstraal gebeuren (gevaar van kort-

sluiting of andere schades).

Reparaties mogen uitsluitend door 

goedgekeurde klantenservicewerk-

plaatsen of door vaklui voor dit gebied 

worden uitgevoerd die met de betref-

fende veiligheidsvoorschriften ver-

trouwd zijn.

Veiligheidscontrole volgens de plaatse-

lijk geldige voorschriften voor van 

plaats veranderlijke, industrieel benutte 

apparaten opvolgen.

Werkzaamheden aan het apparaat al-

tijd met geschikte handschoenen uit-

voeren.

Onderhoud

69 NL

Оглавление