Pioneer DJM-850-S – страница 3

Инструкция к Pioneer DJM-850-S

Оглавление

background image

15

Nl

Nederlands

Basisbediening

Geluid weergeven

1  Druk op de [POWER]-toets.

Schakelt dit apparaat in.

2  Schakelt de [CD/LINE, PHONO, LINE, 

USB */*]-keuzeschakelaar om.

Kiest de ingangsbronnen voor de diverse kanalen uit de componenten 

die op dit apparaat zijn aangesloten.

 [

PHONO

]: Voor keuze van een analoge muziekspeler aangesloten 

op de [

PHONO

]-aansluiting.

 [

CD/LINE

], [

LINE

]: Voor keuze van een DJ-speler of cassettedeck 

dat is aangesloten op de [

CD/LINE

] of [

LINE

]-aansluitingen.

 [

USB */*

]: Voor keuze van het geluid van de computer die is 

aangesloten op de [

USB

]-aansluitbus.

3  Draai aan de [TRIM] instelling.

Regelt het niveau van de geluidssignalen die binnenkomen via elk 

kanaal.

Bij elk van de kanalen licht de kanaalniveau-indicator op wanneer er 

geluidssignalen goed doorkomen voor dat kanaal.

4  Beweeg de kanaalfader van u af.

Regelt het niveau van de geluidssignalen die worden uitgestuurd via elk 

kanaal.

5  Schakelt de [CROSS FADER ASSIGN (A, THRU, B)] 

keuzeschakelaar om.

Schakelt de uitgangsbestemming om, voor elk kanaal.

 [

A

]: Toewijzen aan [

A

] (links) van de crossfader.

 [

B

]: Toewijzen aan [

B

] (rechts) van de crossfader.

 [

THRU

]: Selecteer deze stand wanneer u de crossfader niet wilt 

gebruiken. (De signalen passeren niet door de crossfader.)

6  Stel de crossfader in.

Deze handeling is niet nodig als de [

CROSS FADER ASSIGN

 (

A

THRU

B

)] keuzeschakelaar in de [

THRU

] stand is gezet.

7  Draai aan de [MASTER LEVEL] instelling.

Geluidssignalen worden uitgestuurd via de [

MASTER1

] en 

[

MASTER2

]-aansluitingen.

De hoofdniveau-indicator licht op.

Bijregelen van de geluidskwaliteit

Draai aan de [EQ/ISO (HI, MID, LOW)]-instellingen voor 

de diverse kanalen.

Zie 

Specificaties

 op bladzijde 28 voor het bereik van het geluid dat kan 

worden bijgeregeld met elk van deze regelaars.

Omschakelen van de functie van de [

EQ/ISO

 (

HI

MID

LOW

)] instellingen

Schakelt de [EQ CURVE (ISOLATOR, EQ)] keuzeschakelaar 

om.

 [

ISOLATOR

]: Functioneert als isolator.

 [

EQ

]: De equalizerfunctie wordt ingesteld.

Meeluisteren via een hoofdtelefoon

1  Sluit een hoofdtelefoon aan op de 

[PHONES]-aansluiting.

2  Druk op de [CUE] toets(en) voor het kanaal (de 

kanalen) waarmee u wilt meeluisteren.

3  Schakelt de [MONO SPLIT, STEREO] keuzeschakelaar 

om.

 [

MONO SPLIT

]: Het geluid van de kanalen waarvoor [

CUE

] wordt 

ingedrukt, wordt weergegeven via de linker oorschelp van de 

hoofdtelefoon en het geluid van het [

MASTER

] kanaal via de 

rechter oorschelp.

 [

STEREO

]: Het geluid van de kanalen waarvoor u op [

CUE

] drukt 

wordt in stereo weergegeven door de hoofdtelefoon.

4  Draai aan de [MIXING] instelling.

Hiermee kunt u de balans regelen van het meeluistervolume voor het 

geluid van de kanalen waarvoor [

CUE

] wordt ingedrukt en het geluid van 

het [

MASTER

] kanaal.

5  Draai aan de [LEVEL] instelling voor de 

[HEADPHONES].

Het geluid van de kanalen waarvoor [

CUE

] toets is ingedrukt wordt weer-

gegeven via de hoofdtelefoon.

!

  Wanneer er nog een keer op [

CUE

] toets wordt gedrukt, wordt het 

meeluisteren geannuleerd.

Omschakelen van de kanaalregelcurve

Kies de kanaalregelcurve-karakteristiek.

Schakelt de [CH FADER ( ,  ,  )] keuzeschakelaar om.

 [

]: De curve stijgt plotseling aan het verre uiteinde.

 [

]: Er wordt een curve tussen de curves boven en onder 

ingesteld.

 [

]: De curve stijgt geleidelijk (het geluid zwelt geleidelijk aan 

wanneer u de kanaalregelaar van voren naar achteren beweegt).

Kies de crossfadercurve-karakteristiek.

Schakelt de [CROSS FADER ( ,  ,  )] keuzeschakelaar 

om.

 [

]: Geeft een steile, stijgende curve (als de crossfader-schuif-

regelaar wordt weggeschoven van de [

A

]-kant, worden er onmid-

dellijk geluidssignalen uitgestuurd via de [

B

]-kant).

 [

]: Geeft een curve die het gemiddelde vormt van de curves 

hierboven en hieronder.

 [

]: Geeft een heel geleidelijk stijgende (als de crossfader-

schuifregelaar wordt weggeschoven van de [

A

]-kant, zal het 

geluid aan de [

B

]-kant geleidelijk aanzwellen, terwijl het geluid 

aan de [

A

]-kant geleidelijk wordt afgezwakt).

Start de weergave van een DJ-speler 

met behulp van de schuifregelaar 

(fader-start)

Als u een Pioneer DJ-speler aansluit met een bedieningskabel (bijgele-

verd bij de DJ-speler), kunt u de weergave starten of andere functies van 

de DJ-speler bedienen met de fader van dit apparaat.

Sluit vooraf dit apparaat aan op een Pioneer DJ-speler. Nadere aanwij-

zingen voor het aansluiten vindt u onder 

Aansluiten van ingangsaanslui-

tingen

 op bladzijde 7.

De fader-startfunctie kan aan of uit worden gezet voor alle DJ-spelers 

tegelijk. Zie 

Instellingen aanpassen

 op bladzijde 24 voor de 

instelprocedure.

background image

16

Nl

Beginnen met afspelen met de kanaal-fader

1  Stel [CROSS FADER ASSIGN (A, THRU, B)] 

keuzeschakelaar in op [THRU].

2  Druk op een van de [FADER START (1, 2, 3, 4)]-toetsen.

Selecteer het kanaal dat gestart moet worden met de fader-startfunctie.

3  Zet de kanaalfader zoveel mogelijk naar uzelf toe.

4  Stel de cue in op de DJ-speler.

De DJ-speler pauzeert de weergave bij het cue-punt.

5  Beweeg de kanaalfader van u af.

Het afspelen begint op de DJ-speler.

!

  Wanneer u de kanaal-fader terugzet in de oorspronkelijke stand, 

keert de speler onmiddellijk terug naar het eerder ingestelde cue-

punt, om daar de weergave te pauzeren (back-cue).

Beginnen met afspelen met de crossfader

1  Stel de [CROSS FADER ASSIGN (A, THRU, B)] 

keuzeschakelaar in op [A] of [B].

2  Druk op een van de [FADER START (1, 2, 3, 4)]-toetsen.

Selecteer het kanaal dat gestart moet worden met de fader-startfunctie.

3  Stel de crossfader in.

Schuif de regelaar naar de tegenovergestelde rand van het kanaal waar-

voor u de fader-startfunctie wilt gebruiken.

4  Stel de cue in op de DJ-speler.

De DJ-speler pauzeert de weergave bij het cue-punt.

5  Stel de crossfader in.

Het afspelen begint op de DJ-speler.

!

  Wanneer u de crossfader terugzet in de oorspronkelijke stand, keert 

de speler onmiddellijk terug naar het eerder ingestelde cue-punt, om 

daar de weergave te pauzeren (back-cue).

Gebruik van een microfoon

1  Sluit een microfoon aan op de [MIC1] of 

[MIC2]-aansluiting.

2  Stel de [OFF, ON, TALK OVER] keuzeschakelaar in op 

[ON] of [TALK OVER].

 [

ON

]: De aanduiding licht op.

 [

TALK OVER

]: De aanduiding knippert.

!

  Wanneer u instelt op [

TALK OVER

] zal het geluid van alle kanalen 

behalve dat van het [

MIC

] kanaal met 18 dB (standaardinstelling) 

worden verzwakt wanneer er een geluid van meer dan –10 dB bin-

nenkomt via de microfoon.

!

  De [

TALK OVER

] verzwakking kan worden gewijzigd via het 

[

USER SETUP

]-scherm. Nadere aanwijzingen voor het wijzigen hier-

van vindt u onder 

Instellingen aanpassen

 op bladzijde 24.

!

  De talk-over stand kan worden ingesteld op normaal of geavan-

ceerd. Nadere aanwijzingen voor het wijzigen hiervan vindt u onder 

Instellingen aanpassen

 op bladzijde 24.

3  Draai aan de [MIC1 LEVEL] of [MIC2 LEVEL] instelling.

Regel het uitgangsniveau van de geluidsweergave via het [

MIC

] kanaal.

!

  Onthoud dat helemaal naar rechts draaien een enorm hard geluid 

oplevert.

4  Geef geluidssignalen door via de microfoon.

Bijregelen van de geluidskwaliteit

Draai aan de [EQ (HI, LOW)] instellingen voor het [MIC] 

kanaal.

Zie 

Specificaties

 op bladzijde 28 voor het bereik van het geluid dat kan 

worden bijgeregeld met elk van deze regelaars.

Overschakelen tussen mono- en 

stereo-geluid

Hiermee wordt de weergave via de [

MASTER1

], [

MASTER2

], [

BOOTH

], 

[

REC OUT

], [

PHONES

], [

DIGITAL MASTER OUT

] en [

USB

]-aansluitingen 

omgeschakeld tussen mono en stereo.

!

  Om het via de [

USB

]-aansluitingen geproduceerde geluidssignaal in 

te stellen, moet u [

REC OUT

] selecteren bij [

Mixer Audio Output

] in 

het instelhulpprogramma.

Schakelt de [MONO, STEREO] keuzeschakelaar om.

 [

MONO

]: Voor weergave van mono-geluid.

 [

STEREO

]: Voor weergave van stereo-geluid.

De links/rechts-balans van het geluid regelen

De links/rechts-balans van het geluid dat wordt weergegeven via de 

[

MASTER1

], [

MASTER2

], [

BOOTH

], [

REC OUT

], [

PHONES

], [

DIGITAL 

MASTER OUT

] en [

USB

]-aansluitingen kan worden bijgeregeld.

!

  Om het via de [

USB

]-aansluitingen geproduceerde geluidssignaal in 

te stellen, moet u [

REC OUT

] selecteren bij [

Mixer Audio Output

] in 

het instelhulpprogramma.

1  Stel [MONO, STEREO] keuzeschakelaar in op 

[STEREO].

2  Draai aan de [BALANCE] instelling.

De links/rechts balans van de geluidsweergave verandert, al naar gelang 

de richting waarin u de [

BALANCE

] instelling draait en hoe ver.

!

  Door draaien naar de uiterste rechterkant wordt alleen het rech-

ter kanaal van stereo-geluid weergegeven. Door draaien naar de 

uiterste linkerkant wordt alleen het linker kanaal van stereo-geluid 

weergegeven.

Het geluid wordt weergegeven via de 

[

BOOTH

]-aansluiting.

Draai aan de [BOOTH MONITOR] instelling.

Regelt het niveau van de geluidssignalen die worden weergegeven via de 

[

BOOTH

]-aansluiting.

background image

17

Nl

Nederlands

Geavanceerde bedieningsfuncties

SOUND COLOR FX

Deze effecten veranderen in overeenstemming met de [

COLOR

]-

regelaars voor de verschillende kanalen.

1  Druk op een van de [SOUND COLOR FX]-toetsen.

Hiermee kiest u het soort effect.

De ingedrukte toets gaat knipperen.

!

  Een overzicht van de soorten effecten vindt u op 

BEAT COLOR FX/

SOUND COLOR FX effecttypen

 op bladzijde 19.

!

  Het zelfde effect wordt ingesteld voor [

CH1

] tot [

CH4

].

2  Draai aan de [COLOR] instelling.

Het effect wordt toegepast op elk kanaal waarvoor de knop werd 

ingedrukt.

BEAT COLOR FX

Het SOUND COLOR FX-effect kan worden geassocieerd met de beat (ver-

andering in volume) van het muziekstuk wanneer de [

BEAT

]-toetsen voor 

de respectievelijke kanalen worden ingedrukt. De beat-associatiefunctie 

kan apart worden ingesteld voor de respectievelijke kanalen.

Hier volgt een beschrijving van de bedieningsprocedure wanneer 

SOUND COLOR FX is ingeschakeld.

Druk op de [BEAT]-toets.

De beat-associatiefunctie wordt ingeschakeld voor het kanaal (de kana-

len) waarvoor de [

BEAT

]-toets(en) is (zijn) ingedrukt.

Het SOUND COLOR FX-effect wordt geassocieerd met de beat van het 

muziekstuk.

!

  Wanneer er opnieuw op [

BEAT

] wordt gedrukt, wordt de beat-associ-

atiefunctie uitgeschakeld.

!

  De beat-associatiefunctie kan ook worden gebruikt door SOUND 

COLOR FX in te schakelen nadat de [

BEAT

]-toets wordt ingedrukt.

BEAT EFFECT

1

2

3

6

8

4

5

7

AUTO

TAP

BPM

%

ms

CH  SELECT

PARAMETER

1

2

3

4

MIC

MST

A

B

Met deze functie kunt u onmiddellijk diverse effecten instellen volgens 

het tempo (BPM = beats per minuut) van het op dat moment weergege-

ven muziekstuk.

1

Effect-schermdeel

De naam van het geselecteerde effect wordt 

weergegeven.

2

Kanaalkeuze-

schermdeel

De naam van het kanaal waarop het effect wordt 

toegepast wordt weergegeven.

3

AUTO

 (

TAP

)

[

AUTO

] licht op wanneer de BPM-meting staat 

ingesteld op automatische werking.

[

TAP

] licht op bij gebruik van de handmatige 

invoerstand.

4

Aanduiding van 

de BPM-waarde (3 

cijfers)

In de automatische stand wordt hier de automatisch 

gemeten BPM-waarde aangegeven.

Wanneer de BPM-waarde niet gemeten kan worden, 

knippert hier de laatst waargenomen BPM-waarde.

In de handmatige invoerstand wordt hier de handma-

tig ingevoerde BPM-waarde getoond.

5

BPM

Deze blijft steeds verlicht.

6

Parameter-

schermdeel

Hier worden de parameters weergegeven die zijn 

opgegeven voor de individuele effecten.

Wanneer [

BEAT

c

d

] wordt ingedrukt, wordt de cor-

responderende beatfractie 1 seconde lang getoond.

Wanneer er een waarde buiten het parameterbereik 

wordt opgegeven met de [

BEAT

c

d

] toets, verandert 

de waarde niet en gaat het display knipperen.

7

% (ms)

Deze lichten op volgens de eenheden voor de ver-

schillende effecten.

8

Beat-schermdeel

Dit licht op aan de hand van de geselecteerde 

beatnummerpositie.

1  Druk op de [AUTO/TAP]-toets.

Kies de BPM-metingsstand.

 [

AUTO

]: Het BPM-tempo van het binnenkomende geluidssignaal 

wordt automatisch gemeten. De [

AUTO

]-functie wordt ingesteld 

wanneer dit apparaat wordt ingeschakeld.

 [

TAP

]: De BPM-waarde wordt handmatig gekozen door met een 

vinger te tikken op [

TAP

] toets.

!

  Het BPM-meetbereik in de [

AUTO

]-stand loopt van 70 tot 180 BPM. 

Voor sommige muziekstukken is het mogelijk dat het BPM-tempo 

niet correct bepaald kan worden. Als het BPM-tempo niet gemeten 

kan worden, knippert de BPM-waarde op het scherm. In dergelijke 

gevallen voert u de BPM-waarde handmatig in met de [

TAP

]-toets.

2  Verdraai de [DELAY, ECHO, UP ECHO, SPIRAL, REVERB, 

TRANS, FILTER, FLANGER, PHASER, ROBOT, SLIP ROLL, 

ROLL, REV ROLL, SND/RTN] keuzeschakelaar.

Hiermee kiest u het soort effect.

!

  Een overzicht van de soorten effecten vindt u op 

Soorten BEAT 

EFFECT

 op bladzijde 19.

!

  Om [

SND/RTN

] te gebruiken, zie 

Gebruik van een externe effectgene-

rator

 hieronder.

3  Verdraai de [1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER] 

keuzeschakelaar.

Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.

 [

1

] – [

4

]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het corres-

ponderende kanaal.

 [

MIC

]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het 

[

MIC

]-kanaal.

 [

CF.A

], [

CF.B

]: Het effect wordt toegepast op het geluid van de 

crossfader’s [

A

] (linker)- of [

B

] (rechterkant).

 [

MASTER

]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het 

[

MASTER

]-kanaal.

4  Druk op de [BEAT 

c

d

] toets.

Bepaal de beatfractie voor het synchroniseren van het effectgeluid.

De effecttijd die overeenkomt met de beat-fractie wordt automatisch 

ingesteld.

5  Druk op de [ON/OFF] toets voor [BEAT EFFECTS].

Het effect wordt toegepast op het geluid.

De tijdparameter van het effect is instelbaar door te draaien aan de 

[

TIME

]-instelling.

De kwantitatieve parameter van het effect is instelbaar door te draaien 

aan de [

LEVEL

/

DEPTH

]-instelling.

De [

ON/OFF

] toets knippert wanneer het effect wordt ingeschakeld.

!

  Wanneer er opnieuw op de [

ON/OFF

] toets wordt gedrukt, wordt het 

effect uitgeschakeld.

Handmatig invoeren van het aantal BPM

Tik minstens 2 keer op [TAP] toets op de maat van de 

beat (in kwart noten) van de weergegeven muziek.

De gemiddelde waarde van de tussenpozen waarmee de [

TAP

]-toets 

werd aangetikt, wordt ingesteld als het BPM-tempo.

!

  Wanneer het BPM-tempo is ingesteld met de [

TAP

]-toets, wordt de 

beatfractie ingesteld op [

1/1

] en dan wordt de tijd van een enkele 

beat (kwart noot) ingesteld als de effecttijd.

!

  Het BPM-tempo is handmatig instelbaar door een de [

TIME

]-

instelling te draaien terwijl u de [

TAP

]-toets indrukt.

background image

18

Nl

!

  De BPM kan worden ingesteld in stappen van 0,1 door op 

[

AUTO/TAP

] te drukken terwijl [

TAP

] ingedrukt wordt gehouden en 

[

TIME

] wordt verdraaid terwijl de twee toetsen ingedrukt worden 

gehouden.

Gebruik van een externe effectgenerator

1  Sluit dit apparaat aan op een externe effectgenerator.

Nadere aanwijzingen voor het aansluiten vindt u onder 

Aansluiten van 

uitgangsaansluitingen

 op bladzijde 7.

2  Verdraai de [DELAY, ECHO, UP ECHO, SPIRAL, REVERB, 

TRANS, FILTER, FLANGER, PHASER, ROBOT, SLIP ROLL, 

ROLL, REV ROLL, SND/RTN] keuzeschakelaar.

Selecteer [

SND/RTN

].

3  Verdraai de [1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER] 

keuzeschakelaar.

Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.

4  Druk op de [ON/OFF] toets voor [BEAT EFFECTS].

Het geluid dat door de externe effectgenerator is gegaan wordt uitge-

stuurd via de [

MASTER

]-kanaal.

!

  Wanneer er opnieuw op de [

ON/OFF

] toets wordt gedrukt, wordt het 

effect uitgeschakeld.

Bedienen van DJ-software met de 

MIDI-functie

Dit toestel is uitgerust met een “volledig toewijsbare MIDI” functie 

waarmee de bedieningsinformatie voor vrijwel alle instellingen en toet-

sen van het toestel als MIDI-signalen naar de DJ-software kan worden 

gestuurd. Dit toestel kan worden gebruikt als USB MIDI-controller 

wanneer het via een USB-kabel is aangesloten op een computer 

waarop MIDI-compatibele DJ-software is geïnstalleerd. Bovendien kan 

het tempo (BPM) van het weergegeven geluid worden verzonden als 

MIDI-timingklokken, zodat het tempo van de DJ-software kan worden 

gesynchroniseerd met het tempo van de geluid dat door dit toestel wordt 

geproduceerd.

Om DJ-software te bedienen vanaf dit toestel, moet er eerst MIDI-

compatibele DJ-software worden geïnstalleerd op de computer. De 

MIDI-gerelateerde instellingen moeten ook op de DJ-software worden 

verricht.

!

  Zie voor de berichten die dit toestel doorgeeft 

Lijst van MIDI-berichten

op bladzijde 22.

!

 Zie 

Instellingen aanpassen

 op bladzijde 24 als u het MIDI-kanaal van 

dit toestel wilt veranderen.

1  Verbind de [USB]-aansluiting van dit apparaat met de 

computer.

Zie 

Aansluiten op het bedieningspaneel

 op bladzijde 8 voor nadere details 

over de aansluitingen.

2  Start de DJ-software op.

3  Druk op de [MIDI] [ON/OFF]-toets.

Schakel de MIDI-functie in.

De verzending van MIDI-berichten begint.

!

  Wanneer een fader of andere regelaar wordt verplaatst, zal er een 

bericht worden verstuurd dat de nieuwe positie doorgeeft.

!

  Wanneer de [

START

/

STOP

] toets wordt ingedrukt en meer dan 

2 seconden ingedrukt wordt gehouden, wordt er een set MIDI-

meldingen die corresponderen met de toets, fader of de posities van 

de instellingen verstuurd (Snapshot).

!

  Wanneer de [

ON/OFF

]-toets voor [

MIDI

] nog eens wordt ingedrukt, 

zal de overdracht van MIDI-meldingen stoppen.

!

  De MIDI-timingklokken (BPM-informatie) worden verzonden onge-

acht de instelling van de [

MIDI

] [

ON/OFF

]-toets.

Verzenden van de berichten voor MIDI-start en 

MIDI-stop

Druk op de [START/STOP] toets voor [MIDI].

!

  De berichten voor MIDI-start en MIDI-stop worden beurtelings ver-

zonden, telkens wanneer u op de [

START

/

STOP

]-toets drukt, onge-

acht of de MIDI-functie aan of uit staat.

Bediening van een externe 

MIDI-sequencer

Dit toestel is uitgerust met een “volledig toewijsbare MIDI” functie waar-

mee de bedieningsinformatie voor vrijwel alle instellingen en toetsen 

van het toestel als MIDI-signalen naar externe apparatuur (effectgene-

rator enz.) kan worden gestuurd. Dit toestel kan worden gebruikt als 

USB MIDI-controller wanneer het via een MIDI-kabel is aangesloten op 

MIDI-compatibele externe apparatuur. Bovendien kan het tempo (BPM) 

van het weergegeven geluid worden verzonden als MIDI-timingklokken, 

zodat het tempo van de externe apparatuur (sequencer enz.) kan worden 

gesynchroniseerd met het tempo van de geluid dat door dit toestel wordt 

geproduceerd.

!

  Zie voor de berichten die dit toestel doorgeeft 

Lijst van MIDI-berichten

op bladzijde 22.

!

  Externe MIDI-sequencers die niet geschikt zijn voor de MIDI-tijdklok 

kunnen niet worden gesynchroniseerd.

!

  Externe MIDI-sequencers kunnen niet worden gesynchroniseerd 

voor geluidsbronnen waarvan het BPM-tempo niet betrouwbaar kan 

worden gemeten.

!

  MIDI-tijdkloksignalen worden ook doorgegeven bij BPM-waarden die 

handmatig zijn ingevoerd door het aantikken van de [

TAP

]-toets met 

een vinger. Het bereik van de MIDI-tijdklok loopt van 40 BPM tot 250 

BPM.

1  Verbind de [MIDI OUT]-aansluiting met de MIDI IN-

aansluiting van de externe MIDI-sequencer met een in 

de handel verkrijgbare MIDI-kabel.

2  Stel de synchronisatiefunctie van de externe MIDI-

sequencer in op “Slave”.

3  Druk op de [START/STOP] toets voor [MIDI].

Het MIDI-startbericht wordt verzonden.

4  Druk op de [MIDI] [ON/OFF]-toets.

De verzending van MIDI-berichten begint.

background image

19

Nl

Nederlands

Soorten effecten

BEAT COLOR FX/SOUND COLOR FX effecttypen

Effectnaam

[

BEAT

] knop 

status

Beschrijving

[

COLOR

] instelling

NOISE

Uit

Witte ruis geproduceerd binnenin dit apparaat wordt 

samengemengd met het geluid van het kanaal via een 

filter en dan weergegeven.

!

  Het volume kan worden aangepast door de 

[

TRIM

]-instellingen voor de respectievelijke kana-

len te verdraaien. De geluidskwaliteit kan worden 

ingesteld door de [

EQ/ISO

 (

HI

MID

LOW

)]-

instellingen te verdraaien.

Tegen de klok in draaien: De grensfrequentie voor het 

filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk 

lager.

Met de klok mee draaien: De grensfrequentie voor het 

filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk 

hoger.

Aan

Het volume verandert aan de hand van de beat.

Tegen de klok in draaien: De grensfrequentie voor het 

filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk 

lager.

Met de klok mee draaien: De grensfrequentie voor het 

filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk 

hoger.

GATE

Uit

Een gate-effect maakt het geluid strakker en vermin-

dert het gevoel van volume.

Tegen de klok in draaien: Het gate-effect wordt toegepast 

op de midden en hoge frequenties.

Met de klok mee draaien: Het gate-effect wordt toege-

past op de lage en hoge frequenties.

Aan

Het geluid wordt opgenomen terwijl de gate open is 

en wanneer de gate gesloten is, wordt het opgenomen 

geluid verschillende keren weergegeven.

Tegen de klok in draaien: Het gate-effect wordt toegepast 

op de midden en hoge frequenties en het gesamplede 

geluid wordt eraan toegevoegd.

Met de klok mee draaien: Het gate-effect wordt toege-

past op de lage en hoge frequenties en het gesamplede 

geluid wordt eraan toegevoegd.

CRUSH

Uit

Comprimeert het oorspronkelijke geluid voor 

weergave.

Tegen de klok in draaien: Vergroot de vervorming van 

het geluid.

Met de klok mee draaien: Het geluid wordt gecompri-

meerd voor het door het hoogdoorlaatfilter passeert.

Aan

De vervorming verandert aan de hand van de beat.

Tegen de klok in draaien: Vergroot de vervorming van 

het geluid.

Met de klok mee draaien: Het geluid wordt gecompri-

meerd voor het door het hoogdoorlaatfilter passeert.

FILTER

Uit

Produceert geluid dat door een filter is gegaan.

Tegen de klok in draaien: Vermindert de afsnijfrequentie 

van het laagdoorlaatfilter geleidelijk.

Met de klok mee draaien: Verhoogt de afsnijfrequentie 

van het hoogdoorlaatfilter geleidelijk.

Aan

De afsnijfrequentie van het filter verandert aan de 

hand van de beat.

Tegen de klok in draaien: Vermindert de afsnijfrequentie 

van het laagdoorlaatfilter geleidelijk.

Met de klok mee draaien: Verhoogt de afsnijfrequentie 

van het hoogdoorlaatfilter geleidelijk.

Soorten BEAT EFFECT

DELAY

1

Een vertraagd geluid wordt één keer geproduceerd overeenkomstig de 

beatfractie die is ingesteld met de [

BEAT

c

d

] toetsen.

Wanneer een 1/2 beat vertraagd geluid wordt toegevoegd, worden 4 

beats nu 8 beats.

Origineel 

(4 beats)

1/2-beat 

vertraging 

(8 beats)

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een vertraging in te stellen van 

1/8

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.

1

 tot 

4000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-

spronkelijke geluid en het vertraagde geluid.

ECHO

1

2

Een vertraagd geluid wordt verschillende keren geleidelijk verzwakt 

geproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de 

[

BEAT

c

d

] toetsen.

Met 1/1 beat-echo’s zullen de vertraagde geluiden wegsterven volgens 

het tempo van het muziekstuk, ook nadat het inkomend geluid al is 

afgekapt.

Inkomend geluid 

weggedraaid

Tijd

Uitfaden

1 beat

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een vertraging in te stellen van 

1/8

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.

1

 tot 

4000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-

spronkelijke geluid en het echogeluid.

background image

UP ECHO

1

2

Een vertraagd geluid wordt verschillende keren geleidelijk verzwakt 

geproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de 

[

BEAT

c

d

] toetsen.

Met 1/1 beat-echo’s zullen de vertraagde geluiden wegsterven volgens 

het tempo van het muziekstuk, ook nadat het inkomend geluid al is 

afgekapt.

Het is ook mogelijk om de toonhoogte van het echogeluid te veranderen.

Inkomend 

geluid 

weggedraaid Uitfaden

Tijd

1 beat

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een vertraging in te stellen van 

1/8

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.

1

 tot 

4000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik dit om de balans tussen het oorspronkelijke 

geluid en de echo in te stellen en om de hoeveelheid 

in te stellen waarmee de toonhoogte van de echo 

verandert.

SPIRAL

1

2

Deze functie voegt een nagalmeffect toe aan het inkomend geluid.

Wanneer de vertraging wordt gewijzigd, verandert tegelijkertijd de 

toonhoogte.

Inkomend geluid 

weggedraaid

Tijd

Uitfaden

1 beat

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een vertraging in te stellen van 

1/8

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.

10

 tot 

4000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik dit om de balans te regelen van het oor-

spronkelijke geluid en het effectgeluid en om de 

kwantitatieve parameter in te stellen.

REVERB

1

2

Deze functie voegt een nagalmeffect toe aan het inkomend geluid.

Niveau

Direct geluid

Vroege weerkaatsingen

Nagalm 

1%

100%

Tijd

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om de hoeveelheid nagalmeffect in te 

stellen, van 

1

 – 

100

 %.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de hoeveelheid nagalmeffect te 

regelen.

1

 – 

100

 (%)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik dit om de balans in te stellen tussen het 

oorspronkelijke geluid en het effectgeluid en om de 

afsnijfrequentie van het filter waar het effectgeluid 

door gefilterd wordt in te stellen.

TRANS

1

Het geluid wordt afgesneden overeenkomstig de beatfractie die is inge-

steld met de [

BEAT

c

d

] toetsen.

Gekapt

Gekapt

1/1 beat

Tijd

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een afsnijtijd in te stellen van 

1/16

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.

10

 tot 

16000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Regelt de balans tussen het oorspronkelijke geluid 

en het effectgeluid.

FILTER

1

De afsnijfrequentie van het filter wordt gewijzigd overeenkomstig de 

beatfractie die is ingesteld met de [

BEAT

c

d

] toetsen.

Frequentie

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om de cyclus in te stellen voor het ver-

plaatsen van de afsnijfrequentie als tijd, 

1/4

 – 

64/1

in verhouding tot de tijd voor één beat van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de plaats in te stellen waar de 

grensfrequentie verplaatst wordt.

10

 tot 

32000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Hoe verder u de regelknop naar rechts draait, des te 

geprononceerder klinkt het effect.

FLANGER

1

Een flangereffect van 1-cyclus lang wordt geproduceerd overeenkomstig 

de beatfractie die is ingesteld met de [

BEAT

c

d

] toetsen.

Cyclus

Tijd

Korte vertraging

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van 

1/4

– 

64/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat van 

de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik dit om de cyclus in te stellen waarmee het 

flangereffect wordt verplaatst.

10

 tot 

32000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Hoe verder u de regelknop naar rechts draait, des te 

geprononceerder klinkt het effect.

Wanneer u de knop geheel naar links draait, wordt 

alleen het oorspronkelijk geluid weergegeven.

PHASER

1

Het phasereffect wordt gewijzigd overeenkomstig de beatfractie die is 

ingesteld met de [

BEAT

c

d

] toetsen.

Cyclus

Faseverschuiving

Tijd

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om de cyclus in te stellen voor het 

verplaatsen van phasereffect als tijd, 

1/4

 – 

64/1

, in 

verhouding tot de tijd voor één beat van de BPM.

20

Nl

background image

21

Nl

Nederlands

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Deze bepaalt de cyclus waarmee het phaser-effect 

wordt verplaatst.

10

 tot 

32000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Hoe verder u de regelknop naar rechts draait, des te 

geprononceerder klinkt het effect.

Wanneer u de knop geheel naar links draait, wordt 

alleen het oorspronkelijk geluid weergegeven.

ROBOT

1

Het oorspronkelijke geluid wordt veranderd in een geluid als van een 

robot.

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om de hoeveelheid effectgeluid in te 

stellen, van 

-100

 – 

100

 %.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de hoeveelheid effectgeluid te 

regelen.

-100

100

 (%)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Regelt de balans tussen het oorspronkelijke geluid 

en het effectgeluid.

SLIP ROLL

1

2

Het geluid dat wordt ingevoerd op het punt waar er op [

ON/OFF

] wordt 

gedrukt wordt opgenomen en het opgenomen geluid wordt herhaaldelijk 

gereproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de 

[

BEAT

c

d

] toetsen.

Wanneer de effecttijd verandert, wordt het inkomend geluid opnieuw 

opgenomen.

1/1 herhaling

1/2 herhaling

Origineel

Herhaling

Gewijzigd van 

1/2 naar 1/1

Effect 

ingeschakeld

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van 

1/16

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.

10

 tot 

4000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-

spronkelijke geluid en de 

ROLL

.

ROLL

1

2

Het geluid dat wordt ingevoerd op het punt waar er op [

ON/OFF

] wordt 

gedrukt wordt opgenomen en het opgenomen geluid wordt herhaaldelijk 

gereproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de 

[

BEAT

c

d

] toetsen.

Effect ingeschakeld

Herhaald

Origineel

1/1 

herhaling

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van 

1/16

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.

10

 tot 

4000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-

spronkelijke geluid en de 

ROLL

.

REV ROLL

1

2

Het geluid dat wordt ingevoerd op het punt waar er op [

ON/OFF

] wordt 

gedrukt wordt opgenomen en het opgenomen geluid wordt omgekeerd 

en dan herhaaldelijk gereproduceerd overeenkomstig de beatfractie die 

is ingesteld met de [

BEAT

c

d

] toetsen.

Effect ingeschakeld

Omgekeerd en herhaald

Origineel

1/1 omkeer-

herhaling

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van 

1/16

 – 

16/1

 in verhouding tot de tijd voor één beat 

van de BPM.

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.

10

 tot 

4000

 (ms)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-

spronkelijke geluid en de 

ROLL

.

SND/RTN

1

Hierop kunt u een externe effectgenerator, enz. aansluiten.

DJM-850

SEND

RETURN

Effectgenerator

LEVEL

MIC 1

MIC 2

EQ

0

0

POWER

MIC

USB

MIC1

AUTO

/ TAP

START

/ STOP

CH   SELECT

PARAMETER

1

2

3

4

MIC

A

B MST

TIME

MAX

LEVEL / DEPTH

ON / OFF

MIN

MIDI

BEAT EFFECTS

BEAT

TAP

ON/ OFF

SETUP

PHASER

SPIRAL

FLANGER

SLIP  ROLL

ROLL

FILTER

TRANS

REV ROLL

SND/ RTN

ROBOT

REVERB

ECHO

UP ECHO

DELAY

HI

LOW

12

12

12

12

ON

TALK

OVER

OFF

SOUND COLOR FX

NOISE

GATE

CRUSH

FILTER

1

2

3

4

FADER START

HEAD PHONES

STEREO

MONO SPLIT

MASTER

0

MIXING

LEVEL

CUE

PHONES

CD/LINE PHONO

USB

1/2

EQ/

TRIM

9

HI

6

-26

/

MID

6

-26

/

LOW

6

-26

/

ISO

OVER

10

7

4

2

1

- 1

- 2

- 3

- 5

- 7

-10

-15

-24

dB

0

BEAT

COLOR

HI

LOW

CUE

B

A THRU

10

9

8

7

6

5

4

3

2

1

0

CD/LINE

LINE

USB

3/4

EQ/

TRIM

9

HI

6

-26

/

MID

6

-26

/

LOW

6

-26

/

ISO

OVER

10

7

4

2

1

- 1

- 2

- 3

- 5

- 7

-10

-15

-24

dB

0

BEAT

COLOR

HI

LOW

CUE

B

A THRU

10

9

8

7

6

5

4

3

2

1

0

CD/LINE

LINE

USB

5/6

EQ/

TRIM

9

HI

6

-26

/

MID

6

-26

/

LOW

6

-26

/

ISO

OVER

10

7

4

2

1

- 1

- 2

- 3

- 5

- 7

-10

-15

-24

dB

0

OVER

10

7

4

2

1

- 1

- 2

- 3

- 5

- 7

-10

-15

-24

R

L

dB

0

BEAT

COLOR

HI

LOW

CUE

B

A THRU

10

9

8

7

6

5

4

3

2

1

0

CD/LINE PHONO

USB

7/8

EQ/

TRIM

9

HI

6

-26

/

MID

6

-26

/

LOW

6

-26

/

ISO

OVER

10

7

4

2

1

- 1

- 2

- 3

- 5

- 7

-10

-15

-24

dB

0

BEAT

COLOR

HI

LOW

CUE

CUE

CUE

B

A THRU

STEREO

EQ

MONO

B

A

ISOLATOR

WAKE UP

LEVEL

0

BALANCE

R

L

MASTER

BOOTH  MONITOR

EQ  CURVE

CH  FADER

CROSS  FADER

0

AUTO

TAP

BPM

%

ms

1

2

3

4 MIC

CF.A

CF.B

MASTER

CROSS FADER ASSIGN

BEAT

c

d

 toetsen (para-

meter 1)

TIME

 instelling (parame-

ter 2)

LEVEL/DEPTH

 instelling 

(parameter 3)

Regelt het niveau van de geluidssignalen die binnen-

komen via de [

RETURN

]-aansluiting.

1

  Als het geluid voor het kanaal waarmee u wilt meeluisteren niet 

wordt weergegeven via het [

MASTER

] kanaal wanneer [

CF.A

], [

CF.B

of [

MASTER

] is geselecteerd met de [

1

2

3

4

MIC

CF.A

CF.B

MASTER

] keuzeschakelaar, kan er niet worden meegeluisterd, ook 

niet door op de [

CUE

] toets te drukken voor [

BEAT EFFECTS

].

2

  Als het effect uit is, kan er niet worden meegeluisterd, ook niet als er 

op de [

CUE

] toets voor [

BEAT EFFECTS

] wordt gedrukt.

background image

Lijst van MIDI-berichten

!

  “CC” is de afkorting voor “control change”. Een control change is een type MIDI-signaal voor het verzenden van diverse soorten bedieningsinforma-

tie, zoals timbre, volume enz.

Op dit toestel worden waarden van 0 t/m 127 voornamelijk geproduceerd als CC wanneer instellingen en faders worden gebruikt. CC-signalen 

worden ook geproduceerd wanneer bepaalde toetsen worden gebruikt.

!

  “Note” is een MIDI term die wordt gebruikt wanneer er tonen worden aangeslagen of losgelaten op een piano of ander toetsenbord.

Categorie

SW-naam

SW-type

MIDI-toewijzing

Trigger/Alterneren

Overgebrachte gegevens

CH1

TRIM

Instelling

CC 001

0-127

HI

Instelling

CC 002

0-127

MID

Instelling

CC 003

0-127

LOW

Instelling

CC 004

0-127

BEAT

Toets

CC 101

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

COLOR

Instelling

CC 005

0-127

CUE

Toets

CC 070

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

Kanaal-fader

Instelling

CC 017

0-127

CROSS FADER ASSIGN

Schakelaar

CC 065

0, 64, 127

CH2

TRIM

Instelling

CC 006

0-127

HI

Instelling

CC 007

0-127

MID

Instelling

CC 008

0-127

LOW

Instelling

CC 009

0-127

BEAT

Toets

CC 102

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

COLOR

Instelling

CC 010

0-127

CUE

Toets

CC 071

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

Kanaal-fader

Instelling

CC 018

0-127

CROSS FADER ASSIGN

Schakelaar

CC 066

0, 64, 127

CH3

TRIM

Instelling

CC 012

0-127

HI

Instelling

CC 014

0-127

MID

Instelling

CC 015

0-127

LOW

Instelling

CC 021

0-127

BEAT

Toets

CC 103

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

COLOR

Instelling

CC 022

0-127

CUE

Toets

CC 072

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

Kanaal-fader

Instelling

CC 019

0-127

CROSS FADER ASSIGN

Schakelaar

CC 067

0, 64, 127

CH4

TRIM

Instelling

CC 080

0-127

HI

Instelling

CC 081

0-127

MID

Instelling

CC 092

0-127

LOW

Instelling

CC 082

0-127

BEAT

Toets

CC 104

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

COLOR

Instelling

CC 083

0-127

CUE

Toets

CC 073

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

Kanaal-fader

Instelling

CC 020

0-127

CROSS FADER ASSIGN

Schakelaar

CC 068

0, 64, 127

Crossfader-regelaar

Crossfader-regelaar

Instelling

CC 011

0-127

Fadercurve

CH FADER

 (

) Schakelaar

CC 094

0, 64, 127

CROSS FADER

 (

)

Schakelaar

CC 095

0, 64, 127

Master

MASTER LEVEL

Instelling

CC 024

0-127

BALANCE

Instelling

CC 023

0-127

CUE

Toets

CC 074

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

EQ CURVE

 (

ISOLATOR

EQ

)

Schakelaar

CC 033

0, 127

BOOTH MONITOR

BOOTH MONITOR

Instelling

CC 025

0-127

BEAT EFFECTS

c

Toets

CC 076

Alleen trigger

UIT=0, AN=127

d

Toets

CC 077

Alleen trigger

UIT=0, AN=127

AUTO/TAP

Toets

CC 069

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

TAP

Toets

CC 078

Alleen trigger

UIT=0, AN=127

CUE

Toets

CC 075

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

22

Nl

background image

23

Nl

Nederlands

Categorie

SW-naam

SW-type

MIDI-toewijzing

Trigger/Alterneren

Overgebrachte gegevens

BEAT EFFECTS

EFFECT 

SELECT

DELAY

Schakelaar

CC 042

2

UIT=0, AN=127

ECHO

Schakelaar

CC 055

2

UIT=0, AN=127

UP ECHO

Schakelaar

CC 061

2

UIT=0, AN=127

SPIRAL

Schakelaar

CC 043

2

UIT=0, AN=127

REVERB

Schakelaar

CC 054

2

UIT=0, AN=127

TRANS

Schakelaar

CC 053

2

UIT=0, AN=127

FILTER

Schakelaar

CC 059

2

UIT=0, AN=127

FLANGER

Schakelaar

CC 050

2

UIT=0, AN=127

PHASER

Schakelaar

CC 057

2

UIT=0, AN=127

ROBOT

Schakelaar

CC 051

2

UIT=0, AN=127

SLIP ROLL

Schakelaar

CC 058

2

UIT=0, AN=127

ROLL

Schakelaar

CC 046

2

UIT=0, AN=127

REV ROLL

Schakelaar

CC 047

2

UIT=0, AN=127

SND/RTN

Schakelaar

CC 062

2

UIT=0, AN=127

CH SELECT

CH1

Schakelaar

CC 034

2

UIT=0, AN=127

CH2

Schakelaar

CC 035

2

UIT=0, AN=127

CH3

Schakelaar

CC 036

2

UIT=0, AN=127

CH4

Schakelaar

CC 037

2

UIT=0, AN=127

MIC

Schakelaar

CC 038

2

UIT=0, AN=127

CF.A

Schakelaar

CC 039

2

UIT=0, AN=127

CF.B

Schakelaar

CC 040

2

UIT=0, AN=127

MASTER

Schakelaar

CC 041

2

UIT=0, AN=127

TIME

Schakelaar

CC 013

Schakelaar

CC 045

TIME

 waarde (Wanneer 

FLANGER

PHASER

 of 

FILTER

 is geselecteerd, wordt 

de waarde gehalveerd. Wanneer een 

negatieve waarde is geselecteerd, wordt 

deze ingesteld op een positieve waarde.)

LEVEL

/

DEPTH

Schakelaar

CC 091

0-127

ON

/

OFF

!

  Wanneer er een 

ander effect dan 

[

SND/RTN

] is gese-

lecteerd bij BEAT 

EFFECT

Toets

CC 114

UIT=0, AN=127

ON

/

OFF

!

  Wanneer [

SND/RTN

is geselecteerd bij 

BEAT EFFECT

Toets

CC 064

UIT=0, AN=127

MIC

HI

Instelling

CC 030

0-127

LOW

Instelling

CC 031

0-127

SOUND COLOR FX

NOISE

Toets

CC 085

Trigger/Alterneren

1

UIT=0, AN=127

GATE

Toets

CC 105

Trigger/Alterneren

1

UIT=0, AN=127

CRUSH

Toets

CC 086

Trigger/Alterneren

1

UIT=0, AN=127

FILTER

Toets

CC 087

Trigger/Alterneren

1

UIT=0, AN=127

Fader Start

FADER START 1

Toets

CC 088

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

FADER START 2

Toets

CC 089

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

FADER START 3

Toets

CC 090

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

FADER START 4

Toets

CC 093

Trigger/Alterneren

UIT=0, AN=127

HEADPHONES

MIXING

Instelling

CC 027

0-127

LEVEL

Instelling

CC 026

0-127

Timing Clock

Timingklok

Fader Start

FADER START 1

Opmerking 102

BACK CUE = 0, PLAY = 127

FADER START 2

Opmerking 103

BACK CUE = 0, PLAY = 127

FADER START 3

Opmerking 104

BACK CUE = 0, PLAY = 127

FADER START 4

Opmerking 105

BACK CUE = 0, PLAY = 127

MIDI

START

Toets

START

STOP

Toets

STOP

1

  Wanneer het inschakelen van een toets de stand van een andere toets omschakelt van aan naar uit, worden de MIDI aan- en uit-signalen van de beide toetsen doorgegeven.

Wanneer er geen toets is die wordt uitgeschakeld, wordt alleen het MIDI aan-signaal van de ingedrukte toets doorgegeven.

2

  Bij omschakelen van de ene stand naar de andere, worden de MIDI ON en OFF signalen verstuurd voor de respectievelijke standen.

!

  Wanneer de [

START

/

STOP

]-toets meer dan 1 seconde ingedrukt wordt gehouden, worden MIDI-meldingen die corresponderen met de standen van de toetsen, faders en 

bedieningsorganen gebundeld verstuurd (Snapshot).

Het MIDI Snapshot verstuurt alle MIDI-meldingen behalve MIDI Start en MIDI Stop.

background image

24

Nl

Instellingen aanpassen

1  Houd de [MIDI] [SETUP (WAKE UP)] toets tenminste 1 

seconde lang ingedrukt.

Het [

USER SETUP

]-scherm verschijnt.

!

  Om het [

CLUB SETUP

]-scherm te openen, moet u het toestel eerst 

uitschakelen, waarna u [

POWER

] weer indrukt terwijl u [

MIDI

[

SETUP

 (

WAKE UP

)] ingedrukt houdt.

2  Druk op de [BEAT 

c

d

] toets.

Kies het in te stellen item.

3  Druk op de [TAP] toets.

Het scherm schakelt over naar het instelscherm voor de waarde van het 

item in kwestie.

4  Druk op de [BEAT 

c

d

] toets.

Verander de ingestelde waarde.

5  Druk op de [TAP] toets.

Voer de ingestelde waarde in.

Het vorige scherm verschijnt weer.

!

  Druk op [

AUTO/TAP

] om terug te keren naar het vorige scherm 

zonder de instellingen te veranderen.

6  Druk op de [SETUP (WAKE UP)] knop.

Sluit het [

USER SETUP

]-scherm.

!

  Om het [

CLUB SETUP

]-scherm te sluiten, drukt u op de [

POWER

]-

toets om dit toestel uit te schakelen.

Omtrent de automatische 

ruststandfunctie

Wanneer [

Auto Standby

] staat ingesteld op [

ON

], wordt het toestel 

automatisch uit (standby) gezet als er meer dan 4 uur verstrijken en aan 

al de onderstaande voorwaarden is voldaan.

  Als geen van de bedieningsknoppen of regelaars wordt bediend.

  Als er geen geluidssignalen van 

–10 dB

 of meer binnenkomen via de 

ingangsaansluitingen van dit apparaat.

!

  Wanneer [

SETUP

 (

WAKE UP

)]-toets wordt ingedrukt, wordt de 

paraatstand geannuleerd.

!

  Bij aflevering van dit apparaat staat de energiebesparingsfunctie 

ingeschakeld. Als u de energiebesparingsfunctie niet wilt gebruiken, 

zet u [

Auto Standby

] op [

OFF

].

Over de talk-over functie (inspreekniveau)

De talk-over functie (inspreekniveau) heeft de twee hieronder beschre-

ven standen.

 [

ADV

] (Geavanceerd inspreekniveau (talk-over)): Alleen de midden-

tonen van het geluid van de kanalen anders dan het [

MIC

] kanaal 

worden verzwakt overeenkomstig de ingestelde [

Talk Over LEVEL

waarde en de weergave.

dB

Frequentie

 [

NOR

] (normaal inspreekniveau (talk-over)): Het geluid van de kana-

len anders dan het [

MIC

] kanaal wordt verzwakt overeenkomstig de 

ingestelde [

Talk Over LEVEL

] waarde en de weergave.

dB

Frequentie

Voorkeurinstellingen maken

*: Instellingen bij aanschaf

Functie

Optionele 

instellingen

Schermweergave

Ingestelde 

waarde

Beschrijving

USER SETUP

Fader Start

F.S.

ON

*, 

OFF

Zet de fader-startfunctie aan en uit voor alle DJ-spelers die zijn verbonden met de 

[

CONTROL

]-aansluitingen.

MIDI CH

MIDI CH

1

* tot 

16

Voor instellen van het MIDI-kanaal.

MIDI Button Type MIDI BT

TGL

*, 

TRG

Selecteert de MIDI-signaalverzendmethode, [

TGL

 (

TOGGLE

)] of [

TRG

 (

TRIGGER

)].

Talk Over Mode

TLK MOD

ADV

*, 

NOR

Selecteert de stand van de talk-over functie (inspreekniveau), [

ADV

(

ADVANCED

)] of 

[

NOR

(

NORMAL

)].

Talk Over LEVEL

TLK LVL

–6 dB

–12 dB

,  

–18 dB

*, 

–24 dB

Stelt het verzwakkingsniveau in voor de talk-over functie (inspreekniveau).

CLUB SETUP

Digital Master Out 

Level

DOUT LV

–19 dB

*, 

–15 dB

–10 dB

–5 dB

Stelt het maximum niveau in van het geluid dat wordt weergegeven via de [

DIGITAL 

MASTER OUT

]-aansluitingen. 

1

Digital Master Out 

Sampling Rate

DOUT FS

48 kHz

96 kHz

*

Stelt de digitale signaalbemonsteringswaarde in.

MASTER ATT.

MST ATT

–6 dB

–3 dB

0 dB

*

Stelt het verzwakkingsniveau in van het geluid dat wordt weergegeven via de [

MASTER1

en [

MASTER2

]-aansluitingen.

Auto Standby

AUTOSTB

ON

*, 

OFF

Activeert en deactiveert de automatische ruststandfunctie.

Mic Output To 

Booth Monitor

MIC BTH

ON

*, 

OFF

Bepaalt of er wel of geen microfoongeluiden worden uitgestuurd via de 

[

BOOTH

]-aansluitingen.

PC UTILITY

PC UTLY

ON

*, 

OFF

Stelt in of het instelhulpprogramma van de computer automatisch moet worden opge-

start wanneer er een USB-kabel wordt aangesloten.

Factory Reset

INITIAL

YES

NO

*

Alle instellingen in de beginstand terugzetten.

1

  Let op, want het weergegeven geluid kan ook vervormd raken wanneer de masterniveau-indicator niet helemaal tot boven toe oplicht.

background image

25

Nl

Nederlands

Aanvullende informatie

Verhelpen van storingen

!

  Verkeerde bediening kan vaak de oorzaak zijn van een schijnbare storing of foutieve werking. Wanneer u denkt dat er iets mis is met dit apparaat, 

controleert u eerst de onderstaande punten. Soms ligt de oorzaak van het probleem bij een ander apparaat. Controleer daarom ook de andere com-

ponenten en elektrische apparatuur die gebruikt wordt. Als u het probleem aan de hand van de onderstaande controlepunten niet kunt verhelpen, 

verzoekt u dan uw dichtstbijzijnde officiële Pioneer onderhoudsdienst of uw vakhandelaar om het apparaat te laten repareren.

!

  De disc-speler kan soms niet goed werken vanwege statische elektriciteit of andere externe invloeden. In dergelijke gevallen kunt u de normale 

werking herstellen door de stekker even uit het stopcontact te trekken en die even later weer in te steken.

Probleem

Controle

Oplossing

De stroom wordt niet ingeschakeld.

Is het netsnoer naar behoren aangesloten?

Steek de netsnoerstekker in het stopcontact.

Er klinkt niet of nauwelijks geluid.

Staat de [

CD/LINE

PHONO

LINE

USB */*

keuzeschakelaar in de juiste stand?

Zet de [

CD/LINE

PHONO

LINE

USB */*

] keuzeschakelaar naar de ingangsbron 

voor het kanaal. (pagina 15)

Zijn de aansluitsnoeren goed aangesloten?

Zorg dat de aansluitsnoeren juist zijn aangesloten. (pagina 7)

Zijn de aansluitbussen en de stekkers vuil?

Maak de aansluitbussen en de stekkers schoon voordat u aasluitingen gaat 

maken.

Staat [

MASTER ATT.

] ingesteld op [

–6 dB

], enz.?

Ga naar het [

CLUB SETUP

]-scherm en wijzig [

MASTER ATT.

]. (bladzijde 24)

Er wordt geen digitaal geluid 

weergegeven.

Is de bemonsteringsfrequentie (fs) voor de digitale 

audio-uitgang wel geschikt voor het aangesloten 

apparaat?

In het [

CLUB SETUP

]-scherm stelt u [

Digital Master Out Sampling Rate

] in 

volgens de specificaties van de aangesloten apparatuur. (bladzijde 24)

Vervorming in het geluid.

Is het uitgangsniveau van de geluidsweergave via 

het [

MASTER

] kanaal correct ingesteld?

Verstel de [

MASTER LEVEL

]-instelling zodanig dat de hoofdkanaalniveau-indica-

tor oplicht tot ongeveer [

0 dB

] bij het pieksignaalniveau. (Pagina 15)

Stel [

MASTER ATT.

] in op [

–3 dB

] of [

–6 dB

]. (bladzijde 24)

Is het niveau van het inkomend geluid voor elk 

kanaal goed ingesteld?

Verstel de [

TRIM

]-instelling zodanig dat de kanaalniveau-indicator oplicht tot 

ongeveer [

0 dB

] bij het pieksignaalniveau. (Pagina 15)

De crossfader werkt niet.

Zijn de 

CROSS FADER ASSIGN

 (

A

THRU

B

keuzeschakelaars correct ingesteld?

Stel de [

CROSS FADER ASSIGN

 (

A

THRU

B

)] keuzeschakelaar correct in voor 

de diverse kanalen. (Pagina 15)

Het starten van de DJ-spaler via de 

fader lukt niet.

Staat [

FADER START

] ingesteld op [

OFF

]?

Ga naar het [

USER SETUP

] scherm en stel [

FADER START

] in op [

ON

]. (bladzijde 

24)

Zet de [

FADER START

]-toets op het bedieningspaneel op [

ON

]. (Pagina 15)

Is de DJ-speler juist aangesloten op de 

[

CONTROL

]-aansluiting?

Verbind de [

CONTROL

]-aansluiting op de juiste manier met uw DJ-speler via een 

bedieningskabel. (pagina 7)

Zijn de audiosnoeren goed aangesloten?

Sluit de audio-ingangsaansluitingen van dit apparaat met een audiosnoer aan 

op de audio-uitgangsaansluitingen van de DJ-speler. (pagina 7)

De [

BEAT EFFECTS

] werkt niet.

Is de [

1

2

3

4

MIC

CF.A

CF.B

MASTER

] keuze-

schakelaar correct ingesteld?

Draai de [

1

2

3

4

MIC

CF.A

CF.B

MASTER

] keuzeschakelaar en selecteer het 

kanaal waarop u het effect wilt toepassen. (Pagina 17)

[

SOUND COLOR FX

] werkt niet.

Staat de [

COLOR

]-instelling in een geschikte 

stand?

Draai de [

COLOR

]-instelling met de klok mee of er tegenin. (bladzijde 17)

[

BEAT COLOR FX

] werkt niet.

Staat de [

SOUND COLOR FX

] [

BEAT

]-toets op 

[

ON

]?

Zet de [

SOUND COLOR FX

] [

BEAT

]-toets op [

ON

]. (bladzijde 17)

De externe effectgenerator is niet te 

gebruiken.

Is de [

ON/OFF

] toets voor [

BEAT EFFECTS

] inge-

steld op [

ON

]?

Druk op de [

ON/OFF

] toets voor [

BEAT EFFECTS

] om [

SND/RTN

] in te stellen op 

[

ON

]. (bladzijde 17)

Is de externe effectgenerator juist aangesloten op 

de [

SEND

] of [

RETURN

]-aansluiting?

Sluit een externe effectgenerator aan op de [

SEND

] en de [

RETURN

]-

aansluitingen. (bladzijde 7)

Vervorming in het geluid van een 

externe effectgenerator.

Is het audio-uitgangsniveau van de externe effect-

generator wel juist ingesteld?

Verstel het audio-uitgangsniveau van de externe effectgenerator.

Het tempo (

BPM

) is niet meetbaar of 

de gemeten waarde van het tempo 

(

BPM

) is onwaarschijnlijk.

Staat het audio-ingangsniveau te hoog of te laag 

ingesteld?

Verstel de [

TRIM

]-instelling zodanig dat de kanaalniveau-indicator oplicht tot 

ongeveer [

0 dB

] bij het pieksignaalniveau. (Pagina 15)

Bij sommige muziekstukken kan het niet goed mogelijk zijn om het tempo 

(

BPM

) te meten. Gebruik de [

TAP

] toets om het tempo met de hand in te voeren. 

(bladzijde 17)

Het gemeten tempo (

BPM

) verschilt 

van het tempo dat staat aangegeven 

op de CD.

De waarden kunnen wel eens ietwat verschillen, vanwege de verschillende meet-

methoden voor het 

BPM

. Wellicht is het niet nodig correcties te maken.

De MIDI-sequencer laat zich niet 

synchroniseren.

Is de synchronisatiefunctie van de MIDI-sequencer 

ingesteld op “Slave”?

Stel de synchronisatiefunctie van de MIDI-sequencer in op “Slave”.

Is de MIDI-sequencer die u gebruikt wel geschikt 

voor de MIDI-tijdklok?

MIDI-sequencers die niet geschikt zijn voor de MIDI-tijdklok kunnen niet worden 

gesynchroniseerd.

De MIDI-bedieningsfunctie werkt niet. Staat het MIDI-kanaal wel ingeschakeld?

Druk op de [

ON/OFF

] toets voor [

MIDI

]. (

Bedienen van DJ-software met de MIDI-

functie

 op bladzijde 18)

Zijn alle MIDI-instellingen naar behoren gemaakt?

Voor het gebruik van DJ-programma’s met dit apparaat moeten de MIDI-

berichten worden toegewezen aan het DJ-programma dat u gebruikt. Zie voor 

nadere aanwijzingen voor het toewijzen van berichten de handleiding van uw 

DJ-software.

Dit apparaat wordt niet herkend nadat 

het is aangesloten op een computer.

Is het stuurprogramma wel goed geïnstalleerd op 

uw computer?

Installeer het stuurprogramma. Als het reeds geïnstalleerd is, moet u het 

opnieuw installeren. (bladzijde 8)

background image

Probleem

Controle

Oplossing

Het geluid van een computer wordt 

niet weergegeven door dit apparaat.

Zijn dit apparaat en de computer wel juist 

aangesloten?

Sluit dit toestel en de computer direct op elkaar aan met behulp van de meegele-

verde USB-kabel. (bladzijde 8)

Zijn de instellingen voor de geluidsweergave-

apparatuur naar behoren gemaakt?

Stel in op dit apparaat onder de instellingen voor de geluidsweergave-appara-

tuur. Zie voor nadere aanwijzingen over de instellingen voor uw applicatie de 

gebruiksaanwijzing voor uw applicatie.

Staat de [

CD/LINE

PHONO

LINE

USB */*

keuzeschakelaar in de juiste stand?

Stel de [

CD/LINE

PHONO

LINE

USB */*

] keuzeschakelaar in op de [

USB */*

stand. (Pagina 15)

Er kan niet worden meegeluisterd met 

effectgeluid, ook niet wanneer er op 

de [

CUE

] toets voor [

BEAT EFFECTS

wordt gedrukt.

Het circuit dat de [

ECHO

], [

UP ECHO

], [

SPIRAL

], [

REVERB

], [

ROLL

], [

SLIP ROLL

en [

REV ROLL

]-echogeluiden genereert, bevindt zich achter het effectcircuit, dus 

het effectgeluid kan niet worden gecontroleerd. Dit is geen storing.

Het geluid zal worden vervormd wan-

neer een analoge speler wordt verbon-

den met de [

PHONO

] aansluitingen 

van dit toestel.

Het is ook mogelijk dat de indicator 

voor het kanaalniveau niet veranderd, 

ook niet wanneer er aan [

TRIM

] wordt 

gedraaid.

Heeft u een analoge speler aangesloten met een 

ingebouwde phono-equalizer?

Voor analoge spelers met ingebouwde phono-equalizers moet u de speler 

aansluiten op de [

CD/LINE

] of [

LINE

]-aansluitingen. (pagina 7)

Als de analoge speler met ingebouwde phono-equalizer een PHONO/LINE keuze-

schakelaar heeft, moet u deze op PHONO zetten.

Is er een audio-interface voor computers aangeslo-

ten tussen de analoge speler en dit toestel?

Als de audio-interface voor computers een uitgang op lijnniveau heeft, moet u 

deze aansluiten op de [

CD/LINE

] of [

LINE

]-aansluiting. (pagina 7)

Als de analoge speler een PHONO/LINE keuzeschakelaar heeft, moet u deze op 

PHONO zetten.

26

Nl

background image

27

Nl

Nederlands

Blokschema

[BEAT EFFECT (SND/RTN

)

]

Effect CH Select

Effect CH Select

Effect Out

Cable Check

RETURN

SEND Out

CHx

CF A/B

MIC

Master

CHx

CF A/B

MIC

Master

Return Level

No Cable

Effect SW

Cable Exist

Effect_CUE

Effect_CUE

[Mono Split / Stereo SWITCH & MIXING]

Mono Split

Stereo

2posi

MIXING

MONO SPLIT/

STEREO SWITCH

[BEAT EFFECT(Others)]

Effect CH Select

Effect CH Select

Effect Out

CHx

CF A/B

MIC

Master

CHx

CF A/B

MIC

Master

Effect SW

Level Depth

CHx Cue On/Off SW

CHx_CUE

Effect Cue On/Off SW

Effect_CUE

CUE 

Mixing

L

R

SEL

Mono Split

Stereo

Master Cue On/Off SW

Master_CUE

Master 

Mixing

L

R

H.P. MIX R Out

H.P. MIX L Out

SEL

SEL

3posi

2posi

SOUND

COLOR

EFFECT

CHx

3Band

EQ/

ISOLATOR

CHx

BEAT

EFFECT

CHx

BEAT

EFFECT

CHx

BEAT

EFFECT

CHx

BPM Detect CHx Select

Level meter  CHx

Send/

Return

CHx

CUE

Monitor

CHx

Phono

AMP

CH1,4

Analog_PHONO

Analog_CD LINE

USB

CF Assign

3posi

Assign A

CHx

Assign Thru

CH1-4

Assign B

CHx

CH Fader

3posi

CH

Fader

Curve

Switch

3posi

2posi

2para

4para

Cross

Fader

Curve

Switch

Thru

CF A

CF B

MIC Monitor SW

CHx in

CHx Timecode

2Band

MIC EQ

MIC1,2

MIC1/2 in

Post CHx Fader

TalkOver ON/OFF

Rec Out

Master_CUE

MIC_Out

MIC

MIC_Out

Cross Fader B

Cross Fader A

BPM Detect Master

Level meter Master

CH1-4 COMMON

CH1-4 COMMON

MIC1,2 COMMON

Digital Trim

CHx _CUE

BPM Detect CF A

BPM Detect CF B

BPM Detect MIC

Send/

Return

CF A

BEAT

EFFECT

MIC

Send/

Return

MIC

BEAT

EFFECT

CF B

Send/

Return

CF B

Cross

Fader

BEAT

EFFECT 

Master

Talk

Over

Master

CUE

Talk

Over

Level

Talk Over 

Mode

Advanced 

/Normal

Master

Mono/

STEREO

Send/

Return

Master

Master

Balance

Master

Balance

Master

Level

HP Level

Booth

Level

SEL

MIC Output

to Booth Monitor

On/Off SW

Booth Out

REC out

USB Common out

Digital out

Master

H.P. out

Boost

Boost

ATT

MIC

FILTER

MIC In

Level

detect

TalkOver ON/OFF

MIC 1,2

MIX

Off

On

TalkOver

BEAT

EFFECT

CF A

BEAT

EFFECT

SOUND

COLOR

EFFECT

CHx

BEAT

Effect

(SND/RTN)

Return in

Send out

CHx

CF A/B

MIC

Master

Effect CH Select

Mixer 

Audio 

Output 

Select

CHx Timecode

Post CHx Fader

Cross Fader A

Cross Fader B

MIC

Rec Out

CHx_CUE

Effect_CUE

Master_CUE

Mono Split/

Stereo 

SWITCH

& MIXING

MIC1

MIC2

Digital MASTER

RETURN

CH1_USB1/2

PHONES

MASTER

BOOTH

REC

SEND

USB1/2

USB3/4

USB5/6

USB7/8

D SP

MIC

ADC

I/F

μ

 

com

USB

DAC

PHONES

MASTER 1

REC

DAC

SEND

MUTE

BOOTH

MUTE

DAC

MUTE

MASTER 2

MUTE

MUTE

MUTE

MUTE

DIGITAL

MASTER

FPGA

DIT

MIC1 LEVEL

MIC2 LEVEL

CH1_Analog

CH2_Analog

CH3_Analog

CH4_Analog

CH2_USB3/4

CH3_USB5/6

CH4_USB7/8

USB

CH1 USB1/2 IN

CH1 USB1/2 OUT

CH2 USB3/4 IN

CH3 USB5/6 IN

CH4 USB7/8 IN

CH2 USB3/4 OUT

CH3 USB5/6 OUT

CH4 USB7/8 OUT

USB

Type B

CH1

CH1_ASEL_OUT

CD/LINE

PHONO

ADC

CH2

CH2_ASEL_OUT

CD/LINE

LINE

ADC

CH3

CH3_ASEL_OUT

CD/LINE

LINE

ADC

CH4

CH4_ASEL_OUT

CD/LINE

PHONO

ADC

RETURN

ADC

background image

Over handelsmerken en 

gedeponeerde handelsmerken

!

  Pioneer en rekordbox zijn handelsmerken of gedeponeerde handels-

merken van PIONEER CORPORATION.

!

 Microsoft

®

, Windows

®

 7, Windows Vista

®

, Windows

®

 XP en 

Windows

®

 zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van 

Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

!

  Apple, Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., 

geregistreerd in de V.S. en andere landen.

!

  ASIO is een handelsmerk van Steinberg Media Technologies GmbH.

Specificaties

Algemene

Stroomvereisten ........................ 220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz

Stroomverbruik ...................................................................................... 32 W

Stroomverbruik (in de ruststand) ....................................................... 0,45 W

Gewicht hoofdapparaat  .......................................................................7,7 kg

Buitenafmetingen ......................320 mm (B) × 108 mm (H) × 381 mm (D)

Toegestane bedrijfstemperatuur........................................+5 °C tot +35 °C

Toegestane luchtvochtigheid ................ 5 % tot 85 % (zonder condensatie)

Audiogedeelte

Bemonsteringswaarde  .......................................................................96 kHz

MASTER D/A-omzetter ........................................................................32 bits

Andere A/D- en D/A-omzetters ............................................................24 bits

Frequentiekarakteristiek

CD

/

LINE

 .........................................................................20 Hz t/m 20 kHz

Signaal/ruisverhouding (nominaal uitgangsvermogen, A-WEIGHTED)

PHONO

............................................................................................ 92 dB

CD/LINE

 ......................................................................................... 106 dB

MIC1

MIC2

 ..................................................................................... 84 dB

Totale harmonische vervorming (20 kHzBW)

CD/LINE

 — 

MASTER1

.................................................................0,004 %

Standaard ingansniveau / Ingangsimpedantie

PHONO

............................................................................. –52 dBu/47 k

W

CD

/

LINE

 ............................................................................ –12 dBu/47 k

W

MIC1

 ................................................................................ –52 dBu/8.5 k

W

MIC2

 ................................................................................. –52 dBu/49 k

W

RETURN

 ............................................................................ –12 dBu/49 k

W

Standaard uitgangsniveau / Belastingsimpedantie / Uitgangsimpedantie

MASTER1

 ..............................................+6 dBu/10 k

W

/360 

W

 of minder

MASTER2

 ..............................................+2 dBu/10 k

W

/390 

W

 of minder

REC OUT

 ..................................................–8 dBu/10 k

W

/22 

W

 of minder

BOOTH

 ..................................................+6 dBu/10 k

W

/360 

W

 of minder

SEND

 ...................................................... –12 dBu/10 k

W

/1 k

W

 of minder

PHONES

 .................................................+8,5 dBu/32 

W

/10 

W

 of minder

Nominaal uitgangsniveau / Belastingsimpedantie

MASTER1

 ........................................................................+24 dBu/10 k

W

MASTER2

 ........................................................................+20 dBu/10 k

W

Overspraak

LINE

 ................................................................................................. 82 dB

Kanaalequalizerkarakteristiek

HI

 ....................................................................–26 dB tot +6 dB (13 kHz)

MID

 ...................................................................–26 dB tot +6 dB (1 kHz)

LOW

 ................................................................ –26 dB tot +6 dB (70 Hz)

Microfoonequalizerkarakteristiek

HI

 ..................................................................–12 dB tot +12 dB (10 kHz)

LOW

 ............................................................ –12 dB tot +12 dB (100 Hz)

In / uitgangsaansluitingen

PHONO

-ingangsaansluiting

Tulpstekkerbussen .............................................................................2 st.

CD

/

LINE

 ingangsaansluiting

Tulpstekkerbussen ........................................................................... 4 stk.

LINE

 ingangsaansluiting

Tulpstekkerbussen .............................................................................2 st.

MIC1

 ingangsaansluiting

XLR-aansluiting/klinkstekkerbus (

Ø

 6,3 mm) ................................ 1 stk.

MIC2

-ingangsaansluiting

Klinkstekkerbus (

Ø

 6,3 mm) ..............................................................1 st.

RETURN

 Ingangsaansluitingen

Klinkstekkerbus (

Ø

 6,3 mm) ..............................................................1 st.

MASTER

-uitgangsaansluiting

XLR-aansluiting  ............................................................................... 1 stk.

Tulpstekkerbussen ............................................................................1 set

BOOTH

-uitgangsaansluiting

Klinkstekkerbus (

Ø

 6,3 mm) ..............................................................1 st.

REC OUT

-uitgangsaansluiting

Tulpstekkerbussen ............................................................................1 set

SEND

-uitgangsaansluiting

Klinkstekkerbus (

Ø

 6,3 mm) ..............................................................1 st.

DIGITAL MASTER OUT

 coaxiale uitgangsaansluiting

Tulpstekkerbussen ............................................................................1 set

MIDI OUT

-aansluiting

5-polige DIN ..................................................................................... 1 stk.

PHONES

-uitgangsaansluiting

Stereo-klinkstekkerbus (

Ø

 6,3 mm) ..................................................1 st.

USB

-aansluiting

B type .................................................................................................1 set

CONTROL

-aansluiting

Mini-klinkstekkerbus (Ø 3,5 mm) ......................................................4 st.

  De technische gegevens en het ontwerp van dit product kunnen 

vanwege voortgaande verbetering zonder voorafgaande kennis-

geving worden gewijzigd.

  Gebruik de [

MASTER1

]-aansluitingen alleen voor gebalanceerde 

uitgangssignalen. Verbinding met een ongebalanceerde sig-

naalbron (bijv. via tulp (RCA) aansluitingen) met behulp van een 

XLR-RCA adapterkabel (of adapterstekker) enz. kan de geluids-

kwaliteit verlagen en/of resulteren in ruis.

Voor verbinding met een ongebalanceerde signaalbron (bijv. via 

tulp (RCA) aansluitingen) dient u de [

MASTER2

]-aansluitingen te 

gebruiken.

!

©

 2012 PIONEER CORPORATION. Alle rechten voorbehouden.

28

Nl

background image
background image

2

Es

Le damos las gracias por la adquisición de este producto Pioneer. Lea a fondo estas instrucciones de utilización para que aprenda a utilizar correcta-

mente su modelo. Después de haber terminado de leer estas instrucciones, guárdelas en un lugar seguro para, en caso de ser necesario, consultarlas 

en el futuro.

En algunos países o regiones, la forma de la clavija de alimentación y de la toma de corriente pueden ser algunas veces diferentes de la mostrada en 

las ilustraciones explicativas. Sin embargo, el método de conexión y funcionamiento de la unidad es el mismo.

El punto exclamativo dentro un triángulo 

equilátero convenido para avisar el usuário 

de la presencia de importantes 

instrucciones sobre el funcionamiento y la 

manutención en la libreta que acompaña el 

aparato.

La luz intermitente con el símbolo de punta 

de flecha dentro un triángulo equilátero. 

Está convenido para avisar el usuario de la 

presencia de “voltaje peligrosa” no aislada 

dentro el producto que podría constituir un 

peligro de choque eléctrico para las 

personas.

ATENCIÓN:

PARA PREVENIR EL PELIGRO DE CHOQUE 

ELÉCTRICO NO REMOVER LA TAPA NI LAS 

PARTES DENTRO NO UTILIZADAS, 

LLAMAR UNA PERSONA CUALIFICADA.

CAUTION

RISK OF ELECTRIC SHOCK

DO NOT OPEN

IMPORTANTE

D3-4-2-1-1_A1_Es

Si desea deshacerse de este producto, no lo mezcle con los residuos generales de su hogar. De conformidad con la legislación 

vigente, existe un sistema de recogida distinto para los productos electrónicos que requieren un procedimiento adecuado de 

tratamiento, recuperación y reciclado.

Las viviendas privadas en los estados miembros de la UE, en Suiza y Noruega pueden devolver gratuitamente sus productos electrónicos usados 

en las instalaciones de recolección previstas o bien en las instalaciones de minoristas (si adquieren un producto similar nuevo).

En el caso de los países que no se han mencionado en el párrafo anterior, póngase en contacto con sus autoridades locales a fin de conocer el 

método de eliminación correcto.

Al actuar siguiendo estas instrucciones, se asegurará de que el producto de desecho se somete a los procesos de tratamiento, recuperación y 

reciclaje necesarios, con lo que se previenen los efectos negativos potenciales para el entorno y la salud humana.

K058b_A1_Es

ADVERTENCIA

Este aparato no es impermeable. Para evitar el riesgo 

de incendio y de descargas eléctricas, no ponga ningún 

recipiente lleno de líquido (como pueda ser un vaso o 

un florero) cerca del aparato ni lo exponga a goteo, 

salpicaduras, lluvia o humedad.

D3-4-2-1-3_A1_Es

ADVERTENCIA

Antes de enchufar el aparato a la corriente, lea la sección 

siguiente con mucha atención.

La tensión de la red eléctrica es distinta según el 

país o región. Asegúrese de que la tensión de la 

alimentación de la localidad donde se proponga 

utilizar este aparato corresponda a la tensión 

necesaria (es decir, 230 V ó 120 V) indicada en el 

panel lateral.

D3-4-2-1-4*_A1_Es

ADVERTENCIA

Para evitar el peligro de incendio, no ponga nada con 

fuego encendido (como pueda ser una vela) encima del 

aparato.

D3-4-2-1-7a_A1_Es

Entorno de funcionamiento

Temperatura y humedad del entorno de funcionamiento

+5 °C a +35 °C; menos del 85 % de humedad relativa 

(rejillas de refrigeración no obstruidas)

No instale este aparato en un lugar mal ventilado, ni en 

lugares expuestos a alta humedad o a la luz directa del 

sol (o de otra luz artificial potente).

D3-4-2-1-7c*_A1_Es

Antes de hacer o cambiar las conexiones, 

desconecte la alimentación y desenchufe el cable 

de la alimentación de la toma de CA.

D44-9-3_A1_Es

Este producto es para tareas domésticas generales. 

Cualquiera avería debida a otra utilización que tareas 

domésticas (tales como el uso a largo plazo para 

motivos de negocios en un restaurante o el uso en un 

coche o un barco) y que necesita una reparación 

hará que cobrarla incluso durante el período de 

garantía.

K041_A1_Es

PRECAUCIONES CONCERNIENTES A LA 

MANIPULACIÓN DEL CABLE DE 

ALIMENTACIÓN

Tome el cable de alimentación por la clavija. No 

extraiga la clavija tirando del cable. Nunca toque el 

cable de alimentación cuando sus manos estén 

mojadas, ya que esto podría causar cortocircuitos o 

descargas eléctricas. No coloque la unidad, algún 

mueble, etc., sobre el cable de alimentación. 

Asegúrese de no hacer nudos en el cable ni de unirlo a 

otros cables. Los cables de alimentación deberán ser 

dispuestos de tal forma que la probabilidad de que 

sean pisados sea mínima. Una cable de alimentación 

dañado podrá causar incendios o descargas eléctricas. 

Revise el cable de alimentación está dañado, solicite el 

reemplazo del mismo al centro de servicio autorizado 

PIONEER más cercano, o a su distribuidor.

S002*_A1_Es

background image

3

Es

PRECAUCIÓN PARA LA VENTILACIÓN

Cuando instale este aparato, asegúrese de dejar 

espacio en torno al mismo para la ventilación con el fin 

de mejorar la disipación de calor (por lo menos 5 cm

detrás, y 3 cm en cada lado).

ADVERTENCIA

Las ranuras y aberturas de la caja del aparato sirven 

para su ventilación para poder asegurar un 

funcionamiento fiable del aparato y para protegerlo 

contra sobrecalentamiento. Para evitar el peligro de 

incendio, las aberturas nunca deberán taparse ni 

cubrirse con nada (como por ejemplo, periódicos, 

manteles, cortinas) ni ponerse en funcionamiento el 

aparato sobre una alfombra gruesas o una cama.

D3-4-2-1-7b*_A1_Es

Si la clavija del cable de alimentación de CA de este 

aparato no se adapta a la toma de corriente de CA 

que usted desea utilizar, deberá cambiar la clavija por 

otra que se adapte apropiadamente. El reemplazo y 

montaje de una clavija del cable de alimentación de 

CA sólo deberá realizarlos personal de servicio 

técnico cualificado. Si se enchufa la clavija cortada a 

una toma de corriente de CA, puede causar fuertes 

descargas eléctricas. Asegúrese de que se tira de la 

forma apropiada después de haberla extraído.

El aparato deberá desconectarse desenchufando la 

clavija de la alimentación de la toma de corriente 

cuando no se proponga utilizarlo durante mucho 

tiempo (por ejemplo, antes de irse de vacaciones).

D3-4-2-2-1a_A1_Es

PRECAUCIÓN

El interruptor de la alimentación 

POWER

 de este 

aparato no corta por completo toda la alimentación 

de la toma de corriente de CA. Puesto que el cable de 

alimentación hace las funciones de dispositivo de 

desconexión de la corriente para el aparato, para 

desconectar toda la alimentación del aparato deberá 

desenchufar el cable de la toma de corriente de CA.  

Por lo tanto, asegúrese de instalar el aparato de 

modo que el cable de alimentación pueda 

desenchufarse con facilidad de la toma de corriente 

de CA en caso de un accidente. Para evitar correr el 

peligro de incendio, el cable de alimentación también 

deberá desenchufarse de la toma de corriente de CA 

cuando no se tenga la intención de utilizarlo durante 

mucho tiempo seguido (por ejemplo, antes de irse de 

vacaciones).

D3-4-2-2-2a*_A1_Es

background image

4

Es

Contenido

Cómo leer este manual

Los nombres de las visualizaciones, menús y botones de este manual 

van entre corchetes. (p. ej.: Canal [

MASTER

], [

ON

/

OFF

], menú [File])

 Antes de empezar a usar la unidad

Características ............................................................................................ 5

Contenido de la caja ................................................................................... 5

 Conexiones

Panel trasero ............................................................................................... 6

Conexión de terminales de entrada .......................................................... 7

Conexión de terminales de salida ............................................................. 7

Conexión al panel de control ..................................................................... 8

Acerca del software controlador y el software  

de utilidad de ajustes ................................................................................. 8

 Operación

Funcionamiento básico ........................................................................... 15

Operaciones avanzadas ........................................................................... 17

 Tipos de efectos

Tipos de efectos BEAT COLOR FX/SOUND COLOR FX ......................... 19

Tipos de BEAT EFFECT ............................................................................. 19

 Lista de mensajes MIDI

 Cambio de los ajustes

Acerca de la función de espera automática .......................................... 24

Acerca de la función talk-over ................................................................. 24

Configuración de preferencias ................................................................ 24

 Información adicional

Solución de problemas ............................................................................ 25

Diagrama en bloques ............................................................................... 27

Acerca de las marcas de fábrica y marcas registradas ........................ 28

Especificaciones ....................................................................................... 28

background image

5

Es

Español

Antes de empezar a usar la unidad

Características

Esta unidad es un mezclador DJ de 4 canales que emplea la tecnología 

de la serie DJM de Pioneer, la norma mundial en sonido de clubes. 

Esta unidad no sólo está equipada con una variedad de funciones para 

actuaciones de DJ, incluyendo tarjeta de sonido USB, BEAT COLOR FX, 

SOUND COLOR FX y BEAT EFFECT, sino que también usa una calidad 

de sonido alta, un diseño de alta fiabilidad y una disposición de panel 

muy fácil de usar para ofrecer un fuerte apoyo en todas las actuaciones 

de los DJ.

TARJETA DE SONIDO DE 4 ENTRADAS Y 4 

SALIDAS ESTÉREO DE 24 bits/96 kHz

Esta unidad está equipada con una tarjeta de sonido USB compatible 

con 4 entradas y 4 salidas estéreo de 24 bits/96 kHz.

Esta unidad es compatible con las normas ASIO/Core Audio, así que 

puede usarse no sólo para actuaciones de DJ con software de DJ, sino 

también con una amplia variedad de otras aplicaciones de software, 

incluyendo software para crear música.

!

  En los canales respectivos se pueden introducir y mezclar cuatro 

juegos de sonido estéreo procedentes de un solo ordenador.

!

  Al ordenador se pueden enviar hasta cuatro juegos de sonido esté-

reo procedentes de los canales respectivos (canales 1 a 4, REC OUT, 

lados A y B del crossfader y micrófono).

!

  La frecuencia de muestreo se puede cambiar entre 96 kHz, 48 kHz y 

44,1 kHz.

BEAT COLOR FX/SOUND COLOR FX

Esta unidad hereda y desarrolla aún más la característica SOUND 

COLOR FX tan popular en la serie DJM. Esta característica ofrece cuatro 

tipos de efectos, y éstos se pueden lograr girando simplemente el con-

trol [

COLOR

] provisto para cada canal, permitiendo realizar actuaciones 

con improvisaciones. La función BEAT COLOR FX que cambia el efecto 

en asociación con el sonido de los canales respectivos permite realizar 

actuaciones aún más dinámicas que antes.

BEAT EFFECT

Esta unidad también hereda la característica BEAT EFFECT popular 

con la serie DJM, equipada con 13 tipos de efectos. Los efectos BEAT 

COLOR FX y SOUND COLOR FX se pueden combinar para crear unos 

100 efectos diferentes, permitiendo que el DJ produzca una amplia 

variedad de sonidos.

HIGH SOUND QUALITY

Se han hecho esfuerzos para aumentar y mejorar la calidad del sonido 

en las entradas/salidas digitales/analógicas. El muestreo de 96 kHz 

y el procesamiento de sonido con un convertidor A/D de alta calidad 

de sonido de 24 bits y un convertidor D/A de alta calidad de sonido de 

32 bits reproducen fielmente la fuente y proporcionan un sonido de club 

potente y de alta calidad.

CALIDAD INCORPORADA

Esta unidad usa los fader de canales de alto rendimiento del DJM-

900nexus y el mecanismo “P-LOCK Fader Cap” para bloquear los con-

troles de fader. Los controles usados frecuentemente, con estructuras 

internas optimizadas usando ejes metálicos y otras medidas, se adaptan 

para realizar una operación suave y son altamente resistentes.

DISPOSICIÓN ESTÁNDAR

Esta unidad emplea la disposición del panel de control de la serie DJM 

de Pioneer, la norma mundial en mezcladores DJ.

La sencilla disposición del panel de control no sólo facilita las actuacio-

nes de los DJ, sino que también permite que los DJ que lo utilicen por 

primera vez lo haga sin ninguna vacilación.

Contenido de la caja

!

  CD-ROM de software controlador

!

  Cable USB

!

  Tarjeta de garantía

!

  Cable de alimentación

!

  Manual de Instrucciones (este manual)

background image

6

Es

Conexiones

Asegúrese de desconectar la alimentación y desenchufar el cable de alimentación de la toma de corriente siempre que haga o cambie conexiones.

Consulte el manual de instrucciones del componente que va a ser conectado.

Conecte el cable de alimentación después de terminar las conexiones entre los aparatos.

Asegúrese de usar el cable de alimentación incluido.

Panel trasero

OFF

RETURN

L

1 GND

2 HOT

3 COLD

L

R

R

L

R

L

R

L

R

CH 4

CH 3

L

R

PHONO

CH 1

CD/LINE

L

R

PHONO CD/LINE

L

R

R

LINE

CD/LINE

L

LINE

CD/LINE

SIGNAL GND

SIGNAL GND

TRS

MASTER1

BOOTH

REC OUT

MASTER2

MIC2

MIDI OUT

CH1

CH2

CONTROL

DIGITAL

MASTER OUT

CH 2

(MONO)

L

R

(MONO)

SEND

POWER

AC IN

ON

CH3

CH4

1

3

4

6

4

6

4

3

4

5

5

7

8

2

d

e

b

9

h

a

c

g

f

Botón POWER (la página 15)

Conecta y desconecta la alimentación de esta unidad.

Terminales RETURN (la página 7)

Conecte al terminal de salida de un efector externo. Cuando 

sólo está conectado el canal [

L (MONO)

], la entrada del canal [

(MONO)

] entra simultáneamente al canal [

R

].

Terminales PHONO (la página 7)

Conecte a un aparato con salida fonográfica (cápsula MM). No 

introduzca señales de nivel de línea.

Para conectar un aparato a los terminales [

PHONO

], retire la clavija 

de cortocircuito insertada en los terminales.

Inserte esta clavija de cortocircuito en los terminales [

PHONO

cuando no haya nada conectado a ellos para cortar el ruido externo.

Terminales CD/LINE (la página 7)

Conecte a un reproductor DJ o a un componente de salida de nivel 

de línea.

Terminal SIGNAL GND (la página 7)

Conecta aquí el cable de tierra de un reproductor analógico. 

Esto ayuda a reducir el ruido cuando se conecta un reproductor 

analógico.

Terminales LINE (la página 7)

Conecte a una platina de casete o a un componente de salida de 

nivel de línea.

Terminal MIC2 (la página 7)

Conecta un micrófono aquí.

Terminal MIDI OUT (la página 7)

Conecta esto al terminal MIDI IN de un secuenciador MIDI externo.

Ranura de seguridad Kensington

Terminal CONTROL (la página 7)

Éste es un terminal de control de reproductor DJ del tipo de minico-

nector telefónico de 

Ø

 3,5 mm.

Si conecta un reproductor DJ de Pioneer usando un cable de control 

(suministrado con el reproductor DJ), usted puede iniciar la repro-

ducción o el control de otra operaciones del reproductor DJ con el 

fader de esta unidad.

Terminal DIGITAL MASTER OUT (la página 7)

Da salida a las señales de audio del canal maestro.

Terminales BOOTH (la página 7)

Terminales de salida para un monitor de cabina, compatible con la 

salida equilibrada o desequilibrada para un conector TRS.

Terminales REC OUT (la página 7)

Éstos son terminales de salida para grabación.

Terminales MASTER2 (la página 7)

Conecte a un amplificador de potencia, etc.

Terminales MASTER1 (la página 7)

Conecte a un amplificador de potencia, etc.

Terminales SEND (la página 7)

Conecte al terminal de entrada de un efector externo. Cuando 

sólo está conectado el canal [

L (MONO)

] sale una señal de audio 

monofónico.

AC IN

Conecta a una toma de corriente con el cable de alimentación 

incluido. Espere hasta que todas las conexiones entre el equipo 

estén terminadas antes de conectar el cable de alimentación.

Asegúrese de usar el cable de alimentación incluido.

ADVERTENCIA

Las clavijas de cortocircuito deberán guardarse fuera del alcance 

de los niños y los bebés. Si alguien traga una de ellas por accidente, 

póngase en contacto inmediatamente con un médico.