Pioneer DJM-850-S – страница 3
Инструкция к Pioneer DJM-850-S
Оглавление
- BAЖHO Условия эксплуатации МЕРЫ ПРЕДОСТОРОЖНОСТИ ПРИ ОБРАЩЕНИИ С СЕТЕВЫМ ШНУРОМ
- ОБЯЗАТЕЛЬНАЯ ВЕНТИЛЯЦИЯ
- Содержание
- До начала Свойства Комплект поставки
- Подключения Задняя панель
- Подключение входных терминалов Подключение выходных терминалов
- Подключение к панели управления О программном драйвере и утилите настройки
- Меры предосторожности по установке Поддерживаемые операционные системы
- Установка програмного драйвера Подключение данного аппарата и компьютера
- Об утилите настройки Регулировка размера буфера (при использовании ASIO в Windows)
- Проверка версии программного драйвера
- Управление
- 1 2 3
- Основное управление Вывод звучания Регулировка качества звучания Контроль звучания с помощью наушников Переключение кривой фейдера Запуск воспроизведения на DJ проигрывателе с помощью фейдера
- Использование микрофона Переключение между монофоническим и стереофоническим аудиосигналом Аудиосигнал выводится от терминала
- Дополнительные операции SOUND COLOR FX BEAT COLOR FX BEAT EFFECT
- Управление программным обеспечением DJ с помощью функции MIDI Управление внешним контроллером последовательности MIDI
- Типы эффектов Типы эффектов BEAT COLOR FX/SOUND COLOR FX Название эффекта Типы BEAT EFFECT DELAY ECHO
- UP ECHO SPIRAL REVERB TRANS FILTER FLANGER PHASER
- ROBOT SLIP ROLL ROLL REV ROLL SND/RTN
- Список сообщений MIDI Категория
- Категория
- Изменение настроек О функции автоматического режима ожидания О функции наложения Настройка предпочтений Режим
- Дополнительная информация Возможные неисправности и способы их устранения Неисправность
- Неисправность
- Структурная схема
- О торговых марках и зарегистрированных торговых марках Технические характеристики
15
Nl
Nederlands
Basisbediening
Geluid weergeven
1 Druk op de [POWER]-toets.
Schakelt dit apparaat in.
2 Schakelt de [CD/LINE, PHONO, LINE,
USB */*]-keuzeschakelaar om.
Kiest de ingangsbronnen voor de diverse kanalen uit de componenten
die op dit apparaat zijn aangesloten.
—
[
PHONO
]: Voor keuze van een analoge muziekspeler aangesloten
op de [
PHONO
]-aansluiting.
—
[
CD/LINE
], [
LINE
]: Voor keuze van een DJ-speler of cassettedeck
dat is aangesloten op de [
CD/LINE
] of [
LINE
]-aansluitingen.
—
[
USB */*
]: Voor keuze van het geluid van de computer die is
aangesloten op de [
USB
]-aansluitbus.
3 Draai aan de [TRIM] instelling.
Regelt het niveau van de geluidssignalen die binnenkomen via elk
kanaal.
Bij elk van de kanalen licht de kanaalniveau-indicator op wanneer er
geluidssignalen goed doorkomen voor dat kanaal.
4 Beweeg de kanaalfader van u af.
Regelt het niveau van de geluidssignalen die worden uitgestuurd via elk
kanaal.
5 Schakelt de [CROSS FADER ASSIGN (A, THRU, B)]
keuzeschakelaar om.
Schakelt de uitgangsbestemming om, voor elk kanaal.
—
[
A
]: Toewijzen aan [
A
] (links) van de crossfader.
—
[
B
]: Toewijzen aan [
B
] (rechts) van de crossfader.
—
[
THRU
]: Selecteer deze stand wanneer u de crossfader niet wilt
gebruiken. (De signalen passeren niet door de crossfader.)
6 Stel de crossfader in.
Deze handeling is niet nodig als de [
CROSS FADER ASSIGN
(
A
,
THRU
,
B
)] keuzeschakelaar in de [
THRU
] stand is gezet.
7 Draai aan de [MASTER LEVEL] instelling.
Geluidssignalen worden uitgestuurd via de [
MASTER1
] en
[
MASTER2
]-aansluitingen.
De hoofdniveau-indicator licht op.
Bijregelen van de geluidskwaliteit
Draai aan de [EQ/ISO (HI, MID, LOW)]-instellingen voor
de diverse kanalen.
Zie
Specificaties
op bladzijde 28 voor het bereik van het geluid dat kan
worden bijgeregeld met elk van deze regelaars.
Omschakelen van de functie van de [
EQ/ISO
(
HI
,
MID
,
LOW
)] instellingen
Schakelt de [EQ CURVE (ISOLATOR, EQ)] keuzeschakelaar
om.
—
[
ISOLATOR
]: Functioneert als isolator.
—
[
EQ
]: De equalizerfunctie wordt ingesteld.
Meeluisteren via een hoofdtelefoon
1 Sluit een hoofdtelefoon aan op de
[PHONES]-aansluiting.
2 Druk op de [CUE] toets(en) voor het kanaal (de
kanalen) waarmee u wilt meeluisteren.
3 Schakelt de [MONO SPLIT, STEREO] keuzeschakelaar
om.
—
[
MONO SPLIT
]: Het geluid van de kanalen waarvoor [
CUE
] wordt
ingedrukt, wordt weergegeven via de linker oorschelp van de
hoofdtelefoon en het geluid van het [
MASTER
] kanaal via de
rechter oorschelp.
—
[
STEREO
]: Het geluid van de kanalen waarvoor u op [
CUE
] drukt
wordt in stereo weergegeven door de hoofdtelefoon.
4 Draai aan de [MIXING] instelling.
Hiermee kunt u de balans regelen van het meeluistervolume voor het
geluid van de kanalen waarvoor [
CUE
] wordt ingedrukt en het geluid van
het [
MASTER
] kanaal.
5 Draai aan de [LEVEL] instelling voor de
[HEADPHONES].
Het geluid van de kanalen waarvoor [
CUE
] toets is ingedrukt wordt weer-
gegeven via de hoofdtelefoon.
!
Wanneer er nog een keer op [
CUE
] toets wordt gedrukt, wordt het
meeluisteren geannuleerd.
Omschakelen van de kanaalregelcurve
Kies de kanaalregelcurve-karakteristiek.
Schakelt de [CH FADER ( , , )] keuzeschakelaar om.
—
[
]: De curve stijgt plotseling aan het verre uiteinde.
—
[
]: Er wordt een curve tussen de curves boven en onder
ingesteld.
—
[
]: De curve stijgt geleidelijk (het geluid zwelt geleidelijk aan
wanneer u de kanaalregelaar van voren naar achteren beweegt).
Kies de crossfadercurve-karakteristiek.
Schakelt de [CROSS FADER ( , , )] keuzeschakelaar
om.
—
[
]: Geeft een steile, stijgende curve (als de crossfader-schuif-
regelaar wordt weggeschoven van de [
A
]-kant, worden er onmid-
dellijk geluidssignalen uitgestuurd via de [
B
]-kant).
—
[
]: Geeft een curve die het gemiddelde vormt van de curves
hierboven en hieronder.
—
[
]: Geeft een heel geleidelijk stijgende (als de crossfader-
schuifregelaar wordt weggeschoven van de [
A
]-kant, zal het
geluid aan de [
B
]-kant geleidelijk aanzwellen, terwijl het geluid
aan de [
A
]-kant geleidelijk wordt afgezwakt).
Start de weergave van een DJ-speler
met behulp van de schuifregelaar
(fader-start)
Als u een Pioneer DJ-speler aansluit met een bedieningskabel (bijgele-
verd bij de DJ-speler), kunt u de weergave starten of andere functies van
de DJ-speler bedienen met de fader van dit apparaat.
Sluit vooraf dit apparaat aan op een Pioneer DJ-speler. Nadere aanwij-
zingen voor het aansluiten vindt u onder
Aansluiten van ingangsaanslui-
tingen
op bladzijde 7.
De fader-startfunctie kan aan of uit worden gezet voor alle DJ-spelers
tegelijk. Zie
Instellingen aanpassen
op bladzijde 24 voor de
instelprocedure.
16
Nl
Beginnen met afspelen met de kanaal-fader
1 Stel [CROSS FADER ASSIGN (A, THRU, B)]
keuzeschakelaar in op [THRU].
2 Druk op een van de [FADER START (1, 2, 3, 4)]-toetsen.
Selecteer het kanaal dat gestart moet worden met de fader-startfunctie.
3 Zet de kanaalfader zoveel mogelijk naar uzelf toe.
4 Stel de cue in op de DJ-speler.
De DJ-speler pauzeert de weergave bij het cue-punt.
5 Beweeg de kanaalfader van u af.
Het afspelen begint op de DJ-speler.
!
Wanneer u de kanaal-fader terugzet in de oorspronkelijke stand,
keert de speler onmiddellijk terug naar het eerder ingestelde cue-
punt, om daar de weergave te pauzeren (back-cue).
Beginnen met afspelen met de crossfader
1 Stel de [CROSS FADER ASSIGN (A, THRU, B)]
keuzeschakelaar in op [A] of [B].
2 Druk op een van de [FADER START (1, 2, 3, 4)]-toetsen.
Selecteer het kanaal dat gestart moet worden met de fader-startfunctie.
3 Stel de crossfader in.
Schuif de regelaar naar de tegenovergestelde rand van het kanaal waar-
voor u de fader-startfunctie wilt gebruiken.
4 Stel de cue in op de DJ-speler.
De DJ-speler pauzeert de weergave bij het cue-punt.
5 Stel de crossfader in.
Het afspelen begint op de DJ-speler.
!
Wanneer u de crossfader terugzet in de oorspronkelijke stand, keert
de speler onmiddellijk terug naar het eerder ingestelde cue-punt, om
daar de weergave te pauzeren (back-cue).
Gebruik van een microfoon
1 Sluit een microfoon aan op de [MIC1] of
[MIC2]-aansluiting.
2 Stel de [OFF, ON, TALK OVER] keuzeschakelaar in op
[ON] of [TALK OVER].
—
[
ON
]: De aanduiding licht op.
—
[
TALK OVER
]: De aanduiding knippert.
!
Wanneer u instelt op [
TALK OVER
] zal het geluid van alle kanalen
behalve dat van het [
MIC
] kanaal met 18 dB (standaardinstelling)
worden verzwakt wanneer er een geluid van meer dan –10 dB bin-
nenkomt via de microfoon.
!
De [
TALK OVER
] verzwakking kan worden gewijzigd via het
[
USER SETUP
]-scherm. Nadere aanwijzingen voor het wijzigen hier-
van vindt u onder
Instellingen aanpassen
op bladzijde 24.
!
De talk-over stand kan worden ingesteld op normaal of geavan-
ceerd. Nadere aanwijzingen voor het wijzigen hiervan vindt u onder
Instellingen aanpassen
op bladzijde 24.
3 Draai aan de [MIC1 LEVEL] of [MIC2 LEVEL] instelling.
Regel het uitgangsniveau van de geluidsweergave via het [
MIC
] kanaal.
!
Onthoud dat helemaal naar rechts draaien een enorm hard geluid
oplevert.
4 Geef geluidssignalen door via de microfoon.
Bijregelen van de geluidskwaliteit
Draai aan de [EQ (HI, LOW)] instellingen voor het [MIC]
kanaal.
Zie
Specificaties
op bladzijde 28 voor het bereik van het geluid dat kan
worden bijgeregeld met elk van deze regelaars.
Overschakelen tussen mono- en
stereo-geluid
Hiermee wordt de weergave via de [
MASTER1
], [
MASTER2
], [
BOOTH
],
[
REC OUT
], [
PHONES
], [
DIGITAL MASTER OUT
] en [
USB
]-aansluitingen
omgeschakeld tussen mono en stereo.
!
Om het via de [
USB
]-aansluitingen geproduceerde geluidssignaal in
te stellen, moet u [
REC OUT
] selecteren bij [
Mixer Audio Output
] in
het instelhulpprogramma.
Schakelt de [MONO, STEREO] keuzeschakelaar om.
—
[
MONO
]: Voor weergave van mono-geluid.
—
[
STEREO
]: Voor weergave van stereo-geluid.
De links/rechts-balans van het geluid regelen
De links/rechts-balans van het geluid dat wordt weergegeven via de
[
MASTER1
], [
MASTER2
], [
BOOTH
], [
REC OUT
], [
PHONES
], [
DIGITAL
MASTER OUT
] en [
USB
]-aansluitingen kan worden bijgeregeld.
!
Om het via de [
USB
]-aansluitingen geproduceerde geluidssignaal in
te stellen, moet u [
REC OUT
] selecteren bij [
Mixer Audio Output
] in
het instelhulpprogramma.
1 Stel [MONO, STEREO] keuzeschakelaar in op
[STEREO].
2 Draai aan de [BALANCE] instelling.
De links/rechts balans van de geluidsweergave verandert, al naar gelang
de richting waarin u de [
BALANCE
] instelling draait en hoe ver.
!
Door draaien naar de uiterste rechterkant wordt alleen het rech-
ter kanaal van stereo-geluid weergegeven. Door draaien naar de
uiterste linkerkant wordt alleen het linker kanaal van stereo-geluid
weergegeven.
Het geluid wordt weergegeven via de
[
BOOTH
]-aansluiting.
Draai aan de [BOOTH MONITOR] instelling.
Regelt het niveau van de geluidssignalen die worden weergegeven via de
[
BOOTH
]-aansluiting.
17
Nl
Nederlands
Geavanceerde bedieningsfuncties
SOUND COLOR FX
Deze effecten veranderen in overeenstemming met de [
COLOR
]-
regelaars voor de verschillende kanalen.
1 Druk op een van de [SOUND COLOR FX]-toetsen.
Hiermee kiest u het soort effect.
De ingedrukte toets gaat knipperen.
!
Een overzicht van de soorten effecten vindt u op
BEAT COLOR FX/
SOUND COLOR FX effecttypen
op bladzijde 19.
!
Het zelfde effect wordt ingesteld voor [
CH1
] tot [
CH4
].
2 Draai aan de [COLOR] instelling.
Het effect wordt toegepast op elk kanaal waarvoor de knop werd
ingedrukt.
BEAT COLOR FX
Het SOUND COLOR FX-effect kan worden geassocieerd met de beat (ver-
andering in volume) van het muziekstuk wanneer de [
BEAT
]-toetsen voor
de respectievelijke kanalen worden ingedrukt. De beat-associatiefunctie
kan apart worden ingesteld voor de respectievelijke kanalen.
Hier volgt een beschrijving van de bedieningsprocedure wanneer
SOUND COLOR FX is ingeschakeld.
Druk op de [BEAT]-toets.
De beat-associatiefunctie wordt ingeschakeld voor het kanaal (de kana-
len) waarvoor de [
BEAT
]-toets(en) is (zijn) ingedrukt.
Het SOUND COLOR FX-effect wordt geassocieerd met de beat van het
muziekstuk.
!
Wanneer er opnieuw op [
BEAT
] wordt gedrukt, wordt de beat-associ-
atiefunctie uitgeschakeld.
!
De beat-associatiefunctie kan ook worden gebruikt door SOUND
COLOR FX in te schakelen nadat de [
BEAT
]-toets wordt ingedrukt.
BEAT EFFECT
1
2
3
6
8
4
5
7
AUTO
TAP
BPM
%
ms
CH SELECT
PARAMETER
1
2
3
4
MIC
MST
A
B
Met deze functie kunt u onmiddellijk diverse effecten instellen volgens
het tempo (BPM = beats per minuut) van het op dat moment weergege-
ven muziekstuk.
1
Effect-schermdeel
De naam van het geselecteerde effect wordt
weergegeven.
2
Kanaalkeuze-
schermdeel
De naam van het kanaal waarop het effect wordt
toegepast wordt weergegeven.
3
AUTO
(
TAP
)
[
AUTO
] licht op wanneer de BPM-meting staat
ingesteld op automatische werking.
[
TAP
] licht op bij gebruik van de handmatige
invoerstand.
4
Aanduiding van
de BPM-waarde (3
cijfers)
In de automatische stand wordt hier de automatisch
gemeten BPM-waarde aangegeven.
Wanneer de BPM-waarde niet gemeten kan worden,
knippert hier de laatst waargenomen BPM-waarde.
In de handmatige invoerstand wordt hier de handma-
tig ingevoerde BPM-waarde getoond.
5
BPM
Deze blijft steeds verlicht.
6
Parameter-
schermdeel
Hier worden de parameters weergegeven die zijn
opgegeven voor de individuele effecten.
Wanneer [
BEAT
c
,
d
] wordt ingedrukt, wordt de cor-
responderende beatfractie 1 seconde lang getoond.
Wanneer er een waarde buiten het parameterbereik
wordt opgegeven met de [
BEAT
c
,
d
] toets, verandert
de waarde niet en gaat het display knipperen.
7
% (ms)
Deze lichten op volgens de eenheden voor de ver-
schillende effecten.
8
Beat-schermdeel
Dit licht op aan de hand van de geselecteerde
beatnummerpositie.
1 Druk op de [AUTO/TAP]-toets.
Kies de BPM-metingsstand.
—
[
AUTO
]: Het BPM-tempo van het binnenkomende geluidssignaal
wordt automatisch gemeten. De [
AUTO
]-functie wordt ingesteld
wanneer dit apparaat wordt ingeschakeld.
—
[
TAP
]: De BPM-waarde wordt handmatig gekozen door met een
vinger te tikken op [
TAP
] toets.
!
Het BPM-meetbereik in de [
AUTO
]-stand loopt van 70 tot 180 BPM.
Voor sommige muziekstukken is het mogelijk dat het BPM-tempo
niet correct bepaald kan worden. Als het BPM-tempo niet gemeten
kan worden, knippert de BPM-waarde op het scherm. In dergelijke
gevallen voert u de BPM-waarde handmatig in met de [
TAP
]-toets.
2 Verdraai de [DELAY, ECHO, UP ECHO, SPIRAL, REVERB,
TRANS, FILTER, FLANGER, PHASER, ROBOT, SLIP ROLL,
ROLL, REV ROLL, SND/RTN] keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het soort effect.
!
Een overzicht van de soorten effecten vindt u op
Soorten BEAT
EFFECT
op bladzijde 19.
!
Om [
SND/RTN
] te gebruiken, zie
Gebruik van een externe effectgene-
rator
hieronder.
3 Verdraai de [1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER]
keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.
—
[
1
] – [
4
]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het corres-
ponderende kanaal.
—
[
MIC
]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[
MIC
]-kanaal.
—
[
CF.A
], [
CF.B
]: Het effect wordt toegepast op het geluid van de
crossfader’s [
A
] (linker)- of [
B
] (rechterkant).
—
[
MASTER
]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[
MASTER
]-kanaal.
4 Druk op de [BEAT
c
,
d
] toets.
Bepaal de beatfractie voor het synchroniseren van het effectgeluid.
De effecttijd die overeenkomt met de beat-fractie wordt automatisch
ingesteld.
5 Druk op de [ON/OFF] toets voor [BEAT EFFECTS].
Het effect wordt toegepast op het geluid.
De tijdparameter van het effect is instelbaar door te draaien aan de
[
TIME
]-instelling.
De kwantitatieve parameter van het effect is instelbaar door te draaien
aan de [
LEVEL
/
DEPTH
]-instelling.
De [
ON/OFF
] toets knippert wanneer het effect wordt ingeschakeld.
!
Wanneer er opnieuw op de [
ON/OFF
] toets wordt gedrukt, wordt het
effect uitgeschakeld.
Handmatig invoeren van het aantal BPM
Tik minstens 2 keer op [TAP] toets op de maat van de
beat (in kwart noten) van de weergegeven muziek.
De gemiddelde waarde van de tussenpozen waarmee de [
TAP
]-toets
werd aangetikt, wordt ingesteld als het BPM-tempo.
!
Wanneer het BPM-tempo is ingesteld met de [
TAP
]-toets, wordt de
beatfractie ingesteld op [
1/1
] en dan wordt de tijd van een enkele
beat (kwart noot) ingesteld als de effecttijd.
!
Het BPM-tempo is handmatig instelbaar door een de [
TIME
]-
instelling te draaien terwijl u de [
TAP
]-toets indrukt.
18
Nl
!
De BPM kan worden ingesteld in stappen van 0,1 door op
[
AUTO/TAP
] te drukken terwijl [
TAP
] ingedrukt wordt gehouden en
[
TIME
] wordt verdraaid terwijl de twee toetsen ingedrukt worden
gehouden.
Gebruik van een externe effectgenerator
1 Sluit dit apparaat aan op een externe effectgenerator.
Nadere aanwijzingen voor het aansluiten vindt u onder
Aansluiten van
uitgangsaansluitingen
op bladzijde 7.
2 Verdraai de [DELAY, ECHO, UP ECHO, SPIRAL, REVERB,
TRANS, FILTER, FLANGER, PHASER, ROBOT, SLIP ROLL,
ROLL, REV ROLL, SND/RTN] keuzeschakelaar.
Selecteer [
SND/RTN
].
3 Verdraai de [1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER]
keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.
4 Druk op de [ON/OFF] toets voor [BEAT EFFECTS].
Het geluid dat door de externe effectgenerator is gegaan wordt uitge-
stuurd via de [
MASTER
]-kanaal.
!
Wanneer er opnieuw op de [
ON/OFF
] toets wordt gedrukt, wordt het
effect uitgeschakeld.
Bedienen van DJ-software met de
MIDI-functie
Dit toestel is uitgerust met een “volledig toewijsbare MIDI” functie
waarmee de bedieningsinformatie voor vrijwel alle instellingen en toet-
sen van het toestel als MIDI-signalen naar de DJ-software kan worden
gestuurd. Dit toestel kan worden gebruikt als USB MIDI-controller
wanneer het via een USB-kabel is aangesloten op een computer
waarop MIDI-compatibele DJ-software is geïnstalleerd. Bovendien kan
het tempo (BPM) van het weergegeven geluid worden verzonden als
MIDI-timingklokken, zodat het tempo van de DJ-software kan worden
gesynchroniseerd met het tempo van de geluid dat door dit toestel wordt
geproduceerd.
Om DJ-software te bedienen vanaf dit toestel, moet er eerst MIDI-
compatibele DJ-software worden geïnstalleerd op de computer. De
MIDI-gerelateerde instellingen moeten ook op de DJ-software worden
verricht.
!
Zie voor de berichten die dit toestel doorgeeft
Lijst van MIDI-berichten
op bladzijde 22.
!
Zie
Instellingen aanpassen
op bladzijde 24 als u het MIDI-kanaal van
dit toestel wilt veranderen.
1 Verbind de [USB]-aansluiting van dit apparaat met de
computer.
Zie
Aansluiten op het bedieningspaneel
op bladzijde 8 voor nadere details
over de aansluitingen.
2 Start de DJ-software op.
3 Druk op de [MIDI] [ON/OFF]-toets.
Schakel de MIDI-functie in.
De verzending van MIDI-berichten begint.
!
Wanneer een fader of andere regelaar wordt verplaatst, zal er een
bericht worden verstuurd dat de nieuwe positie doorgeeft.
!
Wanneer de [
START
/
STOP
] toets wordt ingedrukt en meer dan
2 seconden ingedrukt wordt gehouden, wordt er een set MIDI-
meldingen die corresponderen met de toets, fader of de posities van
de instellingen verstuurd (Snapshot).
!
Wanneer de [
ON/OFF
]-toets voor [
MIDI
] nog eens wordt ingedrukt,
zal de overdracht van MIDI-meldingen stoppen.
!
De MIDI-timingklokken (BPM-informatie) worden verzonden onge-
acht de instelling van de [
MIDI
] [
ON/OFF
]-toets.
Verzenden van de berichten voor MIDI-start en
MIDI-stop
Druk op de [START/STOP] toets voor [MIDI].
!
De berichten voor MIDI-start en MIDI-stop worden beurtelings ver-
zonden, telkens wanneer u op de [
START
/
STOP
]-toets drukt, onge-
acht of de MIDI-functie aan of uit staat.
Bediening van een externe
MIDI-sequencer
Dit toestel is uitgerust met een “volledig toewijsbare MIDI” functie waar-
mee de bedieningsinformatie voor vrijwel alle instellingen en toetsen
van het toestel als MIDI-signalen naar externe apparatuur (effectgene-
rator enz.) kan worden gestuurd. Dit toestel kan worden gebruikt als
USB MIDI-controller wanneer het via een MIDI-kabel is aangesloten op
MIDI-compatibele externe apparatuur. Bovendien kan het tempo (BPM)
van het weergegeven geluid worden verzonden als MIDI-timingklokken,
zodat het tempo van de externe apparatuur (sequencer enz.) kan worden
gesynchroniseerd met het tempo van de geluid dat door dit toestel wordt
geproduceerd.
!
Zie voor de berichten die dit toestel doorgeeft
Lijst van MIDI-berichten
op bladzijde 22.
!
Externe MIDI-sequencers die niet geschikt zijn voor de MIDI-tijdklok
kunnen niet worden gesynchroniseerd.
!
Externe MIDI-sequencers kunnen niet worden gesynchroniseerd
voor geluidsbronnen waarvan het BPM-tempo niet betrouwbaar kan
worden gemeten.
!
MIDI-tijdkloksignalen worden ook doorgegeven bij BPM-waarden die
handmatig zijn ingevoerd door het aantikken van de [
TAP
]-toets met
een vinger. Het bereik van de MIDI-tijdklok loopt van 40 BPM tot 250
BPM.
1 Verbind de [MIDI OUT]-aansluiting met de MIDI IN-
aansluiting van de externe MIDI-sequencer met een in
de handel verkrijgbare MIDI-kabel.
2 Stel de synchronisatiefunctie van de externe MIDI-
sequencer in op “Slave”.
3 Druk op de [START/STOP] toets voor [MIDI].
Het MIDI-startbericht wordt verzonden.
4 Druk op de [MIDI] [ON/OFF]-toets.
De verzending van MIDI-berichten begint.
19
Nl
Nederlands
Soorten effecten
BEAT COLOR FX/SOUND COLOR FX effecttypen
Effectnaam
[
BEAT
] knop
status
Beschrijving
[
COLOR
] instelling
NOISE
Uit
Witte ruis geproduceerd binnenin dit apparaat wordt
samengemengd met het geluid van het kanaal via een
filter en dan weergegeven.
!
Het volume kan worden aangepast door de
[
TRIM
]-instellingen voor de respectievelijke kana-
len te verdraaien. De geluidskwaliteit kan worden
ingesteld door de [
EQ/ISO
(
HI
,
MID
,
LOW
)]-
instellingen te verdraaien.
Tegen de klok in draaien: De grensfrequentie voor het
filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk
lager.
Met de klok mee draaien: De grensfrequentie voor het
filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk
hoger.
Aan
Het volume verandert aan de hand van de beat.
Tegen de klok in draaien: De grensfrequentie voor het
filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk
lager.
Met de klok mee draaien: De grensfrequentie voor het
filter waardoor de witte ruis passeert wordt geleidelijk
hoger.
GATE
Uit
Een gate-effect maakt het geluid strakker en vermin-
dert het gevoel van volume.
Tegen de klok in draaien: Het gate-effect wordt toegepast
op de midden en hoge frequenties.
Met de klok mee draaien: Het gate-effect wordt toege-
past op de lage en hoge frequenties.
Aan
Het geluid wordt opgenomen terwijl de gate open is
en wanneer de gate gesloten is, wordt het opgenomen
geluid verschillende keren weergegeven.
Tegen de klok in draaien: Het gate-effect wordt toegepast
op de midden en hoge frequenties en het gesamplede
geluid wordt eraan toegevoegd.
Met de klok mee draaien: Het gate-effect wordt toege-
past op de lage en hoge frequenties en het gesamplede
geluid wordt eraan toegevoegd.
CRUSH
Uit
Comprimeert het oorspronkelijke geluid voor
weergave.
Tegen de klok in draaien: Vergroot de vervorming van
het geluid.
Met de klok mee draaien: Het geluid wordt gecompri-
meerd voor het door het hoogdoorlaatfilter passeert.
Aan
De vervorming verandert aan de hand van de beat.
Tegen de klok in draaien: Vergroot de vervorming van
het geluid.
Met de klok mee draaien: Het geluid wordt gecompri-
meerd voor het door het hoogdoorlaatfilter passeert.
FILTER
Uit
Produceert geluid dat door een filter is gegaan.
Tegen de klok in draaien: Vermindert de afsnijfrequentie
van het laagdoorlaatfilter geleidelijk.
Met de klok mee draaien: Verhoogt de afsnijfrequentie
van het hoogdoorlaatfilter geleidelijk.
Aan
De afsnijfrequentie van het filter verandert aan de
hand van de beat.
Tegen de klok in draaien: Vermindert de afsnijfrequentie
van het laagdoorlaatfilter geleidelijk.
Met de klok mee draaien: Verhoogt de afsnijfrequentie
van het hoogdoorlaatfilter geleidelijk.
Soorten BEAT EFFECT
DELAY
1
Een vertraagd geluid wordt één keer geproduceerd overeenkomstig de
beatfractie die is ingesteld met de [
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Wanneer een 1/2 beat vertraagd geluid wordt toegevoegd, worden 4
beats nu 8 beats.
Origineel
(4 beats)
1/2-beat
vertraging
(8 beats)
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een vertraging in te stellen van
1/8
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.
1
tot
4000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-
spronkelijke geluid en het vertraagde geluid.
ECHO
1
2
Een vertraagd geluid wordt verschillende keren geleidelijk verzwakt
geproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de
[
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Met 1/1 beat-echo’s zullen de vertraagde geluiden wegsterven volgens
het tempo van het muziekstuk, ook nadat het inkomend geluid al is
afgekapt.
Inkomend geluid
weggedraaid
Tijd
Uitfaden
1 beat
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een vertraging in te stellen van
1/8
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.
1
tot
4000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-
spronkelijke geluid en het echogeluid.
UP ECHO
1
2
Een vertraagd geluid wordt verschillende keren geleidelijk verzwakt
geproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de
[
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Met 1/1 beat-echo’s zullen de vertraagde geluiden wegsterven volgens
het tempo van het muziekstuk, ook nadat het inkomend geluid al is
afgekapt.
Het is ook mogelijk om de toonhoogte van het echogeluid te veranderen.
Inkomend
geluid
weggedraaid Uitfaden
Tijd
1 beat
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een vertraging in te stellen van
1/8
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.
1
tot
4000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik dit om de balans tussen het oorspronkelijke
geluid en de echo in te stellen en om de hoeveelheid
in te stellen waarmee de toonhoogte van de echo
verandert.
SPIRAL
1
2
Deze functie voegt een nagalmeffect toe aan het inkomend geluid.
Wanneer de vertraging wordt gewijzigd, verandert tegelijkertijd de
toonhoogte.
Inkomend geluid
weggedraaid
Tijd
Uitfaden
1 beat
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een vertraging in te stellen van
1/8
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de vertragingstijd in te stellen.
10
tot
4000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik dit om de balans te regelen van het oor-
spronkelijke geluid en het effectgeluid en om de
kwantitatieve parameter in te stellen.
REVERB
1
2
Deze functie voegt een nagalmeffect toe aan het inkomend geluid.
Niveau
Direct geluid
Vroege weerkaatsingen
Nagalm
1%
100%
Tijd
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om de hoeveelheid nagalmeffect in te
stellen, van
1
–
100
%.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de hoeveelheid nagalmeffect te
regelen.
1
–
100
(%)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik dit om de balans in te stellen tussen het
oorspronkelijke geluid en het effectgeluid en om de
afsnijfrequentie van het filter waar het effectgeluid
door gefilterd wordt in te stellen.
TRANS
1
Het geluid wordt afgesneden overeenkomstig de beatfractie die is inge-
steld met de [
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Gekapt
Gekapt
1/1 beat
Tijd
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een afsnijtijd in te stellen van
1/16
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.
10
tot
16000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Regelt de balans tussen het oorspronkelijke geluid
en het effectgeluid.
FILTER
1
De afsnijfrequentie van het filter wordt gewijzigd overeenkomstig de
beatfractie die is ingesteld met de [
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Frequentie
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om de cyclus in te stellen voor het ver-
plaatsen van de afsnijfrequentie als tijd,
1/4
–
64/1
,
in verhouding tot de tijd voor één beat van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de plaats in te stellen waar de
grensfrequentie verplaatst wordt.
10
tot
32000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Hoe verder u de regelknop naar rechts draait, des te
geprononceerder klinkt het effect.
FLANGER
1
Een flangereffect van 1-cyclus lang wordt geproduceerd overeenkomstig
de beatfractie die is ingesteld met de [
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Cyclus
Tijd
Korte vertraging
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van
1/4
–
64/1
in verhouding tot de tijd voor één beat van
de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik dit om de cyclus in te stellen waarmee het
flangereffect wordt verplaatst.
10
tot
32000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Hoe verder u de regelknop naar rechts draait, des te
geprononceerder klinkt het effect.
Wanneer u de knop geheel naar links draait, wordt
alleen het oorspronkelijk geluid weergegeven.
PHASER
1
Het phasereffect wordt gewijzigd overeenkomstig de beatfractie die is
ingesteld met de [
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Cyclus
Faseverschuiving
Tijd
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om de cyclus in te stellen voor het
verplaatsen van phasereffect als tijd,
1/4
–
64/1
, in
verhouding tot de tijd voor één beat van de BPM.
20
Nl
21
Nl
Nederlands
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Deze bepaalt de cyclus waarmee het phaser-effect
wordt verplaatst.
10
tot
32000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Hoe verder u de regelknop naar rechts draait, des te
geprononceerder klinkt het effect.
Wanneer u de knop geheel naar links draait, wordt
alleen het oorspronkelijk geluid weergegeven.
ROBOT
1
Het oorspronkelijke geluid wordt veranderd in een geluid als van een
robot.
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om de hoeveelheid effectgeluid in te
stellen, van
-100
–
100
%.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de hoeveelheid effectgeluid te
regelen.
-100
–
100
(%)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Regelt de balans tussen het oorspronkelijke geluid
en het effectgeluid.
SLIP ROLL
1
2
Het geluid dat wordt ingevoerd op het punt waar er op [
ON/OFF
] wordt
gedrukt wordt opgenomen en het opgenomen geluid wordt herhaaldelijk
gereproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de
[
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Wanneer de effecttijd verandert, wordt het inkomend geluid opnieuw
opgenomen.
1/1 herhaling
1/2 herhaling
Origineel
Herhaling
Gewijzigd van
1/2 naar 1/1
Effect
ingeschakeld
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van
1/16
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.
10
tot
4000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-
spronkelijke geluid en de
ROLL
.
ROLL
1
2
Het geluid dat wordt ingevoerd op het punt waar er op [
ON/OFF
] wordt
gedrukt wordt opgenomen en het opgenomen geluid wordt herhaaldelijk
gereproduceerd overeenkomstig de beatfractie die is ingesteld met de
[
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Effect ingeschakeld
Herhaald
Origineel
1/1
herhaling
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van
1/16
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.
10
tot
4000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-
spronkelijke geluid en de
ROLL
.
REV ROLL
1
2
Het geluid dat wordt ingevoerd op het punt waar er op [
ON/OFF
] wordt
gedrukt wordt opgenomen en het opgenomen geluid wordt omgekeerd
en dan herhaaldelijk gereproduceerd overeenkomstig de beatfractie die
is ingesteld met de [
BEAT
c
,
d
] toetsen.
Effect ingeschakeld
Omgekeerd en herhaald
Origineel
1/1 omkeer-
herhaling
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
Gebruik deze om een effecttijd in te stellen van
1/16
–
16/1
in verhouding tot de tijd voor één beat
van de BPM.
TIME
instelling (parame-
ter 2)
Gebruik deze om de effecttijd in te stellen.
10
tot
4000
(ms)
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Gebruik deze om de balans te regelen van het oor-
spronkelijke geluid en de
ROLL
.
SND/RTN
1
Hierop kunt u een externe effectgenerator, enz. aansluiten.
DJM-850
SEND
RETURN
Effectgenerator
LEVEL
MIC 1
MIC 2
EQ
0
0
POWER
MIC
USB
MIC1
AUTO
/ TAP
START
/ STOP
CH SELECT
PARAMETER
1
2
3
4
MIC
A
B MST
TIME
MAX
LEVEL / DEPTH
ON / OFF
MIN
MIDI
BEAT EFFECTS
BEAT
TAP
ON/ OFF
SETUP
PHASER
SPIRAL
FLANGER
SLIP ROLL
ROLL
FILTER
TRANS
REV ROLL
SND/ RTN
ROBOT
REVERB
ECHO
UP ECHO
DELAY
HI
LOW
12
12
12
12
ON
TALK
OVER
OFF
SOUND COLOR FX
NOISE
GATE
CRUSH
FILTER
1
2
3
4
FADER START
HEAD PHONES
STEREO
MONO SPLIT
MASTER
0
MIXING
LEVEL
CUE
PHONES
CD/LINE PHONO
USB
1/2
EQ/
TRIM
9
HI
6
-26
/
MID
6
-26
/
LOW
6
-26
/
ISO
OVER
10
7
4
2
1
- 1
- 2
- 3
- 5
- 7
-10
-15
-24
dB
0
BEAT
COLOR
HI
LOW
CUE
B
A THRU
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
CD/LINE
LINE
USB
3/4
EQ/
TRIM
9
HI
6
-26
/
MID
6
-26
/
LOW
6
-26
/
ISO
OVER
10
7
4
2
1
- 1
- 2
- 3
- 5
- 7
-10
-15
-24
dB
0
BEAT
COLOR
HI
LOW
CUE
B
A THRU
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
CD/LINE
LINE
USB
5/6
EQ/
TRIM
9
HI
6
-26
/
MID
6
-26
/
LOW
6
-26
/
ISO
OVER
10
7
4
2
1
- 1
- 2
- 3
- 5
- 7
-10
-15
-24
dB
0
OVER
10
7
4
2
1
- 1
- 2
- 3
- 5
- 7
-10
-15
-24
R
L
dB
0
BEAT
COLOR
HI
LOW
CUE
B
A THRU
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
CD/LINE PHONO
USB
7/8
EQ/
TRIM
9
HI
6
-26
/
MID
6
-26
/
LOW
6
-26
/
ISO
OVER
10
7
4
2
1
- 1
- 2
- 3
- 5
- 7
-10
-15
-24
dB
0
BEAT
COLOR
HI
LOW
CUE
CUE
CUE
B
A THRU
STEREO
EQ
MONO
B
A
ISOLATOR
WAKE UP
LEVEL
0
BALANCE
R
L
MASTER
BOOTH MONITOR
EQ CURVE
CH FADER
CROSS FADER
0
AUTO
TAP
BPM
%
ms
1
2
3
4 MIC
CF.A
CF.B
MASTER
CROSS FADER ASSIGN
BEAT
c
,
d
toetsen (para-
meter 1)
—
TIME
instelling (parame-
ter 2)
—
LEVEL/DEPTH
instelling
(parameter 3)
Regelt het niveau van de geluidssignalen die binnen-
komen via de [
RETURN
]-aansluiting.
1
Als het geluid voor het kanaal waarmee u wilt meeluisteren niet
wordt weergegeven via het [
MASTER
] kanaal wanneer [
CF.A
], [
CF.B
]
of [
MASTER
] is geselecteerd met de [
1
,
2
,
3
,
4
,
MIC
,
CF.A
,
CF.B
,
MASTER
] keuzeschakelaar, kan er niet worden meegeluisterd, ook
niet door op de [
CUE
] toets te drukken voor [
BEAT EFFECTS
].
2
Als het effect uit is, kan er niet worden meegeluisterd, ook niet als er
op de [
CUE
] toets voor [
BEAT EFFECTS
] wordt gedrukt.
Lijst van MIDI-berichten
!
“CC” is de afkorting voor “control change”. Een control change is een type MIDI-signaal voor het verzenden van diverse soorten bedieningsinforma-
tie, zoals timbre, volume enz.
Op dit toestel worden waarden van 0 t/m 127 voornamelijk geproduceerd als CC wanneer instellingen en faders worden gebruikt. CC-signalen
worden ook geproduceerd wanneer bepaalde toetsen worden gebruikt.
!
“Note” is een MIDI term die wordt gebruikt wanneer er tonen worden aangeslagen of losgelaten op een piano of ander toetsenbord.
Categorie
SW-naam
SW-type
MIDI-toewijzing
Trigger/Alterneren
Overgebrachte gegevens
CH1
TRIM
Instelling
CC 001
—
0-127
HI
Instelling
CC 002
—
0-127
MID
Instelling
CC 003
—
0-127
LOW
Instelling
CC 004
—
0-127
BEAT
Toets
CC 101
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
COLOR
Instelling
CC 005
—
0-127
CUE
Toets
CC 070
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
Kanaal-fader
Instelling
CC 017
—
0-127
CROSS FADER ASSIGN
Schakelaar
CC 065
—
0, 64, 127
CH2
TRIM
Instelling
CC 006
—
0-127
HI
Instelling
CC 007
—
0-127
MID
Instelling
CC 008
—
0-127
LOW
Instelling
CC 009
—
0-127
BEAT
Toets
CC 102
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
COLOR
Instelling
CC 010
—
0-127
CUE
Toets
CC 071
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
Kanaal-fader
Instelling
CC 018
—
0-127
CROSS FADER ASSIGN
Schakelaar
CC 066
—
0, 64, 127
CH3
TRIM
Instelling
CC 012
—
0-127
HI
Instelling
CC 014
—
0-127
MID
Instelling
CC 015
—
0-127
LOW
Instelling
CC 021
—
0-127
BEAT
Toets
CC 103
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
COLOR
Instelling
CC 022
—
0-127
CUE
Toets
CC 072
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
Kanaal-fader
Instelling
CC 019
—
0-127
CROSS FADER ASSIGN
Schakelaar
CC 067
—
0, 64, 127
CH4
TRIM
Instelling
CC 080
—
0-127
HI
Instelling
CC 081
—
0-127
MID
Instelling
CC 092
—
0-127
LOW
Instelling
CC 082
—
0-127
BEAT
Toets
CC 104
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
COLOR
Instelling
CC 083
—
0-127
CUE
Toets
CC 073
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
Kanaal-fader
Instelling
CC 020
—
0-127
CROSS FADER ASSIGN
Schakelaar
CC 068
—
0, 64, 127
Crossfader-regelaar
Crossfader-regelaar
Instelling
CC 011
—
0-127
Fadercurve
CH FADER
(
,
,
) Schakelaar
CC 094
—
0, 64, 127
CROSS FADER
(
,
,
)
Schakelaar
CC 095
—
0, 64, 127
Master
MASTER LEVEL
Instelling
CC 024
—
0-127
BALANCE
Instelling
CC 023
—
0-127
CUE
Toets
CC 074
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
EQ CURVE
(
ISOLATOR
,
EQ
)
Schakelaar
CC 033
—
0, 127
BOOTH MONITOR
BOOTH MONITOR
Instelling
CC 025
—
0-127
BEAT EFFECTS
c
Toets
CC 076
Alleen trigger
UIT=0, AN=127
d
Toets
CC 077
Alleen trigger
UIT=0, AN=127
AUTO/TAP
Toets
CC 069
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
TAP
Toets
CC 078
Alleen trigger
UIT=0, AN=127
CUE
Toets
CC 075
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
22
Nl
23
Nl
Nederlands
Categorie
SW-naam
SW-type
MIDI-toewijzing
Trigger/Alterneren
Overgebrachte gegevens
BEAT EFFECTS
EFFECT
SELECT
DELAY
Schakelaar
CC 042
2
UIT=0, AN=127
ECHO
Schakelaar
CC 055
2
UIT=0, AN=127
UP ECHO
Schakelaar
CC 061
2
UIT=0, AN=127
SPIRAL
Schakelaar
CC 043
2
UIT=0, AN=127
REVERB
Schakelaar
CC 054
2
UIT=0, AN=127
TRANS
Schakelaar
CC 053
2
UIT=0, AN=127
FILTER
Schakelaar
CC 059
2
UIT=0, AN=127
FLANGER
Schakelaar
CC 050
2
UIT=0, AN=127
PHASER
Schakelaar
CC 057
2
UIT=0, AN=127
ROBOT
Schakelaar
CC 051
2
UIT=0, AN=127
SLIP ROLL
Schakelaar
CC 058
2
UIT=0, AN=127
ROLL
Schakelaar
CC 046
2
UIT=0, AN=127
REV ROLL
Schakelaar
CC 047
2
UIT=0, AN=127
SND/RTN
Schakelaar
CC 062
2
UIT=0, AN=127
CH SELECT
CH1
Schakelaar
CC 034
2
UIT=0, AN=127
CH2
Schakelaar
CC 035
2
UIT=0, AN=127
CH3
Schakelaar
CC 036
2
UIT=0, AN=127
CH4
Schakelaar
CC 037
2
UIT=0, AN=127
MIC
Schakelaar
CC 038
2
UIT=0, AN=127
CF.A
Schakelaar
CC 039
2
UIT=0, AN=127
CF.B
Schakelaar
CC 040
2
UIT=0, AN=127
MASTER
Schakelaar
CC 041
2
UIT=0, AN=127
TIME
Schakelaar
CC 013
—
—
Schakelaar
CC 045
—
TIME
waarde (Wanneer
FLANGER
,
PHASER
of
FILTER
is geselecteerd, wordt
de waarde gehalveerd. Wanneer een
negatieve waarde is geselecteerd, wordt
deze ingesteld op een positieve waarde.)
LEVEL
/
DEPTH
Schakelaar
CC 091
—
0-127
ON
/
OFF
!
Wanneer er een
ander effect dan
[
SND/RTN
] is gese-
lecteerd bij BEAT
EFFECT
Toets
CC 114
—
UIT=0, AN=127
ON
/
OFF
!
Wanneer [
SND/RTN
]
is geselecteerd bij
BEAT EFFECT
Toets
CC 064
—
UIT=0, AN=127
MIC
HI
Instelling
CC 030
—
0-127
LOW
Instelling
CC 031
—
0-127
SOUND COLOR FX
NOISE
Toets
CC 085
Trigger/Alterneren
1
UIT=0, AN=127
GATE
Toets
CC 105
Trigger/Alterneren
1
UIT=0, AN=127
CRUSH
Toets
CC 086
Trigger/Alterneren
1
UIT=0, AN=127
FILTER
Toets
CC 087
Trigger/Alterneren
1
UIT=0, AN=127
Fader Start
FADER START 1
Toets
CC 088
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
FADER START 2
Toets
CC 089
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
FADER START 3
Toets
CC 090
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
FADER START 4
Toets
CC 093
Trigger/Alterneren
UIT=0, AN=127
HEADPHONES
MIXING
Instelling
CC 027
—
0-127
LEVEL
Instelling
CC 026
—
0-127
Timing Clock
—
Timingklok
—
—
Fader Start
FADER START 1
Opmerking 102
—
BACK CUE = 0, PLAY = 127
FADER START 2
Opmerking 103
—
BACK CUE = 0, PLAY = 127
FADER START 3
Opmerking 104
—
BACK CUE = 0, PLAY = 127
FADER START 4
Opmerking 105
—
BACK CUE = 0, PLAY = 127
MIDI
START
Toets
START
—
—
STOP
Toets
STOP
—
—
1
Wanneer het inschakelen van een toets de stand van een andere toets omschakelt van aan naar uit, worden de MIDI aan- en uit-signalen van de beide toetsen doorgegeven.
Wanneer er geen toets is die wordt uitgeschakeld, wordt alleen het MIDI aan-signaal van de ingedrukte toets doorgegeven.
2
Bij omschakelen van de ene stand naar de andere, worden de MIDI ON en OFF signalen verstuurd voor de respectievelijke standen.
!
Wanneer de [
START
/
STOP
]-toets meer dan 1 seconde ingedrukt wordt gehouden, worden MIDI-meldingen die corresponderen met de standen van de toetsen, faders en
bedieningsorganen gebundeld verstuurd (Snapshot).
Het MIDI Snapshot verstuurt alle MIDI-meldingen behalve MIDI Start en MIDI Stop.
24
Nl
Instellingen aanpassen
1 Houd de [MIDI] [SETUP (WAKE UP)] toets tenminste 1
seconde lang ingedrukt.
Het [
USER SETUP
]-scherm verschijnt.
!
Om het [
CLUB SETUP
]-scherm te openen, moet u het toestel eerst
uitschakelen, waarna u [
POWER
] weer indrukt terwijl u [
MIDI
]
[
SETUP
(
WAKE UP
)] ingedrukt houdt.
2 Druk op de [BEAT
c
,
d
] toets.
Kies het in te stellen item.
3 Druk op de [TAP] toets.
Het scherm schakelt over naar het instelscherm voor de waarde van het
item in kwestie.
4 Druk op de [BEAT
c
,
d
] toets.
Verander de ingestelde waarde.
5 Druk op de [TAP] toets.
Voer de ingestelde waarde in.
Het vorige scherm verschijnt weer.
!
Druk op [
AUTO/TAP
] om terug te keren naar het vorige scherm
zonder de instellingen te veranderen.
6 Druk op de [SETUP (WAKE UP)] knop.
Sluit het [
USER SETUP
]-scherm.
!
Om het [
CLUB SETUP
]-scherm te sluiten, drukt u op de [
POWER
]-
toets om dit toestel uit te schakelen.
Omtrent de automatische
ruststandfunctie
Wanneer [
Auto Standby
] staat ingesteld op [
ON
], wordt het toestel
automatisch uit (standby) gezet als er meer dan 4 uur verstrijken en aan
al de onderstaande voorwaarden is voldaan.
—
Als geen van de bedieningsknoppen of regelaars wordt bediend.
—
Als er geen geluidssignalen van
–10 dB
of meer binnenkomen via de
ingangsaansluitingen van dit apparaat.
!
Wanneer [
SETUP
(
WAKE UP
)]-toets wordt ingedrukt, wordt de
paraatstand geannuleerd.
!
Bij aflevering van dit apparaat staat de energiebesparingsfunctie
ingeschakeld. Als u de energiebesparingsfunctie niet wilt gebruiken,
zet u [
Auto Standby
] op [
OFF
].
Over de talk-over functie (inspreekniveau)
De talk-over functie (inspreekniveau) heeft de twee hieronder beschre-
ven standen.
—
[
ADV
] (Geavanceerd inspreekniveau (talk-over)): Alleen de midden-
tonen van het geluid van de kanalen anders dan het [
MIC
] kanaal
worden verzwakt overeenkomstig de ingestelde [
Talk Over LEVEL
]
waarde en de weergave.
dB
Frequentie
—
[
NOR
] (normaal inspreekniveau (talk-over)): Het geluid van de kana-
len anders dan het [
MIC
] kanaal wordt verzwakt overeenkomstig de
ingestelde [
Talk Over LEVEL
] waarde en de weergave.
dB
Frequentie
Voorkeurinstellingen maken
*: Instellingen bij aanschaf
Functie
Optionele
instellingen
Schermweergave
Ingestelde
waarde
Beschrijving
USER SETUP
Fader Start
F.S.
ON
*,
OFF
Zet de fader-startfunctie aan en uit voor alle DJ-spelers die zijn verbonden met de
[
CONTROL
]-aansluitingen.
MIDI CH
MIDI CH
1
* tot
16
Voor instellen van het MIDI-kanaal.
MIDI Button Type MIDI BT
TGL
*,
TRG
Selecteert de MIDI-signaalverzendmethode, [
TGL
(
TOGGLE
)] of [
TRG
(
TRIGGER
)].
Talk Over Mode
TLK MOD
ADV
*,
NOR
Selecteert de stand van de talk-over functie (inspreekniveau), [
ADV
(
ADVANCED
)] of
[
NOR
(
NORMAL
)].
Talk Over LEVEL
TLK LVL
–6 dB
,
–12 dB
,
–18 dB
*,
–24 dB
Stelt het verzwakkingsniveau in voor de talk-over functie (inspreekniveau).
CLUB SETUP
Digital Master Out
Level
DOUT LV
–19 dB
*,
–15 dB
,
–10 dB
,
–5 dB
Stelt het maximum niveau in van het geluid dat wordt weergegeven via de [
DIGITAL
MASTER OUT
]-aansluitingen.
1
Digital Master Out
Sampling Rate
DOUT FS
48 kHz
,
96 kHz
*
Stelt de digitale signaalbemonsteringswaarde in.
MASTER ATT.
MST ATT
–6 dB
,
–3 dB
,
0 dB
*
Stelt het verzwakkingsniveau in van het geluid dat wordt weergegeven via de [
MASTER1
]
en [
MASTER2
]-aansluitingen.
Auto Standby
AUTOSTB
ON
*,
OFF
Activeert en deactiveert de automatische ruststandfunctie.
Mic Output To
Booth Monitor
MIC BTH
ON
*,
OFF
Bepaalt of er wel of geen microfoongeluiden worden uitgestuurd via de
[
BOOTH
]-aansluitingen.
PC UTILITY
PC UTLY
ON
*,
OFF
Stelt in of het instelhulpprogramma van de computer automatisch moet worden opge-
start wanneer er een USB-kabel wordt aangesloten.
Factory Reset
INITIAL
YES
,
NO
*
Alle instellingen in de beginstand terugzetten.
1
Let op, want het weergegeven geluid kan ook vervormd raken wanneer de masterniveau-indicator niet helemaal tot boven toe oplicht.
25
Nl
Nederlands
Aanvullende informatie
Verhelpen van storingen
!
Verkeerde bediening kan vaak de oorzaak zijn van een schijnbare storing of foutieve werking. Wanneer u denkt dat er iets mis is met dit apparaat,
controleert u eerst de onderstaande punten. Soms ligt de oorzaak van het probleem bij een ander apparaat. Controleer daarom ook de andere com-
ponenten en elektrische apparatuur die gebruikt wordt. Als u het probleem aan de hand van de onderstaande controlepunten niet kunt verhelpen,
verzoekt u dan uw dichtstbijzijnde officiële Pioneer onderhoudsdienst of uw vakhandelaar om het apparaat te laten repareren.
!
De disc-speler kan soms niet goed werken vanwege statische elektriciteit of andere externe invloeden. In dergelijke gevallen kunt u de normale
werking herstellen door de stekker even uit het stopcontact te trekken en die even later weer in te steken.
Probleem
Controle
Oplossing
De stroom wordt niet ingeschakeld.
Is het netsnoer naar behoren aangesloten?
Steek de netsnoerstekker in het stopcontact.
Er klinkt niet of nauwelijks geluid.
Staat de [
CD/LINE
,
PHONO
,
LINE
,
USB */*
]
keuzeschakelaar in de juiste stand?
Zet de [
CD/LINE
,
PHONO
,
LINE
,
USB */*
] keuzeschakelaar naar de ingangsbron
voor het kanaal. (pagina 15)
Zijn de aansluitsnoeren goed aangesloten?
Zorg dat de aansluitsnoeren juist zijn aangesloten. (pagina 7)
Zijn de aansluitbussen en de stekkers vuil?
Maak de aansluitbussen en de stekkers schoon voordat u aasluitingen gaat
maken.
Staat [
MASTER ATT.
] ingesteld op [
–6 dB
], enz.?
Ga naar het [
CLUB SETUP
]-scherm en wijzig [
MASTER ATT.
]. (bladzijde 24)
Er wordt geen digitaal geluid
weergegeven.
Is de bemonsteringsfrequentie (fs) voor de digitale
audio-uitgang wel geschikt voor het aangesloten
apparaat?
In het [
CLUB SETUP
]-scherm stelt u [
Digital Master Out Sampling Rate
] in
volgens de specificaties van de aangesloten apparatuur. (bladzijde 24)
Vervorming in het geluid.
Is het uitgangsniveau van de geluidsweergave via
het [
MASTER
] kanaal correct ingesteld?
Verstel de [
MASTER LEVEL
]-instelling zodanig dat de hoofdkanaalniveau-indica-
tor oplicht tot ongeveer [
0 dB
] bij het pieksignaalniveau. (Pagina 15)
Stel [
MASTER ATT.
] in op [
–3 dB
] of [
–6 dB
]. (bladzijde 24)
Is het niveau van het inkomend geluid voor elk
kanaal goed ingesteld?
Verstel de [
TRIM
]-instelling zodanig dat de kanaalniveau-indicator oplicht tot
ongeveer [
0 dB
] bij het pieksignaalniveau. (Pagina 15)
De crossfader werkt niet.
Zijn de
CROSS FADER ASSIGN
(
A
,
THRU
,
B
)
keuzeschakelaars correct ingesteld?
Stel de [
CROSS FADER ASSIGN
(
A
,
THRU
,
B
)] keuzeschakelaar correct in voor
de diverse kanalen. (Pagina 15)
Het starten van de DJ-spaler via de
fader lukt niet.
Staat [
FADER START
] ingesteld op [
OFF
]?
Ga naar het [
USER SETUP
] scherm en stel [
FADER START
] in op [
ON
]. (bladzijde
24)
Zet de [
FADER START
]-toets op het bedieningspaneel op [
ON
]. (Pagina 15)
Is de DJ-speler juist aangesloten op de
[
CONTROL
]-aansluiting?
Verbind de [
CONTROL
]-aansluiting op de juiste manier met uw DJ-speler via een
bedieningskabel. (pagina 7)
Zijn de audiosnoeren goed aangesloten?
Sluit de audio-ingangsaansluitingen van dit apparaat met een audiosnoer aan
op de audio-uitgangsaansluitingen van de DJ-speler. (pagina 7)
De [
BEAT EFFECTS
] werkt niet.
Is de [
1
,
2
,
3
,
4
,
MIC
,
CF.A
,
CF.B
,
MASTER
] keuze-
schakelaar correct ingesteld?
Draai de [
1
,
2
,
3
,
4
,
MIC
,
CF.A
,
CF.B
,
MASTER
] keuzeschakelaar en selecteer het
kanaal waarop u het effect wilt toepassen. (Pagina 17)
[
SOUND COLOR FX
] werkt niet.
Staat de [
COLOR
]-instelling in een geschikte
stand?
Draai de [
COLOR
]-instelling met de klok mee of er tegenin. (bladzijde 17)
[
BEAT COLOR FX
] werkt niet.
Staat de [
SOUND COLOR FX
] [
BEAT
]-toets op
[
ON
]?
Zet de [
SOUND COLOR FX
] [
BEAT
]-toets op [
ON
]. (bladzijde 17)
De externe effectgenerator is niet te
gebruiken.
Is de [
ON/OFF
] toets voor [
BEAT EFFECTS
] inge-
steld op [
ON
]?
Druk op de [
ON/OFF
] toets voor [
BEAT EFFECTS
] om [
SND/RTN
] in te stellen op
[
ON
]. (bladzijde 17)
Is de externe effectgenerator juist aangesloten op
de [
SEND
] of [
RETURN
]-aansluiting?
Sluit een externe effectgenerator aan op de [
SEND
] en de [
RETURN
]-
aansluitingen. (bladzijde 7)
Vervorming in het geluid van een
externe effectgenerator.
Is het audio-uitgangsniveau van de externe effect-
generator wel juist ingesteld?
Verstel het audio-uitgangsniveau van de externe effectgenerator.
Het tempo (
BPM
) is niet meetbaar of
de gemeten waarde van het tempo
(
BPM
) is onwaarschijnlijk.
Staat het audio-ingangsniveau te hoog of te laag
ingesteld?
Verstel de [
TRIM
]-instelling zodanig dat de kanaalniveau-indicator oplicht tot
ongeveer [
0 dB
] bij het pieksignaalniveau. (Pagina 15)
Bij sommige muziekstukken kan het niet goed mogelijk zijn om het tempo
(
BPM
) te meten. Gebruik de [
TAP
] toets om het tempo met de hand in te voeren.
(bladzijde 17)
Het gemeten tempo (
BPM
) verschilt
van het tempo dat staat aangegeven
op de CD.
—
De waarden kunnen wel eens ietwat verschillen, vanwege de verschillende meet-
methoden voor het
BPM
. Wellicht is het niet nodig correcties te maken.
De MIDI-sequencer laat zich niet
synchroniseren.
Is de synchronisatiefunctie van de MIDI-sequencer
ingesteld op “Slave”?
Stel de synchronisatiefunctie van de MIDI-sequencer in op “Slave”.
Is de MIDI-sequencer die u gebruikt wel geschikt
voor de MIDI-tijdklok?
MIDI-sequencers die niet geschikt zijn voor de MIDI-tijdklok kunnen niet worden
gesynchroniseerd.
De MIDI-bedieningsfunctie werkt niet. Staat het MIDI-kanaal wel ingeschakeld?
Druk op de [
ON/OFF
] toets voor [
MIDI
]. (
Bedienen van DJ-software met de MIDI-
functie
op bladzijde 18)
Zijn alle MIDI-instellingen naar behoren gemaakt?
Voor het gebruik van DJ-programma’s met dit apparaat moeten de MIDI-
berichten worden toegewezen aan het DJ-programma dat u gebruikt. Zie voor
nadere aanwijzingen voor het toewijzen van berichten de handleiding van uw
DJ-software.
Dit apparaat wordt niet herkend nadat
het is aangesloten op een computer.
Is het stuurprogramma wel goed geïnstalleerd op
uw computer?
Installeer het stuurprogramma. Als het reeds geïnstalleerd is, moet u het
opnieuw installeren. (bladzijde 8)
Probleem
Controle
Oplossing
Het geluid van een computer wordt
niet weergegeven door dit apparaat.
Zijn dit apparaat en de computer wel juist
aangesloten?
Sluit dit toestel en de computer direct op elkaar aan met behulp van de meegele-
verde USB-kabel. (bladzijde 8)
Zijn de instellingen voor de geluidsweergave-
apparatuur naar behoren gemaakt?
Stel in op dit apparaat onder de instellingen voor de geluidsweergave-appara-
tuur. Zie voor nadere aanwijzingen over de instellingen voor uw applicatie de
gebruiksaanwijzing voor uw applicatie.
Staat de [
CD/LINE
,
PHONO
,
LINE
,
USB */*
]
keuzeschakelaar in de juiste stand?
Stel de [
CD/LINE
,
PHONO
,
LINE
,
USB */*
] keuzeschakelaar in op de [
USB */*
]
stand. (Pagina 15)
Er kan niet worden meegeluisterd met
effectgeluid, ook niet wanneer er op
de [
CUE
] toets voor [
BEAT EFFECTS
]
wordt gedrukt.
—
Het circuit dat de [
ECHO
], [
UP ECHO
], [
SPIRAL
], [
REVERB
], [
ROLL
], [
SLIP ROLL
]
en [
REV ROLL
]-echogeluiden genereert, bevindt zich achter het effectcircuit, dus
het effectgeluid kan niet worden gecontroleerd. Dit is geen storing.
Het geluid zal worden vervormd wan-
neer een analoge speler wordt verbon-
den met de [
PHONO
] aansluitingen
van dit toestel.
Het is ook mogelijk dat de indicator
voor het kanaalniveau niet veranderd,
ook niet wanneer er aan [
TRIM
] wordt
gedraaid.
Heeft u een analoge speler aangesloten met een
ingebouwde phono-equalizer?
Voor analoge spelers met ingebouwde phono-equalizers moet u de speler
aansluiten op de [
CD/LINE
] of [
LINE
]-aansluitingen. (pagina 7)
Als de analoge speler met ingebouwde phono-equalizer een PHONO/LINE keuze-
schakelaar heeft, moet u deze op PHONO zetten.
Is er een audio-interface voor computers aangeslo-
ten tussen de analoge speler en dit toestel?
Als de audio-interface voor computers een uitgang op lijnniveau heeft, moet u
deze aansluiten op de [
CD/LINE
] of [
LINE
]-aansluiting. (pagina 7)
Als de analoge speler een PHONO/LINE keuzeschakelaar heeft, moet u deze op
PHONO zetten.
26
Nl
27
Nl
Nederlands
Blokschema
[BEAT EFFECT (SND/RTN
)
]
Effect CH Select
Effect CH Select
Effect Out
Cable Check
RETURN
SEND Out
CHx
CF A/B
MIC
Master
CHx
CF A/B
MIC
Master
Return Level
No Cable
Effect SW
Cable Exist
Effect_CUE
Effect_CUE
[Mono Split / Stereo SWITCH & MIXING]
Mono Split
Stereo
2posi
MIXING
MONO SPLIT/
STEREO SWITCH
[BEAT EFFECT(Others)]
Effect CH Select
Effect CH Select
Effect Out
CHx
CF A/B
MIC
Master
CHx
CF A/B
MIC
Master
Effect SW
Level Depth
CHx Cue On/Off SW
CHx_CUE
Effect Cue On/Off SW
Effect_CUE
CUE
Mixing
L
R
SEL
Mono Split
Stereo
Master Cue On/Off SW
Master_CUE
Master
Mixing
L
R
H.P. MIX R Out
H.P. MIX L Out
SEL
SEL
3posi
2posi
SOUND
COLOR
EFFECT
CHx
3Band
EQ/
ISOLATOR
CHx
BEAT
EFFECT
CHx
BEAT
EFFECT
CHx
BEAT
EFFECT
CHx
BPM Detect CHx Select
Level meter CHx
Send/
Return
CHx
CUE
Monitor
CHx
Phono
AMP
CH1,4
Analog_PHONO
Analog_CD LINE
USB
CF Assign
3posi
Assign A
CHx
Assign Thru
CH1-4
Assign B
CHx
CH Fader
3posi
CH
Fader
Curve
Switch
3posi
2posi
2para
4para
Cross
Fader
Curve
Switch
Thru
CF A
CF B
MIC Monitor SW
CHx in
CHx Timecode
2Band
MIC EQ
MIC1,2
MIC1/2 in
Post CHx Fader
TalkOver ON/OFF
Rec Out
Master_CUE
MIC_Out
MIC
MIC_Out
Cross Fader B
Cross Fader A
BPM Detect Master
Level meter Master
CH1-4 COMMON
CH1-4 COMMON
MIC1,2 COMMON
Digital Trim
CHx _CUE
BPM Detect CF A
BPM Detect CF B
BPM Detect MIC
Send/
Return
CF A
BEAT
EFFECT
MIC
Send/
Return
MIC
BEAT
EFFECT
CF B
Send/
Return
CF B
Cross
Fader
BEAT
EFFECT
Master
Talk
Over
Master
CUE
Talk
Over
Level
Talk Over
Mode
Advanced
/Normal
Master
Mono/
STEREO
Send/
Return
Master
Master
Balance
Master
Balance
Master
Level
HP Level
Booth
Level
SEL
MIC Output
to Booth Monitor
On/Off SW
Booth Out
REC out
USB Common out
Digital out
Master
H.P. out
Boost
Boost
ATT
MIC
FILTER
MIC In
Level
detect
TalkOver ON/OFF
MIC 1,2
MIX
Off
On
TalkOver
BEAT
EFFECT
CF A
BEAT
EFFECT
SOUND
COLOR
EFFECT
CHx
BEAT
Effect
(SND/RTN)
Return in
Send out
CHx
CF A/B
MIC
Master
Effect CH Select
Mixer
Audio
Output
Select
CHx Timecode
Post CHx Fader
Cross Fader A
Cross Fader B
MIC
Rec Out
CHx_CUE
Effect_CUE
Master_CUE
Mono Split/
Stereo
SWITCH
& MIXING
MIC1
MIC2
Digital MASTER
RETURN
CH1_USB1/2
PHONES
MASTER
BOOTH
REC
SEND
USB1/2
USB3/4
USB5/6
USB7/8
D SP
MIC
ADC
I/F
μ
com
USB
DAC
PHONES
MASTER 1
REC
DAC
SEND
MUTE
BOOTH
MUTE
DAC
MUTE
MASTER 2
MUTE
MUTE
MUTE
MUTE
DIGITAL
MASTER
FPGA
DIT
MIC1 LEVEL
MIC2 LEVEL
CH1_Analog
CH2_Analog
CH3_Analog
CH4_Analog
CH2_USB3/4
CH3_USB5/6
CH4_USB7/8
USB
CH1 USB1/2 IN
CH1 USB1/2 OUT
CH2 USB3/4 IN
CH3 USB5/6 IN
CH4 USB7/8 IN
CH2 USB3/4 OUT
CH3 USB5/6 OUT
CH4 USB7/8 OUT
USB
Type B
CH1
CH1_ASEL_OUT
CD/LINE
PHONO
ADC
CH2
CH2_ASEL_OUT
CD/LINE
LINE
ADC
CH3
CH3_ASEL_OUT
CD/LINE
LINE
ADC
CH4
CH4_ASEL_OUT
CD/LINE
PHONO
ADC
RETURN
ADC
Over handelsmerken en
gedeponeerde handelsmerken
!
Pioneer en rekordbox zijn handelsmerken of gedeponeerde handels-
merken van PIONEER CORPORATION.
!
Microsoft
®
, Windows
®
7, Windows Vista
®
, Windows
®
XP en
Windows
®
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
!
Apple, Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc.,
geregistreerd in de V.S. en andere landen.
!
ASIO is een handelsmerk van Steinberg Media Technologies GmbH.
Specificaties
Algemene
Stroomvereisten ........................ 220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz
Stroomverbruik ...................................................................................... 32 W
Stroomverbruik (in de ruststand) ....................................................... 0,45 W
Gewicht hoofdapparaat .......................................................................7,7 kg
Buitenafmetingen ......................320 mm (B) × 108 mm (H) × 381 mm (D)
Toegestane bedrijfstemperatuur........................................+5 °C tot +35 °C
Toegestane luchtvochtigheid ................ 5 % tot 85 % (zonder condensatie)
Audiogedeelte
Bemonsteringswaarde .......................................................................96 kHz
MASTER D/A-omzetter ........................................................................32 bits
Andere A/D- en D/A-omzetters ............................................................24 bits
Frequentiekarakteristiek
CD
/
LINE
.........................................................................20 Hz t/m 20 kHz
Signaal/ruisverhouding (nominaal uitgangsvermogen, A-WEIGHTED)
PHONO
............................................................................................ 92 dB
CD/LINE
......................................................................................... 106 dB
MIC1
,
MIC2
..................................................................................... 84 dB
Totale harmonische vervorming (20 kHzBW)
CD/LINE
—
MASTER1
.................................................................0,004 %
Standaard ingansniveau / Ingangsimpedantie
PHONO
............................................................................. –52 dBu/47 k
W
CD
/
LINE
............................................................................ –12 dBu/47 k
W
MIC1
................................................................................ –52 dBu/8.5 k
W
MIC2
................................................................................. –52 dBu/49 k
W
RETURN
............................................................................ –12 dBu/49 k
W
Standaard uitgangsniveau / Belastingsimpedantie / Uitgangsimpedantie
MASTER1
..............................................+6 dBu/10 k
W
/360
W
of minder
MASTER2
..............................................+2 dBu/10 k
W
/390
W
of minder
REC OUT
..................................................–8 dBu/10 k
W
/22
W
of minder
BOOTH
..................................................+6 dBu/10 k
W
/360
W
of minder
SEND
...................................................... –12 dBu/10 k
W
/1 k
W
of minder
PHONES
.................................................+8,5 dBu/32
W
/10
W
of minder
Nominaal uitgangsniveau / Belastingsimpedantie
MASTER1
........................................................................+24 dBu/10 k
W
MASTER2
........................................................................+20 dBu/10 k
W
Overspraak
LINE
................................................................................................. 82 dB
Kanaalequalizerkarakteristiek
HI
....................................................................–26 dB tot +6 dB (13 kHz)
MID
...................................................................–26 dB tot +6 dB (1 kHz)
LOW
................................................................ –26 dB tot +6 dB (70 Hz)
Microfoonequalizerkarakteristiek
HI
..................................................................–12 dB tot +12 dB (10 kHz)
LOW
............................................................ –12 dB tot +12 dB (100 Hz)
In / uitgangsaansluitingen
PHONO
-ingangsaansluiting
Tulpstekkerbussen .............................................................................2 st.
CD
/
LINE
ingangsaansluiting
Tulpstekkerbussen ........................................................................... 4 stk.
LINE
ingangsaansluiting
Tulpstekkerbussen .............................................................................2 st.
MIC1
ingangsaansluiting
XLR-aansluiting/klinkstekkerbus (
Ø
6,3 mm) ................................ 1 stk.
MIC2
-ingangsaansluiting
Klinkstekkerbus (
Ø
6,3 mm) ..............................................................1 st.
RETURN
Ingangsaansluitingen
Klinkstekkerbus (
Ø
6,3 mm) ..............................................................1 st.
MASTER
-uitgangsaansluiting
XLR-aansluiting ............................................................................... 1 stk.
Tulpstekkerbussen ............................................................................1 set
BOOTH
-uitgangsaansluiting
Klinkstekkerbus (
Ø
6,3 mm) ..............................................................1 st.
REC OUT
-uitgangsaansluiting
Tulpstekkerbussen ............................................................................1 set
SEND
-uitgangsaansluiting
Klinkstekkerbus (
Ø
6,3 mm) ..............................................................1 st.
DIGITAL MASTER OUT
coaxiale uitgangsaansluiting
Tulpstekkerbussen ............................................................................1 set
MIDI OUT
-aansluiting
5-polige DIN ..................................................................................... 1 stk.
PHONES
-uitgangsaansluiting
Stereo-klinkstekkerbus (
Ø
6,3 mm) ..................................................1 st.
USB
-aansluiting
B type .................................................................................................1 set
CONTROL
-aansluiting
Mini-klinkstekkerbus (Ø 3,5 mm) ......................................................4 st.
—
De technische gegevens en het ontwerp van dit product kunnen
vanwege voortgaande verbetering zonder voorafgaande kennis-
geving worden gewijzigd.
—
Gebruik de [
MASTER1
]-aansluitingen alleen voor gebalanceerde
uitgangssignalen. Verbinding met een ongebalanceerde sig-
naalbron (bijv. via tulp (RCA) aansluitingen) met behulp van een
XLR-RCA adapterkabel (of adapterstekker) enz. kan de geluids-
kwaliteit verlagen en/of resulteren in ruis.
Voor verbinding met een ongebalanceerde signaalbron (bijv. via
tulp (RCA) aansluitingen) dient u de [
MASTER2
]-aansluitingen te
gebruiken.
!
©
2012 PIONEER CORPORATION. Alle rechten voorbehouden.
28
Nl
2
Es
Le damos las gracias por la adquisición de este producto Pioneer. Lea a fondo estas instrucciones de utilización para que aprenda a utilizar correcta-
mente su modelo. Después de haber terminado de leer estas instrucciones, guárdelas en un lugar seguro para, en caso de ser necesario, consultarlas
en el futuro.
En algunos países o regiones, la forma de la clavija de alimentación y de la toma de corriente pueden ser algunas veces diferentes de la mostrada en
las ilustraciones explicativas. Sin embargo, el método de conexión y funcionamiento de la unidad es el mismo.
El punto exclamativo dentro un triángulo
equilátero convenido para avisar el usuário
de la presencia de importantes
instrucciones sobre el funcionamiento y la
manutención en la libreta que acompaña el
aparato.
La luz intermitente con el símbolo de punta
de flecha dentro un triángulo equilátero.
Está convenido para avisar el usuario de la
presencia de “voltaje peligrosa” no aislada
dentro el producto que podría constituir un
peligro de choque eléctrico para las
personas.
ATENCIÓN:
PARA PREVENIR EL PELIGRO DE CHOQUE
ELÉCTRICO NO REMOVER LA TAPA NI LAS
PARTES DENTRO NO UTILIZADAS,
LLAMAR UNA PERSONA CUALIFICADA.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
IMPORTANTE
D3-4-2-1-1_A1_Es
Si desea deshacerse de este producto, no lo mezcle con los residuos generales de su hogar. De conformidad con la legislación
vigente, existe un sistema de recogida distinto para los productos electrónicos que requieren un procedimiento adecuado de
tratamiento, recuperación y reciclado.
Las viviendas privadas en los estados miembros de la UE, en Suiza y Noruega pueden devolver gratuitamente sus productos electrónicos usados
en las instalaciones de recolección previstas o bien en las instalaciones de minoristas (si adquieren un producto similar nuevo).
En el caso de los países que no se han mencionado en el párrafo anterior, póngase en contacto con sus autoridades locales a fin de conocer el
método de eliminación correcto.
Al actuar siguiendo estas instrucciones, se asegurará de que el producto de desecho se somete a los procesos de tratamiento, recuperación y
reciclaje necesarios, con lo que se previenen los efectos negativos potenciales para el entorno y la salud humana.
K058b_A1_Es
ADVERTENCIA
Este aparato no es impermeable. Para evitar el riesgo
de incendio y de descargas eléctricas, no ponga ningún
recipiente lleno de líquido (como pueda ser un vaso o
un florero) cerca del aparato ni lo exponga a goteo,
salpicaduras, lluvia o humedad.
D3-4-2-1-3_A1_Es
ADVERTENCIA
Antes de enchufar el aparato a la corriente, lea la sección
siguiente con mucha atención.
La tensión de la red eléctrica es distinta según el
país o región. Asegúrese de que la tensión de la
alimentación de la localidad donde se proponga
utilizar este aparato corresponda a la tensión
necesaria (es decir, 230 V ó 120 V) indicada en el
panel lateral.
D3-4-2-1-4*_A1_Es
ADVERTENCIA
Para evitar el peligro de incendio, no ponga nada con
fuego encendido (como pueda ser una vela) encima del
aparato.
D3-4-2-1-7a_A1_Es
Entorno de funcionamiento
Temperatura y humedad del entorno de funcionamiento
+5 °C a +35 °C; menos del 85 % de humedad relativa
(rejillas de refrigeración no obstruidas)
No instale este aparato en un lugar mal ventilado, ni en
lugares expuestos a alta humedad o a la luz directa del
sol (o de otra luz artificial potente).
D3-4-2-1-7c*_A1_Es
Antes de hacer o cambiar las conexiones,
desconecte la alimentación y desenchufe el cable
de la alimentación de la toma de CA.
D44-9-3_A1_Es
Este producto es para tareas domésticas generales.
Cualquiera avería debida a otra utilización que tareas
domésticas (tales como el uso a largo plazo para
motivos de negocios en un restaurante o el uso en un
coche o un barco) y que necesita una reparación
hará que cobrarla incluso durante el período de
garantía.
K041_A1_Es
PRECAUCIONES CONCERNIENTES A LA
MANIPULACIÓN DEL CABLE DE
ALIMENTACIÓN
Tome el cable de alimentación por la clavija. No
extraiga la clavija tirando del cable. Nunca toque el
cable de alimentación cuando sus manos estén
mojadas, ya que esto podría causar cortocircuitos o
descargas eléctricas. No coloque la unidad, algún
mueble, etc., sobre el cable de alimentación.
Asegúrese de no hacer nudos en el cable ni de unirlo a
otros cables. Los cables de alimentación deberán ser
dispuestos de tal forma que la probabilidad de que
sean pisados sea mínima. Una cable de alimentación
dañado podrá causar incendios o descargas eléctricas.
Revise el cable de alimentación está dañado, solicite el
reemplazo del mismo al centro de servicio autorizado
PIONEER más cercano, o a su distribuidor.
S002*_A1_Es
3
Es
PRECAUCIÓN PARA LA VENTILACIÓN
Cuando instale este aparato, asegúrese de dejar
espacio en torno al mismo para la ventilación con el fin
de mejorar la disipación de calor (por lo menos 5 cm
detrás, y 3 cm en cada lado).
ADVERTENCIA
Las ranuras y aberturas de la caja del aparato sirven
para su ventilación para poder asegurar un
funcionamiento fiable del aparato y para protegerlo
contra sobrecalentamiento. Para evitar el peligro de
incendio, las aberturas nunca deberán taparse ni
cubrirse con nada (como por ejemplo, periódicos,
manteles, cortinas) ni ponerse en funcionamiento el
aparato sobre una alfombra gruesas o una cama.
D3-4-2-1-7b*_A1_Es
Si la clavija del cable de alimentación de CA de este
aparato no se adapta a la toma de corriente de CA
que usted desea utilizar, deberá cambiar la clavija por
otra que se adapte apropiadamente. El reemplazo y
montaje de una clavija del cable de alimentación de
CA sólo deberá realizarlos personal de servicio
técnico cualificado. Si se enchufa la clavija cortada a
una toma de corriente de CA, puede causar fuertes
descargas eléctricas. Asegúrese de que se tira de la
forma apropiada después de haberla extraído.
El aparato deberá desconectarse desenchufando la
clavija de la alimentación de la toma de corriente
cuando no se proponga utilizarlo durante mucho
tiempo (por ejemplo, antes de irse de vacaciones).
D3-4-2-2-1a_A1_Es
PRECAUCIÓN
El interruptor de la alimentación
POWER
de este
aparato no corta por completo toda la alimentación
de la toma de corriente de CA. Puesto que el cable de
alimentación hace las funciones de dispositivo de
desconexión de la corriente para el aparato, para
desconectar toda la alimentación del aparato deberá
desenchufar el cable de la toma de corriente de CA.
Por lo tanto, asegúrese de instalar el aparato de
modo que el cable de alimentación pueda
desenchufarse con facilidad de la toma de corriente
de CA en caso de un accidente. Para evitar correr el
peligro de incendio, el cable de alimentación también
deberá desenchufarse de la toma de corriente de CA
cuando no se tenga la intención de utilizarlo durante
mucho tiempo seguido (por ejemplo, antes de irse de
vacaciones).
D3-4-2-2-2a*_A1_Es
4
Es
Contenido
Cómo leer este manual
Los nombres de las visualizaciones, menús y botones de este manual
van entre corchetes. (p. ej.: Canal [
MASTER
], [
ON
/
OFF
], menú [File])
Antes de empezar a usar la unidad
Características ............................................................................................ 5
Contenido de la caja ................................................................................... 5
Conexiones
Panel trasero ............................................................................................... 6
Conexión de terminales de entrada .......................................................... 7
Conexión de terminales de salida ............................................................. 7
Conexión al panel de control ..................................................................... 8
Acerca del software controlador y el software
de utilidad de ajustes ................................................................................. 8
Operación
Funcionamiento básico ........................................................................... 15
Operaciones avanzadas ........................................................................... 17
Tipos de efectos
Tipos de efectos BEAT COLOR FX/SOUND COLOR FX ......................... 19
Tipos de BEAT EFFECT ............................................................................. 19
Lista de mensajes MIDI
Cambio de los ajustes
Acerca de la función de espera automática .......................................... 24
Acerca de la función talk-over ................................................................. 24
Configuración de preferencias ................................................................ 24
Información adicional
Solución de problemas ............................................................................ 25
Diagrama en bloques ............................................................................... 27
Acerca de las marcas de fábrica y marcas registradas ........................ 28
Especificaciones ....................................................................................... 28
5
Es
Español
Antes de empezar a usar la unidad
Características
Esta unidad es un mezclador DJ de 4 canales que emplea la tecnología
de la serie DJM de Pioneer, la norma mundial en sonido de clubes.
Esta unidad no sólo está equipada con una variedad de funciones para
actuaciones de DJ, incluyendo tarjeta de sonido USB, BEAT COLOR FX,
SOUND COLOR FX y BEAT EFFECT, sino que también usa una calidad
de sonido alta, un diseño de alta fiabilidad y una disposición de panel
muy fácil de usar para ofrecer un fuerte apoyo en todas las actuaciones
de los DJ.
TARJETA DE SONIDO DE 4 ENTRADAS Y 4
SALIDAS ESTÉREO DE 24 bits/96 kHz
Esta unidad está equipada con una tarjeta de sonido USB compatible
con 4 entradas y 4 salidas estéreo de 24 bits/96 kHz.
Esta unidad es compatible con las normas ASIO/Core Audio, así que
puede usarse no sólo para actuaciones de DJ con software de DJ, sino
también con una amplia variedad de otras aplicaciones de software,
incluyendo software para crear música.
!
En los canales respectivos se pueden introducir y mezclar cuatro
juegos de sonido estéreo procedentes de un solo ordenador.
!
Al ordenador se pueden enviar hasta cuatro juegos de sonido esté-
reo procedentes de los canales respectivos (canales 1 a 4, REC OUT,
lados A y B del crossfader y micrófono).
!
La frecuencia de muestreo se puede cambiar entre 96 kHz, 48 kHz y
44,1 kHz.
BEAT COLOR FX/SOUND COLOR FX
Esta unidad hereda y desarrolla aún más la característica SOUND
COLOR FX tan popular en la serie DJM. Esta característica ofrece cuatro
tipos de efectos, y éstos se pueden lograr girando simplemente el con-
trol [
COLOR
] provisto para cada canal, permitiendo realizar actuaciones
con improvisaciones. La función BEAT COLOR FX que cambia el efecto
en asociación con el sonido de los canales respectivos permite realizar
actuaciones aún más dinámicas que antes.
BEAT EFFECT
Esta unidad también hereda la característica BEAT EFFECT popular
con la serie DJM, equipada con 13 tipos de efectos. Los efectos BEAT
COLOR FX y SOUND COLOR FX se pueden combinar para crear unos
100 efectos diferentes, permitiendo que el DJ produzca una amplia
variedad de sonidos.
HIGH SOUND QUALITY
Se han hecho esfuerzos para aumentar y mejorar la calidad del sonido
en las entradas/salidas digitales/analógicas. El muestreo de 96 kHz
y el procesamiento de sonido con un convertidor A/D de alta calidad
de sonido de 24 bits y un convertidor D/A de alta calidad de sonido de
32 bits reproducen fielmente la fuente y proporcionan un sonido de club
potente y de alta calidad.
CALIDAD INCORPORADA
Esta unidad usa los fader de canales de alto rendimiento del DJM-
900nexus y el mecanismo “P-LOCK Fader Cap” para bloquear los con-
troles de fader. Los controles usados frecuentemente, con estructuras
internas optimizadas usando ejes metálicos y otras medidas, se adaptan
para realizar una operación suave y son altamente resistentes.
DISPOSICIÓN ESTÁNDAR
Esta unidad emplea la disposición del panel de control de la serie DJM
de Pioneer, la norma mundial en mezcladores DJ.
La sencilla disposición del panel de control no sólo facilita las actuacio-
nes de los DJ, sino que también permite que los DJ que lo utilicen por
primera vez lo haga sin ninguna vacilación.
Contenido de la caja
!
CD-ROM de software controlador
!
Cable USB
!
Tarjeta de garantía
!
Cable de alimentación
!
Manual de Instrucciones (este manual)
6
Es
Conexiones
Asegúrese de desconectar la alimentación y desenchufar el cable de alimentación de la toma de corriente siempre que haga o cambie conexiones.
Consulte el manual de instrucciones del componente que va a ser conectado.
Conecte el cable de alimentación después de terminar las conexiones entre los aparatos.
Asegúrese de usar el cable de alimentación incluido.
Panel trasero
OFF
RETURN
L
1 GND
2 HOT
3 COLD
L
R
R
L
R
L
R
L
R
CH 4
CH 3
L
R
PHONO
CH 1
CD/LINE
L
R
PHONO CD/LINE
L
R
R
LINE
CD/LINE
L
LINE
CD/LINE
SIGNAL GND
SIGNAL GND
TRS
MASTER1
BOOTH
REC OUT
MASTER2
MIC2
MIDI OUT
CH1
CH2
CONTROL
DIGITAL
MASTER OUT
CH 2
(MONO)
L
R
(MONO)
SEND
POWER
AC IN
ON
CH3
CH4
1
3
4
6
4
6
4
3
4
5
5
7
8
2
d
e
b
9
h
a
c
g
f
1
Botón POWER (la página 15)
Conecta y desconecta la alimentación de esta unidad.
2
Terminales RETURN (la página 7)
Conecte al terminal de salida de un efector externo. Cuando
sólo está conectado el canal [
L (MONO)
], la entrada del canal [
L
(MONO)
] entra simultáneamente al canal [
R
].
3
Terminales PHONO (la página 7)
Conecte a un aparato con salida fonográfica (cápsula MM). No
introduzca señales de nivel de línea.
Para conectar un aparato a los terminales [
PHONO
], retire la clavija
de cortocircuito insertada en los terminales.
Inserte esta clavija de cortocircuito en los terminales [
PHONO
]
cuando no haya nada conectado a ellos para cortar el ruido externo.
4
Terminales CD/LINE (la página 7)
Conecte a un reproductor DJ o a un componente de salida de nivel
de línea.
5
Terminal SIGNAL GND (la página 7)
Conecta aquí el cable de tierra de un reproductor analógico.
Esto ayuda a reducir el ruido cuando se conecta un reproductor
analógico.
6
Terminales LINE (la página 7)
Conecte a una platina de casete o a un componente de salida de
nivel de línea.
7
Terminal MIC2 (la página 7)
Conecta un micrófono aquí.
8
Terminal MIDI OUT (la página 7)
Conecta esto al terminal MIDI IN de un secuenciador MIDI externo.
9
Ranura de seguridad Kensington
a
Terminal CONTROL (la página 7)
Éste es un terminal de control de reproductor DJ del tipo de minico-
nector telefónico de
Ø
3,5 mm.
Si conecta un reproductor DJ de Pioneer usando un cable de control
(suministrado con el reproductor DJ), usted puede iniciar la repro-
ducción o el control de otra operaciones del reproductor DJ con el
fader de esta unidad.
b
Terminal DIGITAL MASTER OUT (la página 7)
Da salida a las señales de audio del canal maestro.
c
Terminales BOOTH (la página 7)
Terminales de salida para un monitor de cabina, compatible con la
salida equilibrada o desequilibrada para un conector TRS.
d
Terminales REC OUT (la página 7)
Éstos son terminales de salida para grabación.
e
Terminales MASTER2 (la página 7)
Conecte a un amplificador de potencia, etc.
f
Terminales MASTER1 (la página 7)
Conecte a un amplificador de potencia, etc.
g
Terminales SEND (la página 7)
Conecte al terminal de entrada de un efector externo. Cuando
sólo está conectado el canal [
L (MONO)
] sale una señal de audio
monofónico.
h
AC IN
Conecta a una toma de corriente con el cable de alimentación
incluido. Espere hasta que todas las conexiones entre el equipo
estén terminadas antes de conectar el cable de alimentación.
Asegúrese de usar el cable de alimentación incluido.
ADVERTENCIA
Las clavijas de cortocircuito deberán guardarse fuera del alcance
de los niños y los bebés. Si alguien traga una de ellas por accidente,
póngase en contacto inmediatamente con un médico.

