Karcher B 150 R Bp: Werking

Werking: Karcher B 150 R Bp

background image

     

5

Aan de hendel van de rem trekken en 

het apparaat bij een aangetrokken hen-

del van het platform schuiven.

of

Intelligent Key insteken.

Veiligheidsschakelaar op „1“ zetten.

Programmaschakelaar op Transport 

zetten.

Rijrichtingsschakelaar op „vooruit“ stellen.

Gaspedaal bedienen.

Apparaat van het palet rijden.

Veiligheidsschakelaar op „0“ zetten.

Het inbouwen van de reinigingskop is be-

schreven in het hoofdstuk „Onderhouds-

werkzaamheden“.

Instructie:

Bij bepaalde modellen is de reinigingskop 

reeds gemonteerd.

De montage van de borstels is beschreven 

in het hoofdstuk „Onderhoudswerkzaam-

heden“.

Zuigbalk zodanig in de ophanging 

plaatsen dat de vormplaat boven de op-

hanging ligt.

Vleugelmoeren aanspannen.

Zuigslang plaatsen.

GEVAAR

Verwondingsgevaar. Het apparaat niet 

zonder veiligheidsdak tegen vallende voor-

werpen gebruiken in bereiken waar de be-

diener eventueel kan worden geraakt door 

vallende voorwerpen.

Instructie:

Breng voor een onmiddellijke buitenbedrijf-

stelling van alle functies de veiligheids-

schakelaar in de stand „0“.

Bedien de hendel Stoelverstelling en 

schuif de stoel in de gewenste positie.

Hendel stoelverstelling loslaten en stoel 

inklikken.

Zitpositie innemen.  

Intelligent Key insteken.

Veiligheidsschakelaar op „1“ zetten.

Draai de programmakeuzeschakelaar 

op de gewenste functie.

GEVAAR

Ongevalgevaar. Voor elke werking moet de 

functionaliteit van de parkeerrem op een 

vlakke ondergrond gecontroleerd worden.

Zet het apparaat aan.

Rijrichtingsschakelaar op „vooruit“ stel-

len.

Programmaschakelaar op Transport 

zetten.

Gaspedaal licht induwen.

De rem moet hoorbaar ontgrendelen. 

Het apparaat moet op een vlakke on-

dergrond zacht beginnen te rollen. In-

dien het pedaal losgelaten wordt, ver-

grendelt de rem hoorbaar. Het apparaat 

moet buiten werking gesteld worden en 

de klantendienst moet geraadpleegd 

worden, indien het bovengenoemde 

niet zo is.

GEVAAR

Ongevalgevaar. Wanneer het apparaat 

geen remwerking meer toont, ga dan als 

volgt te werk: 

Wanneer het apparaat op een helling 

met een stijging boven 2% bij het losla-

ten van het gaspedaal niet tot stilstand 

komt, mag uit veiligheidsoverwegingen 

de veiligheidsschakelaar alleen dan op 

„0“ gezet worden, wanneer de mecha-

nische functie van de parkeerrem vol-

gens de voorschriften bij iedere inge-

bruikneming van het apparaat voordien 

gecontroleerd werd.

Het apparaat moet bij het bereiken van 

de stilstand (op een effen vlakte) buiten 

werking gesteld worden en de klanten-

dienst moet geraadpleegd worden!

Bijkomend moeten de onderhoudsin-

structies voor remmen in acht genomen 

worden.

GEVAAR

Kantelgevaar bij de sterke hellingen.

In rijrichting alleen hellingen tot 10% be-

rijden.

Kantelgevaar bij snel door de bochten rij-

den.

Slipgevaar bij natte bodems.

In bochten langzaam rijden.

Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.

Het apparaat uitsluitend op bevestigde 

ondergrond bewegen.

Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.

Dwars op de rijrichting alleen hellingen 

tot maximaal 10 % berijden.

Zitpositie innemen.  

Intelligent Key insteken.

Veiligheidsschakelaar op „1“ zetten.

Programmaschakelaar op Transport 

zetten.

Rijrichting met de rijrichtingsschakelaar 

op het bedieningspaneel instellen.

Rijsnelheid bepalen door het bedienen 

van het gaspedaal.

Apparaat stoppen: Gaspedaal loslaten.

Instructie:

De rijrichting kan ook tijdens de rit veran-

derd worden. Zo kunnen door meermaals 

voor- en achteruit te rijden ook heel matte 

plaatsen gepolijst worden.

Bij overbelasting wordt de motor van de 

wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-

schakeld. Op het display verschijnt een sto-

ringsmelding. Bij oververhitting van de be-

sturing wordt het betrokken aggregaat uit-

geschakeld.

Apparaat gedurende minstens 15 minu-

ten laten afkoelen.

Programmaschakelaar op “OFF“ draai-

en, even wachten en weer op het ge-

wenste programma draaien.

LET OP

Beschadigingsgevaar. Alleen de aanbevo-

len reinigingsmiddelen gebruiken. Voor an-

dere reinigingsmiddelen draagt de exploi-

tant het verhoogde risico betreffende de 

bedrijfszekerheid en het ongevalgevaar.

Uitsluitend reinigingsmiddelen gebruiken 

die vrij zijn van oplosmiddelen, zoutzuur en 

bijtende zuren.

Veiligheidsinstructies op de reinigingsmid-

delen in acht nemen.

Instructie:

Gebruik geen sterk schuimende reinigings-

middelen.

Reinigingskop inbouwen

Borstels monteren

Zuigbalk monteren

Werking

Chauffeursstoel instellen

Apparaat inschakelen

Parkeerrem controleren

Rijden

Rijden

Overbelasting

Bedrijfsstoffen vullen

Reinigingsmiddel

Gebruik

Reinigings-

middel

Onderhoudsreiniging van 

alle waterbestendige vloe-

ren

RM 746

RM 780

Onderhoudsreiniging van 

blinkende oppervlakken 

(bijv. Granit)

RM 755 es

Onderhoudsreiniging en 

basisreiniging van industri-

ele vloeren

RM 69 ASF

Onderhoudsreiniging en 

basisreiniging van fijne 

stenen tegels

RM 753

Onderhoudsreiniging van 

stenen in de sanitaire sector

RM 751

Reiniging en ontsmetting 

in de sanitaire sector

RM 732

Reiniging van alle alkalibe-

stendige vloeren (bijv. 

PVC)

RM 752

Reiniging van linoleum-

vloeren

RM 754

59 NL

background image

     - 

6

Deksel van het verswaterreservoir ope-

nen.

Vers water (maximum 60 °C) tot 15 mm 

onder de bovenkant van het reservoir 

vullen.

Reinigingsmiddel vullen.

Instructie:

Als eerst reinigingsmiddel en vervolgens 

water in het reinigingsmiddelreservoir 

wordt gegoten, kan dat tot sterke schuim-

vorming leiden.

Deksel van het verswaterreservoir slui-

ten.

Instructie:

Voor de eerste inbedrijfstelling schoonwa-

terreservoir volledig

Waterslang aansluiten aan de aansluit-

mof van het vulsysteem.

Open de watertoevoer.

Wanneer het maximale vulpeil bereikt 

is, stopt de ingebouwde vlotterklep de 

watertoevoer.

Watertoevoer sluiten.

Waterslang verwijderen.

Aan het schoon water wordt op de weg 

naar de reinigingskop door een doseerap-

paraat reinigingsmiddel toegevoegd.

Reinigingsmiddelfles in het apparaat 

plaatsen.

Deksel van de fles losschroeven.

Zuigslang van het doseerapparaat in de 

fles steken.

Instructie:

Met de doseerinrichting kan maximum 3% 

reinigingsmiddel gedoseerd worden. Bij 

een hogere dosering moet het reinigings-

middel in het schoonwaterreservoir gego-

ten worden.

LET OP

Gevaar voor verstopping door opgedroogd 

reinigingsmiddel bij toevoeging van het reini-

gingsmiddel in het schoonwaterreservoir van 

de variant Doos. De debietmeter van de do-

seerinrichting kan verkleven door opge-

droogd reinigingsmiddel en het functioneren 

van de doseerinrichting verhinderen. Schoon-

watertank en apparaat vervolgens spoelen 

met zuiver water. Voor het spoelen reini-

gingsprogramma met opdracht voor water op 

de programmakeuzeschakelaar instellen. 

Waterhoeveelheid op de hoogste waarde in-

stellen, reinigingsmiddeldosering op 0% zet-

ten 

Instructie:

Het apparaat beschikt over een verswaterni-

veau-indicatie op het display. Bij een leeg 

schoonwaterreservoir wordt de dosering van 

het reinigingsmiddel uitgezet. De reinigings-

kop werkt zonder vloeistoftoevoer verder.

In het apparaat zijn de parameters voor de 

verschillende reinigingsprogramma's voor-

af ingesteld.

In functie van de autorisatie van de gele In-

telligent Key kunnen afzonderlijke parame-

ters gewijzigd worden.

De verandering van de parameters werkt 

slechts zolang, totdat met de programma-

keuzeschakelaar een ander reinigingspro-

gramma gekozen wordt.

Wanneer parameters voorgoed veranderd 

moeten worden, moet voor het instellen 

een grijze Intelligent Key gebruikt worden. 

Het instellen is in het hoofdstuk "Grijze In-

telligent Key" beschreven.

Instructie:

Bijna alle displayteksten voor het instellen 

van de parameters spreken voor zich. De 

enige uitzondering is de parameter FACT:

Fine Clean: laag borsteltoerental voor 

de verwijdering van cementsluier op 

steengoed.

Whisper Clean: gemiddeld borsteltoe-

rental voor de onderhoudsreiniging met 

een lager geluidsniveau.

Power Clean: hoog borsteltoerental 

voor het polijsten, kristalliseren en ve-

gen.

Programmakeuzeschakelaar op het ge-

wenste reinigingsprogramma draaien. 

De infoknop draaien totdat de gewens-

te parameter getoond wordt.

Infotoets indrukken – de ingestelde 

waarde knippert.

Gewenste waarde door draaien van de 

Infoknop instellen.

Veranderde instelling door indrukken 

van de Infobutton bevestigen of wach-

ten tot de ingestelde waarde na 10 se-

conden automatisch overgenomen 

wordt.

Voor de verbetering van het zuigresultaat 

op stenen ondergronden kan de zuigbalk 

tot 5° schuine stand verdraaid worden.

Vleugelmoeren lossen.

Zuigbalk draaien.

Vleugelmoeren aanspannen.

Bij onvoldoende afzuigresultaat kan de hel-

ling van de rechte zuigbalk veranderd wor-

den.

Draaiende handgreep voor het schuin 

zetten van de zuigbalk verzetten.

Schraaplippen door verdraaien van het 

instelwiel zodanig instellen dat de 

schraaplip de grond raakt.

Instelwiel tevens 1 omwenteling naar 

beneden verder draaien. 

De slang met sproeikop zit op de achter-

kant van het apparaat. Hij dient voor het 

wegspoelen van vuil en voor de handmati-

ge reiniging van de vuilwatertank.

Programmaschakelaar op "Transport" 

draaien.

Infoknop indrukken.

Aan de informatieknop draaien tot 

"Tankspoeling" op het display getoond 

wordt.

Infoknop indrukken.

Aan de informatieknop draaien tot „ON“ 

getoond wordt.

Infoknop indrukken.

De waterpomp laat vers water door de 

sproeiknop lopen.

Instructie:

Overloop vuilwaterreservoir Bij een vol vuil-

waterreservoir schakelt de zuigturbine uit 

en toont het display „Vuilwaterreservoir 

vol“.

WAARSCHUWING

Lokale voorschriften inzake de behande-

ling van afvalwater in acht nemen.

Neem de aftapslang vuilwater uit de 

houder en plaats deze in een geschikte 

verzamelinrichting. 

Instructie:

Door het samenduwen van de doseerin-

richting kan de afvalwaterstroom gecontro-

leerd worden.

Water door het openen van de doseer-

inrichting op de aftapslang aftappen. 

Vervolgens de vuilwatertank met 

schoon water uitspoelen.

Sluiting verswatertank openen.

Vers water aflaten.

Sluiting van verswatertank aanbren-

gen.

Schoon water

Vulsysteem (optie)

Doseerinrichting (alleen variant Dose)

Parameters instellen

Met gele Intelligent Key

Zuigbalk instellen

Schuine stand

Helling

Schraaplippen instellen

Sproeikop (optie)

Vuilwatertank legen

Schoonwatertank legen

60 NL

Оглавление