Karcher Autolaveuse BR 55-40 RS Bp Pack: Gebruik

Gebruik: Karcher Autolaveuse BR 55-40 RS Bp Pack

background image

     - 

4

Stekker van laadapparaat uittrekken en 

in de houder op het apparaat hangen 

(alleen versie BP Pack).

Sluiting openen.

Bovendeel van apparaat naar voren 

zwenken.

Vuilwaterreservoir naar achteren zwen-

ken.

Kabel van de minpool van de batterij 

losmaken.

Resterende kabels van de batterijen af-

halen.

Batterijen eruit nemen.

Verbruikte batterijen conform de gel-

dende bepaleingen verwijderen.

Staand wordt het apparaat door een elektri-

sche parkeerrem tegen wegrollen be-

schermd. Voor het verschuiven van het 

apparaat moet de parkeerrem ontgrendeld 

worden.

Voor het ontgrendelen van de parkeer-

rem de ontgrendelhefboom naar om-

laag schuiven.

Gevaar

Gevaar voor ongevallen door wegrollend 

apparaat. Na de schuifprocedure moet de 

ontgrendelhendel absoluut weer naar be-

neden getrokken worden om de handrem 

opnieuw te activeren.

Voorzichtig

Gevaar voor beschadiging. Apparaat niet 

sneller dan 7 km/h voortduwen.

Waarschuwing

Voor een onmiddellijke buitenwerkingstel-

ling van alle functies de voet van het gaspe-

daal nemen, noodstopknop indrukken en 

sleutelschakelaar op „0“ drehen.

Houtenp plaat van de bovenkant van de 

verpakking schroeven (wordt nog als 

platform gebruikt).

Schroeven losdraaien en houten kooi 

wegnemen.

Kunststof pakband opensnijden en folie 

verwijderen.

Bevestiging aan de wielen verwijderen.

Houten plaat aan de achterkant van het 

apparaat als platform op het pallet leg-

gen en met schroeven bevestigen.

Blokken achter beide achterste wielen 

wegnemen.

Blok onder de zuigbalk verwijderen.

Kabelbinders aan de zuigbalk verwijde-

ren.

Flexibele stuuras van het pallet losma-

ken.

Bovenkant van het apparaat naar voren 

zwenken en stuurwiel uit de vuilwater-

tank nemen.

Sleutel van het stuurwiel verwijderen.

Moer en huls van het bovenste uiteinde 

van de stuuras nemen.

Bovenste uiteinde van de stuuras van 

binnen door de boring in het bedie-

ningspaneel schuiven.

Moer en huls op het bovenste uiteinde 

van de stuuras aanbrengen.

Onderste uiteinde van de stuuras op 

het uiteinde van de draaias op de bo-

dem van het apparaat.

Moeren aan het bovenste uiteinde van 

de stuuras losschroeven.

Stuurwiel aanbrengen en voorwiel recht 

uitrichten.

Stuurwiel wegnemen, uitrichten en op-

nieuw aanbrengen.

Stuurwiel met bijgevoegde moer beves-

tigen.

Afdekking in het stuurwiel steken.

Hendel voor het ontgrendelen van de 

parkeerrem naar omlaag schuiven.

Apparaat achteruit van het pallet schui-

ven.

Hendel voor het ontgrendelen van de 

parkeerrem naar boven schuiven.

Gevaar

Langere gebruiksduur van het apparaat 

kan door de vibraties leiden tot doorbloe-

dingstoornissen in de handen.

Een algemeen geldende duur voor het ge-

bruik kan niet vastgelegd worden aange-

zien die afhangt van verschillende factoren:

persoonlijke neiging tot slechte door-

bloeding (vaak koude vingers, kriebe-

len van de vingers).

Lage omgevingstemperatuur. Warme 

handschoenen dragen ter bescherming 

van de handen.

Stevig vasthouden hindert de doorbloe-

ding.

Ononderbroken werking is slechter dan 

een werking met pauzen.

Bij een regelmatig, langdurig gebruik van 

het apparaat en bij herhaaldelijk optreden 

van die symptomen (bijvoorbeeld kriebelen 

van de vingers, koude vingers) bevelen wij 

een medisch onderzoek aan.

Waarschuwing

Voor een onmiddellijke buitenwerkingstel-

ling van alle functies de voet van het gaspe-

daal nemen, noodstopknop indrukken en 

sleutelschakelaar op „0“ drehen.

Onderhoudswerkzaamheden „Voor be-

gin van inbedrijfstelling“ uitvoeren (zie 

hoofdstuk „Onderhoud en instandhou-

ding“).

Gevaar

Ongevalgevaar. Voor elke werking moet de 

functionaliteit van de parkeerrem op een 

vlakte gecontroleerd worden.

Sleutelschakelaar op „0“ stellen.

Noodstopknop indrukken.

Indien het apparaat nu met de hand ver-

schoven kan worden, is de handrem niet 

goed vastgezet.

Ontgrendelhefboom van de parkeerrem 

naar omhoog duwen.

Indien het apparaat nog steeds met de 

hand verschoven kan worden, is de par-

keerrem defect. Apparaat stilleggen en de 

klantendienst contacteren.

Gevaar

Ongevalgevaar. Indien het apparaat op 

hellingen niet voldoende remwerking ver-

toont, noodstopknop indrukken:

Deksel verswatertank sluiten.

Slang met de vulautomaat verbinden 

en watertoevoer (maximaal 60 °C) ope-

nen.

Apparaat in de gaten houden, de vulau-

tomaat onderbreekt de watertoevoer, 

wanneer de tank vol is.

Watertoevoer sluiten en slang weer van 

het apparaat nemen.

of

Deksel van het verswaterreservoir ope-

nen.

Verswater (maximaal 60 °C) vullen. 

Voldoende ruimte voor het reinigings-

middel vrijlaten.

Deksel van het verswaterreservoir slui-

ten.

Waarschuwing

Voor de eerste inbedrijfstelling verswater-

reservoir volledig vullen om het waterlei-

dingssysteem te ontluchten.

Bij een leeg leidingsysteem kan het tot 2 

minuten duren tot reinigingsvloeistof aan 

de reinigingskop uittreedt.

Waarschuwing

Beschadigingsgevaar. Alleen aanbevolen 

reinigingsmiddelen gebruiken. In geval van 

andere reinigingsmiddelen draagt de ex-

ploitant het verhoogde risico inzake be-

drijfsveiligheid en ongevallengevaar.

Alleen reinigingsmiddelen gebruiken die 

vrij zijn van oplosmiddelen, zout- en vloei-

zuur.

Veiligheidsinstructies op de reinigingsmid-

delen in acht nemen.

Instructie

Geen sterk schuimend reinigingsmiddel 

gebruiken.

Na het laadproces

Batterijen demonteren

Apparaat verschuiven

Afladen

Gebruik

Parkeerrem controleren

Remmen

Bedrijfsstoffen vullen

Schoon water

Reinigingsmiddel

55 NL

background image

     

5

Aanbevolen reinigingsmiddelen:

Reinigingsmiddel in het schoonwaterre-

servoir vullen.

1 Klep verswater

A Maximale hoeveelheid verswater

B Halve hoeveelheid verswater

C Klep verswater gesloten

Klep verswater in de gewenste stand 

draaien.

Om met het apparaat vertrouwd te raken, 

de eerste rijpogingen op een open ruimte 

ondernemen.

Gevaar

Kantelgevaar bij de sterke hellingen.

In rijrichting alleen hellingen tot 10% be-

rijden.

Kantelgevaar bij snel door de bochten rij-

den.

Slipgevaar bij natte bodems.

In bochten langzaam rijden.

Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.

Het apparaat uitsluitend op bevestigde 

ondergrond bewegen.

Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.

Dwars op de rijrichting alleen hellingen 

tot maximaal 10 % berijden.

Op het standvlak stappen.

Gaspedaal niet indrukken.

Nood-stop-knop door draaien ontgren-

delen.

Sleutelschakelaar op „1“ stellen.

Snelheidsbereik op de programmakeu-

zeschakelaar instellen.

Rijrichting met de rijrichtingschakelaar 

op de bedieningsconsole instellen.

Waarschuwing

De rijrichtingschakelaar dient ook als veilig-

heidsschakelaar.. Daarom moet er ook op 

gedrukt worden, wanneer de gewenste rij-

richting al voordien ingesteld was.

Om te rijden het gaspedaal voorzichtig 

indrukken.

Instructie

De rijrichting kan ook tijdens de rit veran-

derd worden. Op die manier kunnen door 

meermaal vooruit en achteruit te rijden ook 

sterk vervuilde plaatsen gereinigd worden.

Bij overbelasting wordt de motor van de 

wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-

schakeld.

Apparaat 5 minuten laten afkoelen.

Waarschuwing

Indien het apparaat langer dan 2 seconden 

op dezelfde plaats blijft staan, worden de 

toevoer van reinigingsvloeistof en de bor-

stelaandrijving onderbroken tot het appa-

raat weer verderrijdt.

Op het standvlak stappen.

Gaspedaal niet indrukken.

Nood-stop-knop door draaien ontgren-

delen.

Sleutelschakelaar op „1“ stellen.

Programmakeuzeschakelaar op het ge-

wenste reinigingsprogramma draaien. 

Rijrichting voorwaarts met de rijrichting-

schakelaar op de bedieningsconsole in-

stellen.

Gaspedaal bedienen en over het te rei-

nigen oppervlak rijden.

Beide draden aan de zuigbalk hangen, 

om te vermijden dat de zuigbalk zakt.

Programmakeuzeschakelaar op reini-

gingsoplossing aanbrengen zetten.

Reinigingsoplossing op de sterk ver-

vuilde vlakken aanbrengen en laten in-

werken.

Beide draden aan de zuigbalk weer los-

maken.

Tweede reinigingsgang met lichte of 

hoge reinigingsintensiteit uitvoeren.

Programmakeuzeschakelaar op zuigen 

zetten.

Apparaat nog een eindje verder laten 

lopen om het resterende water op te 

zuigen.

Apparaat op een egaal oppervlak neer-

zetten.

Sleutelschakelaar op '0' draaien en 

sleutel uittrekken.

Waarschuwing

Overloop vuilwaterreservoir. Bij een volle 

vuilwatertank wordt de zuigstroom door 

een vlotter onderbroken. Vuilwaterreser-

voir leegmaken.

Waarschuwing

Lokale voorschriften inzake de behande-

ling van afvalwater in acht nemen.

Afvoerslang voor vuilwater uit de hou-

der nemen en deksel van afvoerslang 

openen. 

Einde van de slang samendrukken en 

bij de afvalverwijderingsinrichting laten 

zakken.

Sterkte van de vuilwaterstraal door het 

samendrukken van het slangeinde re-

gelen.

Bovendeel van apparaat naar voren 

zwenken.

Vlotter reinigen en beweeglijkheid van 

de vlotterbal controleren.

Vuilwaterreservoir met zuiver water uit-

spoelen.

Binnenzijde van bovendeel van het ap-

paraat reinigen.

Vuilwaterslang in de houder op het ap-

paraat drukken.

Gebruik

Reini-

gingsmid-

del

Onderhoudsreiniging van 

alle waterbestendige vloe-

ren

RM 780

RM 746

Onderhoudsreiniging van 

blinkende oppervlakken 

(bijv. Granit)

RM 755 es

Onderhoudsreiniging en 

basisreiniging van industri-

ele vloeren

RM 69 ASF

Onderhoudsreiniging en 

basisreiniging van fijne 

stenen tegels

RM 753

Onderhoudsreiniging van 

stenen in de sanitaire sec-

tor

RM 751

Reiniging en ontsmetting 

in de sanitaire sector

RM 732

Reiniging van alle alkalibe-

stendige vloeren (bijv. 

PVC)

RM 752

Reiniging van linoleum-

vloeren

RM 754

Rijden

B

C

1

A

Overbelasting

Reinigen

Erge vervuiling (tweestapsmethode)

Reiniging beëindigen

Buitenwerkingstelling

Reservoirs leegmaken

Vuil water aflaten

56 NL

Оглавление