Karcher Autolaveuse B 250 R + D 100: Werking

Werking: Karcher Autolaveuse B 250 R + D 100

background image

     

5

Voor de inbedrijfstelling moeten de schijf-

borstels gemonteerd worden (zie „Onder-

houdswerkzaamheden“).

De borstels zijn gemonteerd.

Zuigbalk zodanig in de ophanging 

plaatsen dat de vormplaat boven de op-

hanging ligt.

Vleugelmoeren aanspannen.

Zuigslang plaatsen.

Instructie:

Voor een onmiddellijke buitengebruikstel-

ling van alle functies de Nood-Uit-schake-

laar indrukken.

GEVAAR

Ongevalgevaar. Voor elke werking moet de 

functionaliteit van de parkeerrem op een 

vlakke ondergrond gecontroleerd worden.

Zitpositie innemen.

Nood-stop-knop door draaien ontgren-

delen.

Sleutelschakelaar op „1“ stellen.

Rijrichting selecteren.

Gaspedaal licht induwen.

De rem moet hoorbaar ontgrendelen (het 

controlelampje parkeerrem op het bedie-

ningspaneel dooft). Het apparaat moet op 

een vlakte zacht beginnen te rollen. Indien 

het pedaal losgelaten wordt, vergrendelt de 

rem hoorbaar. Het apparaat moet buiten 

werking gezet worden en de klantendienst 

moet geraadpleegd wordt indien het bo-

vengenoemde niet geldt.

GEVAAR

Ongevalgevaar! Indien het apparaat geen 

remwerking meer vertoont, moet als volgt 

te werk worden gegaan:

Wanneer het apparaat op een helling 

van meer dan 20% bij het loslaten van 

het rijpedaal niet tot stilstand komt, mag 

om veiligheidsredenen de Nood-Uit-

knop alleen dan ingedrukt worden, 

wanneer de juiste mechanische functie 

van de parkeerrem bij iedere inbedrijf-

name van de machine van te voren ge-

controleerd is. Toont het apparaat on-

voldoende remwerking, dan moet bo-

vendien het rempedaal bediend wor-

den.

Het apparaat moet bij het bereiken van 

de stilstand (op een effen vlakte) buiten 

werking gesteld worden en de klanten-

dienst moet geraadpleegd worden!

Bijkomend moeten de onderhoudsin-

structies voor remmen in acht genomen 

worden.

GEVAAR

Kantelgevaar bij de sterke hellingen.

In rijrichting mogen enkel stijgingen tot 

15% bereden worden.

Kantelgevaar bij snel door de bochten rij-

den.

Slipgevaar bij natte bodems.

In bochten langzaam rijden.

Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.

Het apparaat uitsluitend op bevestigde 

ondergrond bewegen.

Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.

Dwars op de rijrichting mogen enkel stij-

gingen tot max. 15% bereden worden.

GEVAAR

Verhoogd ongevalgevaar door uitzwenken-

de veeginstallatie bij B 250 RI. Bij achteruit-

rijden moet bijzonder voorzichtig te werk 

gegaan en rekening gehouden worden met 

het uitzwenken van de veeginstallatie bij 

stuurbewegingen.

Hendel stoelverstelling van de stoel 

weg bewegen en vasthouden.

Stoel naar voren of naar achteren ver-

schuiven.

Hendel stoelverstelling loslaten en stoel 

inklikken.

Vleugelmoeren voor het verstellen van 

het stuurwiel losdraaien.

Stuurwiel positioneren.

Vleugelmoeren aanspannen.

Nood-stop-knop door draaien ontgren-

delen.

Gaan zitten en sleutelschakelaar op „1“ 

stellen.

Rijrichting met de rijrichtingsschakelaar 

op het bedieningspaneel instellen.

Rijsnelheid bepalen door het bedienen 

van het gaspedaal.

Apparaat stoppen: Rijpedaal loslaten, 

zonodig rempedaal indrukken.

Instructie:

De rijrichting kan ook tijdens de rit veran-

derd worden. Zo kunnen door meermaals 

voor- en achteruit te rijden ook sterk ver-

vuilde plaatsen gereinigd worden.

Bij overbelasting wordt de motor van de 

wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-

schakeld. Op het display verschijnt een sto-

ringsmelding. Bij oververhitting van de be-

sturing wordt het betrokken aggregaat uit-

geschakeld.

Apparaat gedurende minstens 15 minu-

ten laten afkoelen.

Schleutelschakelaar op „0“ draaien, 

eventjes wachten en weer op „1“ draai-

en.

Voor het losmaken van de handrem de 

3 zeskantschroeven sleutelwijdte 7 mm 

(pijl) telkens 3 omwentelingen eruit 

draaien.

Apparaat verschuiven

Schroeven weer aandraaien.

GEVAAR

Gevaar voor ongevallen door falende rem-

werking. Schroeven na beëindigd schuif-

proces absoluut direct weer aandraaien.

LET OP

Beschadigingsgevaar voor de zuigturbine 

bij werking zonder vlakvouwfilter.

Voor de inbedrijfstelling van het appa-

raat de vlakvouwfilter in het deksel van 

het vuilwaterreservoir controleren op 

aanwezigheid, correcte montage en 

toestand.

Beschadigde vlakvouwfilter vervangen.

LET OP

Beschadigingsgevaar. Gebruik uitsluitend 

aanbevolen reinigingsmiddelen. Bij gebruik 

van andere reinigingsmiddelen draagt de 

exploitant het verhoogde risico wat betreft 

de bedrijfsveiligheid en het ongevalgevaar.

Gebruik enkel reinigingsmiddelen die vrij 

zijn van oplosmiddelen, zout- en fluorzuut.

VOORZICHTIG

Veiligheidsinstructies op de reinigingsmid-

delen in acht nemen.

Instructie:

Gebruik geen sterk schuimende reinigings-

middelen.

Aanbevolen reinigingsmiddelen:

Borstels monteren

BD variant

BR variant

Zuigbalk monteren

Werking

Parkeerrem controleren

Rijden

Stoel instellen

Stuurwiel instellen

Apparaat verrijden

Overbelasting

Apparaat verschuiven

Vlakvouwfilter controleren

Bedrijfsstoffen vullen

Reinigingsmiddel

Gebruik

Reinigings-

middel

Onderhoudsreiniging van alle 

waterbestendige vloeren

RM 745

RM 746

Onderhoudsreiniging van 

blinkende oppervlakken 

(bijv. Granit)

RM 755 ES

Onderhoudsreiniging en ba-

sisreiniging van industriële 

vloeren

RM 69 ASF

Onderhoudsreiniging en ba-

sisreiniging van fijne stenen 

tegels

RM 753

Onderhoudsreiniging van 

stenen in de sanitaire sector

RM 751

Reiniging en ontsmetting in 

de sanitaire sector

RM 732

Reiniging van alle alkalibe-

stendige vloeren (bijv. PVC)

RM 752

Reiniging van linoleumvloeren RM 754

62 NL

background image

     - 

6

Deksel van het verswaterreservoir ope-

nen.

Vers water (maximum 60 °C) tot 15 cm 

onder de bovenkant van het reservoir 

vullen.

Reinigingsmiddel vullen.

Deksel van het verswaterreservoir slui-

ten.

Instructie:

Vul het schoonwaterreservoir voor de eer-

ste inbedrijfstelling volledig om het water-

leidingsysteem te ontluchten.

Met vulautomatiek verswatertank (optie)

Instructie:

Aanbevolen wordt een slang met 

aquastopkoppeling op de zijkant van het 

apparaat te gebruiken. Daardoor wordt het 

wegspuiten van water bij het erafhalen na 

het vulproces geminimaliseerd.

Slang met de vulautomaat verbinden 

en watertoevoer (max. 60 °C, max. 5 

bar) openen.

Kort wachten, de vulautomaat onder-

breekt de watertoevoer als de tank vol 

is.

Watertoevoer sluiten en slang weer van 

het apparaat nemen.

Aan het schoon water wordt op de weg 

naar de reinigingskop door een doseerap-

paraat reinigingsmiddel toegevoegd.

Instructie:

Met de doseerinrichting kan maximum 3% 

reinigingsmiddel gedoseerd worden. Bij 

een hogere dosering moet het reinigings-

middel in het schoonwaterreservoir gego-

ten worden.

Container met reinigingsmiddel in de 

kuip achter de stoel plaatsen.

Deksel van de container afschroeven.

Zuigslang van de doseerinrichting in de 

container steken.

Instructie:

– Het apparaat beschikt over een vers-

waterniveau-indicatie op het display. Bij 

een leeg schoonwaterreservoir wordt 

de dosering van het reinigingsmiddel 

uitgezet. De reinigingskop werkt zonder 

vloeistoftoevoer verder.

– Bij een leeg reinigingsmiddelvat wordt 

de toevoeging eveneens stopgezet. 

Het controlelampje „RM-tank leeg“ 

brandt rood. De reinigingskop krijgt al-

leen nog schoon water toegevoerd.

De veeginstallatie neemt losse rommel van 

de grondreiniging op.

LET OP

Beschadigingsgevaar van de veeginstalla-

tie.

Geen verpakkingsbanden, metaal-

draad of iets dergelijks opvegen.

Met de B 250 RI mogen enkel treden tot 

max. 2 cm bereden worden.

Verstoppings- en verontreiningingsge-

vaar voor het stoffilter. Veeginstallatie 

voor het vegen van droge oppervlakten 

toepassen.

WAARSCHUWING

Verwondingsgevaar!

Zuigturbine, zijbezems en filterreiniging lo-

pen na het uitschakelen na. 

Schakelaar "Vegen" inschakelen.

De veeginstallatie wordt geactiveerd. Het 

controlelampje "Vegen" licht op tijdens de 

werking.

Voor het opvegen van grotere voorwerpen 

(tot een hoogte van ca. 6 cm) kan de grof-

vuilklep gebruikt worden.

GEVAAR

Verwondingsgevaar door weggeslingerde 

rommel: Grofvuilklep alleen gebruiken, 

wanneer er geen personen in de buurt zijn.

Pedaal voor het optillen van de grof 

vuilklep induwen.

Instructie:

Bij het inschakelen van de grofvuilklep ver-

mindert de veegwerking van de stofzuiger. 

Daarom dient men de grofvuilklep alleen te 

gebruiken wanneer dit noodzakelijk is.

Schakelaar "Vegen" op "0" zetten.

De veeginstallatie wordt gedeactiveerd. Na 

het beëindigen van het vegen wordt het 

stoffilter ca. 15 lang gereinigd. Daarbij 

brandt het controlelampje "Stoffilter 

schoonmaken".

1

Transportmodus

Naar gebruiksplaats rijden.

2

Eco-modus

Vloer nat reinigen (met gereduceerd 

borsteltoerental) en vuilwater opzuigen 

(met gereduceerde zuigcapaciteit).

3

Normale modus

Vloer nat reinigen en vuil water opzui-

gen.

4 Verhoogde borstelaandrukkracht

Vloer nat reinigen (met verhoogde bor-

stelaandrukkracht) en vuil water opzui-

gen.

5

Intensieve modus

Vloer nat reinigen en reinigingsmiddel 

laten inwerken.

6

Zuigmodus

Vuil opzuigen.

7

Opwrijfmodus

Vloer zonder vloeistof polijsten.

8 Handreiniging

Reinigingsvloeistof met wand-plafond-

vloersproeier (optie) aanbrengen en 

opnieuw opzuigen.

Met de infotoets worden menupunten ge-

selecteerd en instellingen uitgevoerd.

– Rechts-/Links bladert vooruit/achteruit 

door de menu's.

– Indrukken kwiteert een geselecteerde 

instelling.

In het bedienersmenu worden instellingen 

voor de verschillende reinigingsprogram-

ma's uitgevoerd.  Afhankelijk van het reini-

gingsprogramma zijn verschillende para-

meters instelbaar.  De instellingen worden 

met de Infobutton uitgevoerd.

Nood-stop-knop door draaien ontgren-

delen.

Gaan zitten en sleutelschakelaar op „1“ 

stellen.

Het display toont de acculaadtoestand 

en het verswaterpeil.

Reinigingsprogramma selecteren.

Bedieningsmenu door draaien van de 

Infotoets oproepen.

Gewenste parameters door draaien 

van de infotoets selecteren. De huidig 

ingestelde waarde wordt als balk weer-

gegeven.

Infotoets indrukken, de balkweergave 

knippert.

Parameters door draaien van de info-

toets tussen „min“ en „max“ opnieuw in-

stellen.

Gewijzigde instelling door indrukken 

van de infotoets bevestigen of wachten 

tot de ingestelde waarde automatisch 

overgenomen wordt.

Instructie:

– Indien de geselecteerde parameter ge-

durende 10 seconden niet gewijzigd 

wordt, schakelt het display over op de 

weergave van de accutoestand en het 

verswaterpeil.

– Dezelfde reinigingsparameters kunnen 

in elk reinigingsprogramma individueel 

ingesteld worden. 

– De borstelaandrukkracht kan alleen bij 

een rijdend apparaat in de program-

ma's schuurzuigen, natschrobben, po-

lijsten en polijstzuigen ingesteld wor-

den.

– Alle instellingen blijven ook in stroomlo-

ze toestand van het apparaat behou-

den.

Schoon water

Doseerinrichting (Optie)

Vegen (enkel B 250 RI)

Grofvuilklep

Vegen beëindigen

Programmakeuzeschakelaar

1

2

3

4

5

6

7

8

Infotoets

Instellingen

Bedieningsmenu

63 NL

Оглавление