Hach-Lange FP 360 sc Basic User Manual – страница 8
Инструкция к Hach-Lange FP 360 sc Basic User Manual
SENSOR SETUP (vervolg)
SENSOR SETUP (vervolg)
KIES SENSOR (als er meer dan één sensor is)
KIES SENSOR (als er meer dan één sensor is)
KALIBREREN
DIAG/TEST
Wordt weergegeven als 5 PUNT is geselecteerd
PROBE INFO
5 PUNT
onder CONFIGUREREN. Raadpleeg Kalibratie op
SENSORNAAM Naam van instrument
pagina 142 voor meer informatie.
WIJZIG NAAM
Controlevraag, resetten naar (FACTOR=1,
SET CAL DEFLT
OFFSET=0)
SERIENUMMER Serienummer van instrument
MEETBEREIK 0 tot 500 of 0 tot 5000
CONFIGUREREN
TYPE NR. Artikelnr. sensor
De naam mag uit 16 tekens bestaan
WIJZIG NAAM
SET DEFAULTS: serienummer van sensor
SOFTWAREVERSIE Software van sensor
PAH: meetwaarde met betrekking tot PAK-
TELLER
kalibratiestandaard
TOTALE TIJD Teller voor totale tijd
PARAMETERKEUZE
OIL: meetwaarde met betrekking tot
oliekalibratiestandaard
ONDERHOUD Aflopende dagteller
SET DEFAULTS: PAH
VERVANG LAMP Aflopende dagteller
ppb, ppm, µg/l, mg/l,
SELECT EENHEID
TEST/ONDERHOUD
SET DEFAULTS: ppb
Gedrag van instrumentuitgang in het menu
1 tot 300 s,
SET UITGANGEN
GEMIDDELDE
SERVICE
SET DEFAULTS: 3 s
BLOKKEREN
5 s, 30 s, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 10, 15, 30 min,
LOG SETUP
SET DEFAULTS: 10 min
AAN
Bereik van 0 tot 500 ppb: AUTO, 0,01 tot 50, 0,01
TRANS.
tot 500,
INSTEL.
GAINWAARDE
Bereik van 0 tot 5000 ppb: AUTO, 0,01 tot 500,
SIGNALS
0,01 tot 5000
SET DEFAULTS: AUTO
LAMPSTROOM Intensiteit van flitslamp
Controlevraag,
Nulpunts- en steilheidscontrole met externe
DIAG/TEST
SET DEFAULTS
de standaardwaarden voor alle bovengenoemde
standaarden
menuopties instellen.
NULPUNT
CUBE CAL
Service beveiligd met wachtwoord
Nederlands 141
De meetomstandigheden kunnen veranderen met betrekking tot
Kalibratie
• samenstelling van PAK's of olieverontreinigingen
Fabriekskalibratie
• verdeling van verontreiniging in het water
Nulpunt en steilheid van de kalibratiecurve zijn ingesteld in de fabriek.
• temperatuur
Een nieuwe kalibratie van deze basisinstellingen buiten de inspectie-
• samenstelling van het meetmedium
intervallen is doorgaans niet noodzakelijk.
• meetsensor en meetvenster
Voer regelmatig nulpuntcontroles uit om er zeker van te zijn dat
verontreinigingen of storingen worden herkend (zie Controleer het
Factorbepaling en aanpassing van de steilheid
nulpunt op pagina 143).
Volg deze stappen om de steilheid aan te passen:
Als het nulsignaal wordt verhoogd door bestanddelen van het
1. Neem op de plaats waar de sensor is geïnstalleerd een monster
meetmedium of installatieomstandigheden, dan kunt u dit effect
van het meetmedium en analyseer het monster snel daarna op
compenseren via een offset-correctie. Voer hiertoe een
PAK's en oliegehalte.
laboratoriumanalyse van het monster uit. Als er geen PAK's/
2. Noteer de meetwaarde die ten tijde van de monstername op de
olieverontreinigingen aanwezig zijn in het meetmedium, voer dan de
controller wordt getoond. Let op de correcte eenheid voor de
meetwaarde in die door het instrument als offset wordt weergegeven
meetwaarde, bijv. ppm olie.
(zie Het nulpunt aanpassen (OFFSET) op pagina 143).
3. Herhaal stap 1 en 2 diverse malen.
Proceskalibratie/aanpassing
4. Bereken de factor aan de hand van de monsterwaarde en de
De sensor is in de fabriek gekalibreerd met diverse concentraties van
waarde die ten tijde van de monstername op de controller werd
een speciale kalibratiestandaard in ultrazuiver water. Deze ideale
getoond.
meetomstandigheden zullen in de praktijk nauwelijks voorkomen. De
5. Bereken een gemiddelde van de factoren.
getoonde meetwaarden zijn kwalitatieve trendindicatoren als er geen
6. Voer de gemiddelde factor in als steilheid (zieDe steilheid
aanpassing plaatsvindt in de meetomstandigheden ter plekke.
aanpassen (FACTOR) op pagina 143).
Wanneer u kwantitatief correcte meetwaarden nodig hebt, moet er een
contrastaanpassing of meerpuntskalibratie plaatsvinden. Beide
Voorbeeld voor motorolie Voorbeeld voor naftaleen
bewerkingen moeten ter plaatse en op basis van gegevens van
Laboratoriumwaarde: 4,0 ppm olie
Laboratoriumwaarde: 420 ppm PAK's
laboratoriumanalyse worden uitgevoerd. Basisvoorwaarden voor
1
1
Getoonde meetwaarde
:
Getoonde meetwaarde
:
kwantitatieve metingen zijn exacte kennis van het type olie en constante
2,4 ppm olie
120 ppb PAK's
meetomstandigheden, bijv. in koelwater in een warmtewisselaar.
Berekende factor: 1,67
Berekende factor: 3,5
Wanneer verschillende oliesoorten in diverse hoeveelheden aanwezig
zijn, is een kwantitatieve meting in de meeste gevallen niet mogelijk.
1 Tijdens de monstername
Als de meetomstandigheden veranderen, dient u opnieuw de
Het is raadzaam de steilheid aan te passen als er aan de volgend
nauwkeurigheid van de resultaten te controleren met
voorwaarden wordt voldaan:
laboratoriumanalyses en de noodzakelijke aanpassingen uit te voeren.
• Als het meetmonster vrij is van PAK's/olie, moet de meetwaarde
nagenoeg gelijk zijn aan nul.
Nederlands 142
• De factoren die zijn berekend aan de hand van de
Aanpassing van steilheid en nulpunt; meerpuntskalibratie
laboratoriumwaarden moeten een zinvolle berekening van een
De steilheid aanpassen (FACTOR)
gemiddelde mogelijk maken.
Voer een meerpuntskalibratie uit wanneer niet aan deze voorwaarden
1. Open het HOOFDMENU.
wordt voldaan.
2. Selecteer SENSOR SETUP en bevestig uw keuze.
Opmerking: Als zowel het nulpunt als de steilheid gewijzigd moeten
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
worden, pas dan een 2-puntskalibratie toe (zie Meerpuntskalibratie (2- tot
4. Selecteer KALIBREREN en bevestig uw keuze.
5-puntskalibratie) op pagina 144).
5. Selecteer CONFIGUREREN en bevestig uw keuze.
Meerpuntskalibratie
6. Selecteer FACTOR en bevestig uw keuze.
7. Voer de berekende factor in en bevestig uw invoer.
Bij een meerpuntskalibratie dient u de laboratoriumwaarde als
instelwaarde en de getoonde waarde als werkelijke waarde in te voeren.
8. Ga terug naar het HOOFDMENU of naar de weergave van de
Let erop dat alle waarden met dezelfde eenheid worden ingevoerd, bijv.
meetmodus.
ppm olie (zie Meerpuntskalibratie (2- tot 5-puntskalibratie) op
Het nulpunt aanpassen (OFFSET)
pagina 144).
1. Open het HOOFDMENU.
Controleer het nulpunt
2. Selecteer SENSOR SETUP en bevestig uw keuze.
• Medium: ultrazuiver water
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
• Instelwaarde: < 1 ppb. Reinig het venster in het geval van
4. Selecteer KALIBREREN en bevestig uw keuze.
afwijkingen.
5. Selecteer CONFIGUREREN en bevestig uw keuze.
Gebruik een glazen (geen kunststof) vat dat voldoende groot is om de
6. Kies OFFSET en bevestig uw keuze.
meting uit te voeren met een afstand van 8 tot 10 cm tussen het
meetvenster en de bodem (bijv. een bekerglas met een inhoud van 1000
7. Voer de gewenste offset in en bevestig uw keuze.
ml). Plaatse een zwarte niet-reflecterende onderlegger onder het vat en
8. Ga terug naar het HOOFDMENU of naar de weergave van de
schakel kunstlichtbronnen tijdens de meting uit.
meetmodus.
Opmerking: In lucht is de getoonde meetwaarde niet exact gelijk aan
nul, vanwege reflecties op het oppervlak van het venster. Dit is normaal
gedrag van de sensor en wijst niet op een storing.
Opmerking: Gebruik altijd ultrazuiver water. Gedistilleerd en
gedemineraliseerd water zijn niet geschikt, omdat het organische
bestanddelen kan bevatten.
Nederlands 143
Meerpuntskalibratie (2- tot 5-puntskalibratie)
Onderhoud
Opmerking: Bij meerpuntskalibratie moeten de waardeparen altijd in
De binnenkant van de sensor is onderhoudsvrij.
oplopende volgorde worden ingevoerd.
Voor de nauwkeurigheid van de metingen is het van essentieel belang
1. Open het HOOFDMENU.
dat het meetvenster schoon is. Controleer regelmatig of het meetvenster
schoon is. Het hangt van het meetmedium af hoe vaak deze controle
2. Selecteer SENSOR SETUP en bevestig uw keuze.
moet plaatsvinden. Voer deze controle ook uit in het geval van
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
uitzonderlijk hoge meetwaarden en maak het meetvenster indien nodig
4. Selecteer KALIBREREN en bevestig uw keuze.
schoon (zie Meetvenster reinigen).
5. Selecteer CONFIGUREREN en bevestig uw keuze.
Voor sensoren met een reinigingseenheid, dient u de
6. Selecteer het type kalibratie, bijv. 2 PUNT, en bevestig uw keuze.
reinigingsfrequentie aan te passen aan de meetomstandigheden. Hoe
7. Selecteer MEETPUNT 1 en bevestig uw keuze.
meer vaste stoffen het meetvenster kunnen verontreinigen, des te korter
moet het reinigingsinterval zijn.
8. Wijzig de TARGET VALUE en bevestig uw wijziging.
9. Wijzig de ACT. WAARDE en bevestig uw wijziging.
10. Herhaal deze procedure voor MEETPUNT 2 en bevestig uw keuze.
LET OP
11. Ga terug naar het HOOFDMENU of naar de weergave van de
Bij meting van corrosieve media dient u er rekening mee te
meetmodus.
houden dat onderdelen van het ophangsysteem (harpsluiting en
ketting van de kettingarmatuur) zijn gemaakt van roestvrij staal en
kunnen corroderen.
Onderhoudsschema
1
Interval Onderhoudstaak
Op verontreiniging en
Visuele inspectie Toepassingsafhankelijk
corrosie controleren.
Stekkers en flitslamp
Systeeminspectie Om de 2 jaar
controleren.
Kalibratiecontrole Om de 2 jaar Kalibratie controleren
1 Bij gebruik met de fabrieksinstellingen en in overeenstemming met het gebruiksdoel
Neem om de 2 jaar contact op met de serviceafdeling van de fabrikant,
voor inspectie, tests, kalibratie en vervanging van de afdichting.
Daarnaast moet de flitslamp om de 4 jaar worden vervangen.
Nederlands 144
Meetvenster reinigen
Storingen, oorzaken en oplossingen
Foutmeldingen
VOORZICHTIG
Mogelijke fouten worden weergegeven door de sc controller.
Reinigingsmiddelen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid.
Draag een beschermende uitrusting en voorkom direct contact
Weergegeven
met de reinigingsvloeistoffen.
Oorzaak Oplossing
fouten
Neem contact op met
SENSORFOUT Elektronisch defect
LET OP
klantenservice van fabrikant
Andere reinigingsmiddelen kunnen het materiaal beschadigen.
Waarschuwingen
Schade die is veroorzaakt door onjuiste reiniging valt niet onder
de garantie.
Mogelijke waarschuwingen worden weergegeven door de sc controller.
1. Spoel de sensor met vers water totdat alle aangehechte vaste
Weergegeven
stoffen zijn verwijderd.
Oorzaak Oplossing
waarschuwing
2. Gebruik zuiver aceton en een zachte, schone doek (bijv.
Neem contact op met
reinigingspapier voor camera-objectieven) om resten op het
DIAG/TEST Teller is afgelopen
klantenservice van fabrikant
meetvenster voorzichtig te verwijderen. Voorkom krassen op het
meetvenster.
Neem contact op met
VERVANG LAMP Teller is afgelopen
klantenservice van fabrikant
3. Spoel de resten van het reinigingsmiddel met vers water af.
Gewijzigde configuratie
Verzend de configuratie
LAATSTE CONFIG.
is niet geaccepteerd
opnieuw
Waarden zijn niet in
oplopende volgorde
Voer de kalibratiewaarden in
TARGET VALUE
ingevoerd bij
oplopende volgorde in
meerpuntskalibratie
Slijtdelen
Omschrijving Aantal Gemiddelde levensduur
Flitslamp 1 4 jaar
O-ringen 4 2 jaar
Nederlands 145
Nederlands 146
Polski
Specyfikacje
Specyfikacje mogą zostać zmienione bez wcześniejszego
zawiadomienia.
Pomiar
Pomiar metodą fluorescencyjną UV wielopierścieniowych węglowodorów aromatycznych (PAH)
Metoda pomiarowa
Długość fali wzbudzającej: 254 nm Długość fali emisyjnej (pomiarowej): 360 nm
0 do 50 ppb i 0 do 500 ppb w porównaniu ze standardem kalibracyjnym PAH, odpowiada to
Niski zakres pomiarowy
0,1 do 1,5 ppm oraz 0,1 do 15 ppm standardu kalibracyjnego dla oleju
Zakres pomiarowy
0 do 500 ppb i 0 do 5000 ppb w porównaniu ze standardem kalibracyjnym PAH, odpowiada to
Wysoki zakres pomiarowy
0,1 do 15 ppm oraz 0,1 do 150 ppm standardu kalibracyjnego dla oleju
Jednostki wyświetlacza ppb, ppm, µg/L, mg/L
Powtarzalność 2,5 wartości pomiarowej przy stałej temperaturze
Dokładność pomiaru 5% wartości pomiarowej ±2% limitu zakresu pomiarowego przy stałej temperaturze
Limit wykrywania 1,2 ppb (PAH)
Czas reakcji 10 s (T90)
Kalibracja fabryczna za pomocą standardu kalibracyjnego fluorescencji UV, możliwe dowolne
Kalibracja
dostosowanie
Oprogramowanie czujnika
Wersja oprogramowania Od 1.14
Właściwości sprzętu
Czujnik pomiarowy Wersja ze stali nierdzewnej: 2,8 kg; wersja tytanowa: 1,8 kg
Masa
Kuweta przepływowa Ok. 1,6 kg; wraz z panelem montażowym ok. 2,0 kg
Czujnik pomiarowy Maks. 30 bar
Zakres ciśnienia
Kuweta przepływowa Maks. 1 bar
Polski 147
68 mm × 306 mm (2,68 cala × 12,05 cala) (bez wtyczek oraz kołka podtrzymującego)
Czujnik pomiarowy
68 mm × 399 mm (2,68 cala × 15,71 cala) (wraz z kołkiem podtrzymującym)
(Ø × długość)
68 mm × 399 mm (2,68 cala × 16,26 cala) (z dodatkową opcją czyszczenia)
Wymiary
Kuweta przepływowa (dł. x szer.
98 mm × 98 mm × 150 mm (3,86 cala × 3,86 cala × 5,91 cala) (bez mocowań),
x gł.)
panel montażowy: 600 × 300 × 10 mm (23,62 cala × 11,81 cala × 0,39 cala)
Właściwości sprzętu (część dalsza)
Obudowa: stal nierdzewna 1.4571 lub tytan
Konsola optyczna: POM
Śruby obudowy: stal nierdzewna 1.4571
Czujnik pomiarowy
Okno pomiarowe: syntetyczne szkło kwarcowe (Suprasil)
Uszczelki (obudowa): Viton
Uszczelki (okno pomiarowe): NBR (kauczuk [butadienowo-akrylo]nitrylowy)
Materiały
Obudowa: POM
Panel montażowy: PVC
Kuweta przepływowa
Uszczelki: NBR (kauczuk [butadienowo-akrylo]nitrylowy)
Mocowanie: niklowany mosiądz
Klamra Stal nierdzewna 1.4301
Kwestie środowiskowe
Pomiar temperatury ośrodka 1 do 40 °C (34 do 104 °F)
–5 do +45°C (23 do 113°F)
Temperatura otoczenia
Czujnik pomiarowy zanurzony przynajmniej do połowy w mierzonym ośrodku:
–25 do +55°C (-13 do 131°F)
Odległość czujnika - ściana/grunt Minimum 100 mm (3,94 cala) (zalecane)
Różne
Długość przewodu 1,5 lub 10 m, przedłużacz do łącznej długości 40 m
Strona czujnika 8-pinowe, typ zabezpieczenia: IP68, PUR
Informacje o połączeniach
Strona kontrolera M12, typ zabezpieczenia: IP67
Okresy przeglądu Co 2 lata; na żądanie umowa serwisowa z rozszerzeniem gwarancji do 5 lata
W razie konieczności należy czyścić okienko pomiarowe Odstępy czasowe są zależne od mierzonego
Wymagania dotyczące konserwacji
ośrodka
Zgodność CE
Gwarancja 2 lata
Polski 148
Wymiary
Rysunek 1 Czujnik bez lub z modułem czyszczącym
1 Czujnik bez modułu czyszczącego 2 Czujnik z modułem czyszczącym
Polski 149
Informacje ogólne
Sposoby podawania informacji o zagrożeniach
Zasady zachowania bezpieczeństwa
Przed przystąpieniem do rozpakowania, ustawiania lub obsługi
urządzenia należy zapoznać się z niniejszym podręcznikiem. Należy
NIEBEZPIECZEŃSTWO
zwrócić uwagę na wszystkie informacje dotyczące potencjalnych
Wskazuje potencjalnie lub bezpośrednio niebezpieczną sytuację,
zagrożeń. Nieprzestrzeganie powyższego może prowadzić do
która – jeśli się jej nie uniknie – doprowadzi do śmierci lub
odniesienia poważnych obrażeń ciała lub uszkodzenia urządzenia.
poważnych obrażeń.
Należy upewnić się, że systemy zabezpieczające wbudowane w
urządzenie pracują prawidłowo. Nie używać ani nie instalować tego
urządzenia w inny sposób niż podany w niniejszej instrukcji.
OSTRZEŻENIE
Wskazuje potencjalnie lub bezpośrednio niebezpieczną sytuację,
która – jeśli się jej nie uniknie – może doprowadzić do śmierci lub
poważnych obrażeń.
PRZESTROGA
Wskazuje potencjalnie niebezpieczną sytuację, która może
prowadzić do mniejszych lub średnich obrażeń.
UWAGA
Wskazuje sytuację, która – jeśli się jej nie uniknie – może
doprowadzić do uszkodzenia urządzenia. Informacje, o których
należy pamiętać podczas obsługi przyrządu.
Uwaga: Dodatkowe informacje dla użytkownika.
Naklejki ostrzegawcze
Przeczytać wszystkie naklejki i etykiety dołączone do urządzenia.
Nieprzestrzeganie tych instrukcji może spowodować obrażenia ciała lub
Polski 150
uszkodzenie urządzenia. Symbol znajdujący się na urządzeniu jest
Informacje ogólne dotyczące produktu
opisany w instrukcji oraz zawiera ostrzeżenie.
Ten symbol ostrzega o niebezpieczeństwie. Dla uniknięcia obrażeń
ciała należy przestrzegać wszelkich instrukcji, którym towarzyszy ten
symbol. Jeśli ten symbol jest umieszczony na urządzeniu, należy
NIEBEZPIECZEŃSTWO
zapoznać się z informacjami o bezpieczeństwie użytkowania
zamieszczonymi w instrukcji obsługi urządzenia.
Ten produkt nie nadaje się do użytku w miejscach o potencjalnie
wybuchowej atmosferze.
Ten symbol wskazuje niebezpieczeństwo porażenia prądem
elektrycznym.
OSTRZEŻENIE
Promienie ultrafioletowe z żarówki są szkodliwe dla oczu oraz
skóry. W żadnym wypadku nie należy patrzeć bezpośrednio przez
Ten symbol wskazuje, że w urządzeniu użyta została lampa UV.
okno pomiarowe, gdy urządzenie jest aktywne. Przed
rozpoczęciem prac konserwacyjnych lub montażowych należy
zdjąć czujnik pomiarowy.
Od 12 sierpnia 2005 r. na terenie Unii Europejskiej nie wolno usuwać
urządzeń elektrycznych oznaczonych tym symbolem przy użyciu
Czujnik FP 360 sc to fluorymetr UV służący do ciągłego mierzenia
publicznych systemów utylizacji odpadów. Zgodnie z lokalnymi i
stężenia PAH (wielopierścieniowe węglowodory aromatyczne) w wodzie.
krajowymi przepisami obowiązującymi na terenie Unii Europejskiej
Wartości pomiarowe można przekształcić tak, aby odzwierciedlały
( Dyrektywa 2002/96/WE), użytkownicy urządzeń elektrycznych są
całkowitą zawartość oleju na potrzeby danych laboratoryjnych
zobowiązani do zwrotu starych lub wyeksploatowanych urządzeń
dotyczących olejów mineralnych.
producentowi, który je zutylizuje. Użytkownicy nie ponoszą żadnych
kosztów związanych z tą operacją.
W zależności od obszaru zastosowania może być konieczne
Uwaga: Aby dowiedzieć się, jak zwrócić wyeksploatowane
zainstalowanie czujnika z dodatkowymi akcesoriami.
urządzenie, oprzyrządowanie elektryczne dostarczone przez
producenta i wszelkie akcesoria pomocnicze do prawidłowej
Sposób
utylizacji, prosimy skontaktować się z producentem lub
Obszar zastosowania
Warianty czujników
zamontowania
dostawcą.
Otwarte kanały, szyby,
Zestaw do montażu na
Czujnik z lub bez
zbiorniki (substancje stałe
łańcuchach
modułu czyszczącego
maks. 200 mg/l)
Środki pomiarowe bez
Czujnik bez modułu
substancji stałych z ciągłym,
Kuweta przepływowa
czyszczącego
niskim przerobem próbek
Nie należy poddawać czujnika działaniom dużych sił mechanicznych.
Polski 151
Składniki produktu
Rysunek 2 Czujnik FP 360 sc
Czujnik jest dostępny w kilku odmianach.
Aby sprawdzić, czy dostarczono wszystkie składniki, zobacz Rysunek 2.
Jeżeli jakiegoś elementu brakuje lub jest uszkodzony, skontaktować się
z producentem bądź przedstawicielem sprzedawcy.
1 Czujnik pomiarowy FP 360 sc 5 6 mm mocowanie modułu
czyszczącego (zależne od
modelu)
2 Podstawowa instrukcja
6 Pokrowiec zabezpieczający
użytkownika na płycie CD
3 Okno pomiarowe 7 Przewód
4 Czujnik z modułem
8 Klamra
czyszczącym (zależnie od
modelu)
Polski 152
Test działania
Montaż
PRZESTROGA
Przed włączeniem zasilania zapoznać się z instrukcją obsługi
urządzenia.
NIEBEZPIECZEŃSTWO
Niebezpieczeństwo uszkodzenia ciała. Czynności opisane w tej
Po wyjęciu zawartości opakowania wykonać test działania.
części instrukcji obsługi może wykonywać wyłącznie
1. Podłączyć przewód łączący do czujnika (8-pinowe złącze
wykwalifikowany personel.
polaryzowane) oraz odpowiedniego kontrolera sc (5-pinowe złącze
polaryzowane ) (więcej informacji można znaleźć w części
Podłączyć przewód czujnika na stronie 153).
UWAGA
2. Włączyć zasilania kontrolera sc. Włączy się wyświetlacz, a czujnik
Jeśli czujnik nie jest do końca włożony, w wysokich
zacznie działać w trybie pomiarowym.
temperaturach otoczenia oraz w przypadku intensywnego
Czujnik tyka cicho i regularnie.
promieniowania słonecznego zaleca się stosowanie osłony
3. Zakryć okno pomiarowe arkuszem białego papieru (nie używać
przeciwsłonecznej, która będzie chroniła przed efektami cieplnymi
papieru z odzysku)
oraz ultrafioletowymi.
4. Zmieniać odległość pomiędzy oknem pomiarowym a papierem.
Zmierzona wartość widoczna na wyświetlaczu będzie się
odpowiednio zmieniać.
Podłączyć przewód czujnika
Uwaga: W powietrzu zmierzona wartość nie wynosi dokładnie zero z
powodu odblasków na powierzchni okna (patrz Sprawdzić punkt zerowy
na stronie 161
).
PRZESTROGA
Przewody i rury zawsze należy układać w pozycji, która nie
powoduje ich wyginania ani niebezpieczeństwa potknięcia się.
PRZESTROGA
Przed włączeniem zasilania zapoznać się z instrukcją obsługi
urządzenia.
1. Podłączyć spolaryzowane gniazdo po stronie złącza z wtyczką
czujnika (8-pinowa) (patrz:Rysunek 3, krok 1).
2. Założyć pokrowiec zabezpieczający na wtyczkę (krok 2).
3. Dokręcić ręcznie pokrowiec (krok 3).
Polski 153
Rysunek 3 Podłączyć przewód do czujnika 4. zdjąć nakrywkę ochronną z gniazda kontrolera i zachować ją w
celu zamknięcia otworu złącza w przypadku konieczności
wymontowania czujnika.
5. Podłączyć czujnik do kontrolera za pomocą szybkozłącza. Dokręcić
ręcznie (patrz Rysunek 4).
Uwaga: Przewody łączące są dostępne w różnych długościach.
Maksymalna łączna długość przewodów wynosi 40 m (131,23 stopy).
Rysunek 4 Podłączyć czujnik do kontrolera
Polski 154
Opcje instalacyjne
Instalowanie zestawu do montażu na łańcuchu dla
czujników z modułem czyszczącym
W zależności od obszaru zastosowania może być konieczne
Zamontować przewód elastyczny modułu czyszczącego
zamontowanie czujnika z dodatkowymi opcjonalnymi akcesoriami.
Uwaga: Szczegółowe instrukcje montażu można znaleźć w
Uwaga: Do korzystania z opcjonalnego modułu czyszczącego potrzebny
dokumentacji tych akcesoriów.
jest elastyczny przewód powietrza. Wymagane jest także bezolejowe,
sprężone (6 bar) powietrze oraz elektromagnes lub system czyszczenia
Montaż za pomocą zestawu do montażu na łańcuchu
sprężonym powietrzem HOAB.
Za pomocą zestawu do montażu na łańcuchu czujnik FP 360 sc można
W przypadku systemu czyszczenia sprężonym powietrzem HOAB
zamontować w otwartych kanałach, szybach i zbiornikach.
należy wymienić koniec złącza przewodu elastycznego podłączonego
do źródła sprężonego powietrza znajdującego się na dole urządzenia na
Rysunek 5 Czujnik pomiarowy FP 360 sc z zestawem do montażu
proste mocowanie 6 mm (patrz Rysunek 2 na stronie 152, element 5)
na łańcuchu
dołączone do sondy.
Rysunek 6 Zamontować przewód elastyczny modułu czyszczącego
1 Czujnik bez modułu
2 Czujnik z modułem czyszczącym
czyszczącego
Polski 155
Rysunek 7 Czujnik pomiarowy FP 360 sc wraz z modułem
Montaż z kuwetą przepływową
czyszczącym i zestawem do montażu na łańcuchu
Czujnik FP 360 sc z kuwetą przepływową jest montowany z myślą o
próbkach pozbawionych ciał stałych oraz cząstek oraz w przypadku
ograniczonego przepływu.
Rysunek 8 Montaż z kuwetą przepływową
Polski 156
Działanie
SENSOR SETUP (Konfiguracja czujnika)
Konfiguracja czujnika
SELECT SENSOR (Wybierz czujnik) (jeżeli jest więcej niż jeden czujnik)
Gdy czujnik jest podłączany po raz pierwszy, jako nazwa czujnika
CALIBRATE (Kalibracja)
wyświetlany jest jego numer seryjny. Aby zmienić nazwę czujnika,
SET OUTMODE (Ustaw
Zachowanie wyjść w trakcie kalibracji oraz
należy:
tryb wyjścia)
dostosowywania zeropunktowego
1. Otworzyć MAIN MENU (Główne menu).
HOLD (Wstrzymany)
2. Wybrać opcję SENSOR SETUP (Konfiguracja czujnika) i
ACTIVE (Aktywny)
potwierdzić.
SET TRANSFER
3. Wybrać odpowiedni czujnik i potwierdzić.
(Ustaw transfer)
4. Wybrać CONFIGURE (Konfiguracja) i potwierdzić.
SENSOR MEASURE
5. Wybrać opcję EDIT NAME (Edytuj nazwę) i potwierdzić.
Bieżąca nieskorygowana wartość pomiaru
(Pomiar czujnika)
6. Wprowadzić nazwę i potwierdzić ją, aby wrócić do menu SENSOR
CONFIGURE
FACTOR (Współczynnik): 0,1 do 100
SETUP (Konfiguracja czujnika).
(Konfiguracja)
OFFSET (Kompensacja) : -1000 do +1000
W ten sam sposób zakończyć konfigurację czujnika, zaznaczając
FACTOR
następujące opcje menu:
(Współczynnik)
• SET PARAMETER (Ustaw parametr)
OFFSET
• SELECT UNITS (Wybierz jednostki)
(Kompensacja)
• AVERAGE (Wart. średnia)
2 POINT (2-
• LOG SETUP (Konfiguracja dziennika)
punktowa)
• GAIN VALUE (Wartość wzmocnienia)
3 POINT (3-
punktowa)
Struktura menu
4 POINT (4-
SENSOR STATUS (Stan czujnika)
punktowa)
5 POINT (5-
SELECT SENSOR (Wybierz czujnik) (jeżeli jest więcej niż jeden czujnik)
punktowa)
ERROR LIST
Możliwe komunikaty o błędach: SENSOR ERROR (Błąd
(Lista błędów)
czujnika)
WARNING
Możliwe komunikaty o błędach: TEST/MAINT, BULB CHANGE,
LIST (Lista
LAST CONFIGUR, TARGET VALUE
ostrzeżeń)
Uwaga: W części Usuwanie usterek na stronie 163 znaleźć można
kompletną listę możliwych komunikatów o błędach oraz ostrzegawczych
wraz z opisem koniecznych działań.
Polski 157
SENSOR SETUP (Konfiguracja czujnika) (Ciąg dalszy)
SENSOR SETUP (Konfiguracja czujnika) (Ciąg dalszy)
SELECT SENSOR (Wybierz czujnik) (jeżeli jest więcej niż jeden czujnik)
SELECT SENSOR (Wybierz czujnik) (jeżeli jest więcej niż jeden czujnik)
CALIBRATE (Kalibracja)
CONFIGURE (Konfiguracja)
Wartość wyświetlana po wybraniu opcji FACTOR
Nazwa może zawierać do 16 znaków
EDIT NAME (Edytuj
FACTOR
(Współczynnik) w menu CONFIGURE
DEFAULT CONFIG (Domyślna konfiguracja):
nazwę)
(Współczynnik)
(Konfiguracja). Więcej informacji – patrz Kalibracja
numer seryjny czujnika
na stronie 160.
PAH: Wartości pomiarowe powiązane ze
Wartość wyświetlana po wybraniu opcji OFFSET w
standardem kalibracji PAH
SET PARAMETER
OFFSET (Kompensacja)
menu CONFIGURE (Konfiguracja). Więcej
OIL: Wartości pomiarowe powiązane ze
(Ustaw parametr)
informacji – patrz Kalibracja na stronie 160.
standardem kalibracji dla oleju
DEFAULT CONFIG (Domyślna konfiguracja): PAH
Wartość wyświetlana po wybraniu opcji 2 POINT (2-
2 POINT (2-punktowa)
punktowa) w menu CONFIGURE (Konfiguracja).
SELECT UNITS
ppb, ppm, µg/l, mg/l,
Więcej informacji – patrz Kalibracja na stronie 160.
(Wybierz jednostki)
DEFAULT CONFIG (Domyślna konfiguracja): ppb
Wartość wyświetlana po wybraniu opcji 3 POINT (3-
AVERAGE (Wart.
1 do 300 s,
3 POINT (3-punktowa)
punktowa) w menu CONFIGURE (Konfiguracja).
średnia)
DEFAULT CONFIG (Domyślna konfiguracja): 3 s
Więcej informacji – patrz Kalibracja na stronie 160.
5 s, 30 s, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 10, 15, 30 min,
LOG SETUP
Wartość wyświetlana po wybraniu opcji 4 POINT (4-
DEFAULT CONFIG (Domyślna konfiguracja): 10
(Konfiguracja dziennika)
4 POINT (4-punktowa)
punktowa) w menu CONFIGURE (Konfiguracja).
min
Więcej informacji – patrz Kalibracja na stronie 160.
Zakres od 0 do 500 ppb: AUTO, 0,01 do 50, 0,01
Wartość wyświetlana po wybraniu opcji 5 POINT (5-
do 500,
GAIN VALUE (Wartość
5 POINT (5-punktowa)
punktowa) w menu CONFIGURE (Konfiguracja).
Zakres od 0 do 5000 ppb: AUTO, 0,01 do 500, 0,01
wzmocnienia)
Więcej informacji – patrz Kalibracja na stronie 160.
do 5000
DEFAULT CONFIG (Domyślna konfiguracja): AUTO
SET CAL DEFLT (Ustaw
Zapytanie bezpieczeństwa, zresetować do wartości
wartość domyślną
Zapytanie bezpieczeństwa,
(FACTOR=1, OFFSET=0)
SET DEFAULTS
kalibracji)
zresetować do konfiguracji domyślnej wszystkie
(Ustawienia fabryczne)
opcje menu wymienione powyżej.
Polski 158
SENSOR SETUP (Konfiguracja czujnika) (Ciąg dalszy)
SENSOR SETUP (Konfiguracja czujnika) (Ciąg dalszy)
SELECT SENSOR (Wybierz czujnik) (jeżeli jest więcej niż jeden czujnik)
SELECT SENSOR (Wybierz czujnik) (jeżeli jest więcej niż jeden czujnik)
DIAG/TEST (Diagnostyka/Test)
DIAG/TEST (Diagnostyka/Test)
PROBE INFO
TEST/MAINT (Test/
(Informacja o czujniku)
Konserwacja)
SENSOR NAME
SET OUTMODE
Zachowanie sygnału wyjściowego urządzenia w
Nazwa urządzenia
(Nazwa czujnika)
(Ustaw tryb wyjścia)
menu SERVICE (Serwisowanie)
EDIT NAME (Edytuj
HOLD
nazwę)
(Wstrzymany)
SERIAL NUMBER
ACTIVE
Numer seryjny urządzenia
(Numer seryjny)
(Aktywny)
RANGE (Zakres) 0 do 500 lub 0 do 5000
SET
TRANSFER
MODEL NUMBER
Numer pozycji Czujnik
(Ustaw
(Numer modelu)
transfer)
CODE VERSION
Oprogramowanie czujnika
SIGNALS (Sygnały)
(Wersja kodu)
LAMP CURR
COUNTER (Licznik)
Intensywność światła lampy
(Natężenie lampy)
OPERATING
DIAG/TEST
Kontrola zeropunktowa oraz nachylenia za pomocą
HOURS (Godz.
Licznik godzin pracy urządzenia
(Diagnostyka/Test)
standardów zewnętrznych
pracy)
READING
MAINTENANCE
Licznik odliczający dni
OFFSET
(Konserwacja)
(Kompensacja
BULB CHANGE
odczytu)
Licznik odliczający dni
(Zmiana żarówki)
CUBE CAL
(Kalibracja
sześcienna)
Chroniony hasłem dostęp dla serwisantów
Polski 159
Warunki pomiarowe mogą ulec zmianie względem:
Kalibracja
• Składu PAH oraz zanieczyszczeń olejowych
Kalibracja fabryczna
• Rozmieszczenia zanieczyszczeń w wodzie
Punkt zerowy oraz nachylenie krzywej kalibracyjnej są ustawiane
• Temperatury
fabrycznie. Wsteczna kalibracja tych podstawowych elementów nie jest
• Składu mierzonego ośrodka
w zasadzie wymagana poza wyznaczonymi okresami przeglądów.
• Czujnik oraz okno pomiarowe
Aby upewnić się, że wykrywane są wszelkie zanieczyszczenia oraz
błędy, należy regularnie wykonywać kalibrację zeropunktową (patrz
Określanie czynników oraz dostosowywanie nachylenia
Sprawdzić punkt zerowy na stronie 161).
Aby dostosować nachylenie:
Jeśli sygnał zerowy zwiększy się z powodu mierzonego ośrodka lub
1. W miejscu zainstalowania czujnika należy pobrać dużą próbkę
warunków montażowych, można skompensować te zmiany za wartości
mierzonego ośrodka, a następnie szybko zanalizować ją pod kątem
korekcyjnych. Aby to zrobić, należy wykonać analizę laboratoryjną. Jeśli
obecności PAH oraz olejów.
w mierzonym ośrodku nie występuje skażenie PAH/olejem, należy
2. Należy zapisać wartość pomiarową pokazaną na kontrolerze w
podać wartość wskazaną przez urządzenie jako wartość kompensacji
czasie pobierania próbki. Upewnić się, że podana jest prawidłowa
(patrz Dostosowanie punktu zerowego (OFFSET (Kompensacja)) na
jednostka pomiarowa, np. ppm dla oleju.
stronie 161).
3. Kilkukrotnie powtórzyć krok 1 i 2.
Kalibracja/dostosowywanie procesów
4. Aby wyliczyć współczynnik, należy wykorzystać wartość próbki
Czujnik jest wstępnie kalibrowany różnymi stężeniami standardów
oraz wartość pokazaną w kontrolerze w czasie próbkowania.
specjalnych kalibracji w ultraczystej wodzie. Te idealne warunki
5. Obliczyć wartość średnią współczynników.
pomiarowe rzadko występują w rzeczywistości. Wyświetlane wartości
6. Wprowadzić tę wartość jako nachylenie (patrz Dostosowanie
pomiarowe są wskaźnikami trendów jakościowych, jeśli nie są
nachylenia (FACTOR (Współczynnik)) na stronie 161).
dokonywane żadne poprawki względem warunków pomiarowych.
Jeśli potrzebne są ilościowo poprawne wartości pomiarowe, należy
Przykład dla oleju silnikowego Przykład dla naftalenu
wykonać dostosowanie kontrastu lub kalibrację wielopunktową. Obie te
Wartość laboratoryjna: 4,0 ppm oleju
Wartość laboratoryjna: 420 ppb PAH
czynności należy wykonać za pomocą laboratoryjnych danych
1
1
Pokazana wartość pomiarowa
:
Pokazana wartość pomiarowa
:
analitycznych. Podstawowymi wymaganiami analizy jakościowej są
2,4 ppm oleju
120 ppb PAH
precyzyjna wiedza o typie oleju w danym przypadku oraz stałe warunki
Wyliczony współczynnik: 1,67
Wyliczony współczynnik: 3,5
pomiarowe (np. zimna woda w wymienniku ciepła). Jeśli obecnych było
kilka olejów w różnych ilościach, wykonanie analizy jakościowej jest w
1 W momencie próbkowania
zasadzie niemożliwe.
Dostosowanie nachylenia jest zalecane w następujących warunkach:
Jeśli warunki pomiarowe ulegną zmianie, należy ponownie sprawdzić
•
Jeśli w próbce nie ma PAH/oleju, wartość pomiarowa musi być
dokł
adność wyników za pomocą analizy laboratoryjnej, a następnie
bliska zeru.
wprowadzić konieczne poprawki.
• Współczynniki wyliczone z wartości laboratoryjnych muszą
umożliwiać wyliczenie rozsądnej średniej.
Jeśli te warunki nie zachodzą, należy wykonać kalibrację
wielopunktową.
Polski 160
