Dimplex SRX 180M: NL
NL: Dimplex SRX 180M

- 10 -
Dimplex SmartRad ventilatorconvector
Modellen: SRX 080M, SRX 120M, SRX 140M & SRX 180M
GELIEVE DEZE HANDLEIDING ZORGVULDIG TE BEWAREN.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
De luchtinlaat- en uitlaatroosters mogen niet afgedekt of
afgesloten worden.
Het toestel moet voor het uitvoeren van onderhouds-
werkzaamheden spanningvrij geschakeld worden.
HET TOESTEL MOET GEAARD WORDEN.
Het verwarmingstoestel mag niet onmiddellijk onder een vast
geïnstalleerd stopcontact aangebracht worden. Brandbare
stoffen of vloeistoffen en andere licht ontvlambare
voorwerpen uit de buurt van het verwarmingstoestel houden.
Vereiste minimumafstanden (in mm), zie afb. 4.
Het toestel moet zo geïnstalleerd worden dat de
bedieningselementen niet door een persoon, die zich in het
bad of onder de douche bevindt, aangeraakt kan worden.
Het verwarmingstoestel mag niet in zwaar door stof belaste
ruimtes gebruikt worden.
Dit toestel is niet voor kinderen of personen zonder hulp of
toezicht van een derde persoon geschikt als het veilige gebruik
van het toestel door de lichamelijke of geestelijke gesteldheid
of wegens verminderde waarneming niet mogelijk is.
Kinderen moeten in het oog gehouden te worden om ervoor
te zorgen dat ze niet met het toestel spelen.
Aan het verwarmingstoestel is een waarschuwings-
symbool aangebracht. Dit symbool wijst erop dat
het toestel niet afgedekt mag worden.
De gebruiksaanwijzing behoort bij het toestel en moet goed
bewaard worden. Bij verandering van eigenaar moet de
gebruiksaanwijzing aan de nieuwe gebruiker doorgegeven
worden.
BELANGRIJK – Het netsnoer van het toestel moet bij schade
door de fabrikant, een klantendienstfiliaal of een vergelijkbaar
gekwalificeerde persoon vervangen worden.
Er moet altijd op een deskundige behandeling gelet worden.
Beschrijving toestel
Bij het model SmartRad gaat het om een ventilatorconvector
voor de opwarming van woonruimtes. De ventilatorconvector is
bestemd voor de aansluiting op een centrale verwarmings-
installatie. De ventilatorconvector is voor het gebruik in
warmtepompinstallaties geschikt, maar kan ook in combinatie
met andere verwarmingsinstallaties, bijv. met olie- of
gasverbranding gebruikt worden. Het toestel zuigt aan de
onderkant lucht aan. Deze wordt in de warmtewisselaar
opgewarmd en naar boven uitgeblazen.
Afb. 1:
(a) Behuizingsafdekking
(b) Bedieningsveld
(c) Luchtuitlaatrooster
(d) Aansluitleiding 1 m
De
ventilatorconvectoren
mogen
alleen
in
centrale
verwarmingsinstallaties met gesloten regelcircuit gebruikt
worden.
De
verwarmingsinstallatie
moet
als
dubbel
buissysteem uitgevoerd zijn.
De toestellen moeten voldoende gedimensioneerd worden om
de warmteverliezen in de ruimte te kunnen compenseren.
Technische gegevens
SRX
080M
SRX
120M
SRX
140M
SRX
180M
Verwarmingsvermogen
(kW) bij
voorlooptemperatuur
45° C
2
0,70
1,10
1,40
1,80
Temperatuurbereik
voorlooptemperatuur
(°C)
25 – 85
Maximaal toegestane
voorlooptemperatuur
(°C)
85
Toegestane
bedrijfsoverdruk (MPa)
1
Drukverlies (kPa)
11,3
13,1
13,7
15,8
Luchtvolumestroom
(m³/h)
3
228
345
410
540
2
125
190
225
300
1
60
100
120
160
Geluidsdrukniveau op 1
m (dB(A))
3
47
2
38
1
27
Nominale spanning
~ 230 V, 50 Hz
Opgenomen vermogen
ventilator (W)
3
26
43
56
50
2
19
29
36
33
1
16
20
24
23
Onderhoudsenergie-
verbruik (W)
< 1
Beschermklasse
IP 20
Vulhoeveelheid
warmtewisselaar (ml)
310
430
480
600
Afmetingen
b x h x d (mm)
503 x
530 x
145
670 x
530 x
145
740 x
530 x
145
911 x
530 x
145
Gewicht (kg)
12
15
17,5
22
Montagevoorbereiding
Verpakkingsmateriaal verwijderen.
De vier bevestigingsschroeven aan de onderkant van het toestel
afschroeven (zie afb. 2) om de behuizingsafdekking te kunnen
verwijderen. De behuizingsafdekking zo bewaren dat
beschadigingen
tijdens
de
installatiewerkzaamheden
uitgesloten zijn.
Bevestiging aan de muur
Bij
droogbouwwanden
geschikt
bevestigingsmateriaal
gebruiken (niet bijgeleverd)!
Zoals in afb. 4 getoond aan een stabiele muur vier boorgaten
aftekenen en boren. Alle afmetingen in mm.
Pluggen inbrengen en de beide bovenste schroeven
voormonteren (nog niet volledig indraaien).
Het toestel in de beide bovenste schroeven inhangen.
De beide onderste schroeven inzetten en vastdraaien, daarna
de beide bovenste schroeven eveneens vastdraaien.
NL

- 11 -
Hydraulische aansluiting
Om voor voldoende doorloop van verwarmingswater door de
ventilatorconvectoren te zorgen, moeten de volgende punten in
acht genomen worden:
-
De toestellen zijn voor de installatie op systemen met één
buis niet geschikt.
-
De nominale aansluitbuiswijdte moet een minimale
diameter van 15 mm hebben.
-
Worden de toestellen op een verwarmingsinstallatie met
verschillende
warmteverdeelsystemen
(bijv.
Vloer-
verwarming) geïnstalleerd, moet voor een afzonderlijk
circuit gezorgd worden om voldoende waterdoorloop te
garanderen.
-
Voor een optimale werking (warmteafgifte) van de
ventilatorconvectoren is een hydraulische afstelling aan de
verwarmingsinstallatie vereist.
Afb.
5
toont
de
verschillende
hydraulische
aansluitmogelijkheden aan het toestel. De aanbevolen voor- en
terugloopaansluitingen zijn in afb. 5 en afb. 4 (onderaan)
weergegeven. De plaatsing van de verwarmingbuizen naar het
toestel kan in de vloer of aan de muur gebeuren. Het toestel
wordt af fabriek met twee aan de warmtewisselaar
gemonteerde koperbuisleidingen, diameter 15 mm, geleverd.
Voor en tijdens het vullen van de verwarmingsinstallatie
moeten alle buisverbindingen op dichtheid gecontroleerd
worden. Tijdens het vullen moet het ontluchtingsventiel (zie afb.
4) geopend zijn, opdat de lucht in het toestel kan ontsnappen.
Na de ingebruikneming (circulatiepomp loopt) eventueel
opnieuw ontluchten.
Elektrische aansluiting
ATTENTIE: het toestel moet geaard worden.
ATTENTIE – fasedraad (bruin) en nulleider (blauw) mogen niet
verwisseld worden, omdat dit tot functiestoringen kan leiden.
De elektrische aansluiting moet aan een voedingsspanning
~230-240V, 50 Hz gebeuren.
Het toestel moet door een geautoriseerde elektrotechnicus,
rekening houdende met de bestaande normen en plaatselijke
installatievoorschriften, geïnstalleerd worden.
Voor het uitvoeren van de installatiewerkzaamheden moet
gecontroleerd worden of de spanningsvoeding uitgeschakeld is.
Het toestel is met een flexibele aansluitleiding van 1 m lengte (4
x 0,75 mm²) uitgerust, waarmee het verwarmingstoestel direct
via een geschikte wandaansluitdoos op de elektrische voeding
aangesloten kan worden.
In de elektrische leiding moet een scheidingsschakelaar voor
elke pool met een contactopeningswijdte van minstens 3 mm
aangebracht worden. Als scheidingsinrichting zijn ook
contactverbrekers toegestaan. De contactverbrekers moeten
een trage uitschakelkarakteristiek hebben.
Aderbezetting van de aansluitleiding:
Bruin: "L" – fasedraad voedingsspanning
Blauw: "N" – nulleider voedingsspanning
Groen/geel: "PE" - aarddraad
Zwart: Stuurdraad (verlaging; aan/uit)
Schakelbeeld zie afb. 6.
Stuurdraad
De zwarte stuurdraad heeft de volgende functies:
Temperatuurverlaging via externe schakelklok of schakelaar
Door het aansturen van de stuurdraad, zie afb. 6 links, wordt de
aan het toestel ingestelde gewenste temperatuur verlaagd.
De temperatuurverlaging wordt via de stuurdraad aan
eventueel nageschakelde toestellen doorgegeven.
Gebruik met programmeercassette
De stuursignalen van de aan het piloottoestel aangesloten
programmeercassette worden via de stuurdraad aan eventueel
nageschakelde toestellen doorgegeven, zie afb. 6 rechts.
De stuurdraad moet niet gelijkfasig zijn met de netaansluiting.
Wordt de stuurdraad niet gebruikt, dan moet deze op een
deskundige manier geïsoleerd worden.
ATTENTIE – bij het overschakelen op gestuurd bedrijf is aan
dezen kabel netspanning voorhanden!
ATTENTIE – stuurdraad niet aarden.
Bij buitenbedrijfstelling, bijv. voor onderhoudswerkzaamheden,
moet ervoor gezorgd worden dat naast de netvoeding ook de
stuurdraad spanningvrij geschakeld is, omdat deze eventueel
vreemde spanning kan voeren (via een schakelklokcontact of
piloottoestel met programmeercassette).
Afmontage
Na de installatiewerkzaamheden de behuizingsafdekking
plaatsen. Hiervoor de vier bevestigingsschroeven aan de
onderkant van het toestel inschroeven, zie afb. 2.
Bediening
Het bedieningsveld is in afb. 3 weergegeven.
De verschillende elementen hebben de volgende betekenis:
A – Toets modus
B – Indicatie aan/uit
C – Indicatie handmatig bedrijf
D – Indicatie automatisch bedrijf
E – Toets ventilatorstand
F – Indicatie lage ventilatorstand
G – Indicatie middelste ventilatorstand
H – Indicatie hoge ventilatorstand
J – Instelwiel thermostaat
K – Afdekking voor steekplaats programmeercassette
Handmatig bedrijf
Toets
één keer of meermaals indrukken tot de gele
indicatie brandt.
Toets
één keer of meermaals indrukken om de gewenste
ventilatorstand
(ventilatortoerental)
te
kiezen.
De
ingestelde ventilatorstand wordt via de rode indicatie (1, 2,
3) gesignaleerd. Met de draaiknop de gewenste
ruimtetemperatuur instellen. De ingestelde ventilatorstand
wordt afhankelijk van de ruimtetemperatuur in- en
uitgeschakeld. De temperatuurverlaging wordt via de
stuurdraad
aan
eventueel
nageschakelde
toestellen
doorgegeven.

- 12 -
Automatisch bedrijf (eco)
Toets
één keer of meermaals indrukken tot de rode
indicatie
eco
brandt.
Met de draaiknop de gewenste ruimtetemperatuur
instellen. Afhankelijk van de actuele ruimtetemperatuur en
de aan de thermostaat ingestelde gewenste temperatuur
bepaalt de elektronica één van de drie mogelijke
ventilatorstanden (ventilatortoerental). Afhankelijk van het
verschil tussen actuele ruimte- en gewenste temperatuur
kiest de elektronica de vereiste ventilatorstand.
Indien nodig kan het aantal mogelijke ventilatorstanden
verlaagd worden. Om bijvoorbeeld de ventilatorstanden tot
maximaal 2 te beperken, toets
één keer of meermaals
indrukken tot de rode indicatie
2
brandt.
Het gebruik met een programmeercassette of een schakelklok
kan alleen in het automatische bedrijf (eco) gebeuren. Is er een
stuursignaal, dan brandt de groene indicatielamp
eco
Storingsindicatie
Bij een te geringe watertemperatuur wordt het gebruik van het
toestel onderbroken en de rode indicatie
knippert. In dit
geval moet de correcte werking van de verwarmingsinstallatie
of van de circulatiepomp gecontroleerd worden. Bijkomende
aanwijzingen vindt u in het hoofdstuk "Foutdiagnose".
Ingebruikneming met lucht/waterwarmtepompen
Bij de ingebruikneming van een lucht/waterwarmtepomp,
vooral bij lage buitentemperaturen, moet de bufferaccumulator
van de warmtepomp een temperatuur van minstens 14°C
hebben opdat het ontdooien van de warmtepompverdamper
mogelijk is. Daarom voor het openen van de ventielen van het
verwarmingscircuit ervoor zorgen dat een eventueel vereiste
ontdooiing uitgevoerd werd.
Foutdiagnose
Een ontoereikende warmteafgifte van de ventilatorconvector
kan de volgende oorzaken hebben:
•
Rode indicatie knippert:
zie paragraaf "Storingsindicatie"
•
Ingesloten lucht in de warmtewisselaar:
toestel spanningvrij schakelen, behuizing afnemen en
warmtewisselaar
ontluchten.
Positie
van
de
ontluchtingsschroef zie afb. 4.
•
Watertemperatuur te laag:
voorlooptemperatuur aan de verwarmingsinstallatie hoger
instellen.
•
Ontoereikende waterdoorloop door het toestel:
doorloophoeveelheid instellen (hydraulische afstelling).
Hiervoor de thermostaatkranen aan de andere radiatoren
dichtdraaien.
•
Vuilafzettingen aan de warmtewisselaar:
Warmtewisselaar reinigen, zie hoofdstuk "Onderhoud".
Buitenvlakken reinigen
Om te reinigen moet het verwarmingstoestel uitgeschakeld en
afgekoeld zijn. De oppervlakken van het verwarmingstoestel
kunnen door het afvegen met een zachte, vochtige doek
gereinigd en dan gedroogd worden. Om te reinigen geen
schuurpoeder of meubelpolitoer gebruiken omdat deze het
oppervlak kunnen beschadigen.
Onderhoud – door de vakman uit te voeren
Stof of pluizen die zich binnenin het verwarmingstoestel
afzetten, moeten regelmatig verwijderd worden.
Hiervoor
het
toestel
spanningvrij
schakelen,
de
4
bevestigingsschroeven aan de onderkant van het toestel
losdraaien en de behuizingsafdekking voorzichtig afnemen. Met
een zachte borstel of een stofzuiger de vuilafzettingen
verwijderen.
Ingesloten lucht in de warmtewisselaar kan door het openen
van het ontluchtingsventiel (afb. 4) verwijderd worden.
Garantie
Voor dit toestel geven we twee jaar garantie conform onze
garantiebepalingen.
.
Glen Dimplex Deutschland GmbH
Telefoon +49 9221709564
Am Goldenen Feld 18
Telefax +49 9221 709589
D-95326 Kulmbach
www.glendimplex.de
Technische veranderingen voorbehouden