Bondioli&Pavesi 399CECN02_G: NEDERLANDS
NEDERLANDS: Bondioli&Pavesi 399CECN02_G

NL
VERTALING VAN DE
OORSPRONKELIJKE
NEDERLANDS
AANWIJZINGEN
VEILIGHEIDSETIKETTEN
ETIKET VOOR BESCHERMBUIS Cod. 399141000
1
ETIKET VOOR BESCHERMBUIS Cod. 399JAP001
U dient steeds de voorschriften op de veiligheidsetiketten na te leven en de nodige
bescherming te gebruiken. Een hoog percentage ongevallen dat veroorzaakt wordt
door cardanoverbrengingen vindt plaats wanneer de bescherming ontbreekt of
niet goed werkt.
ETIKET VOOR TRANSMISSIEBUIS Cod. 399143000
2
GEVAAR! Kom niet in het werkgebied van een in werking zijnde cardanas.
Draag geen kledingstukken met riemen of losse flappen e.d. die verstrikt kunnen
raken. Contact met draaiende delen kan ernstige ongelukken veroorzaken die zelfs
dodelijk kunnen zijn.
BESCHERMING ONTBREEKT, NIET GEBRUIKEN.
Gebruik de cardanoverbrenging niet zonder de beschermingen; begin pas
met werken als alle beschermingen aanwezig zijn en goed functioneren.
Beschadigde of ontbrekende onderdelen dienen te worden vervangen en op de
juiste plaats te worden geïnstalleerd voordat men de overbrenging in gebruik neemt.
ETIKET VOOR BESCHERMBUIS Cod. 399CECN01
3
ETIKET VOOR BESCHERMBUIS Cod. 399FXCN01
Kom niet in het werkgebied van een in werking zijnde cardanoverbrenging. Contact
kan ernstige ongevallen veroorzaken. Draag geen kledingstukken met riemen of
losse flappen e.d. die verstrikt kunnen raken. Alvorens met het werk te beginnen
dient men na te gaan of alle beschermingen van de overbrenging, de tractor en
de aangekoppelde machine op hun plaats zitten en goed functioneren. Eventuele
beschadigde of ontbrekende onderdelen dienen te worden vervangen en op de
juiste plaats te worden geïnstalleerd voordat men de overbrenging in gebruik neemt.
Voordat men in de buurt van de machine komt of onderhoudswerkzaamheden
uitvoert, dient men de motor uit te zetten en de sleutels uit de tractor te
halen. Lees voor gebruik dit handboek en het handboek van de machine.
DEZE AANWIJZINGEN BETREFFEN UW VEILIGHEID.
VEILIGHEID EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Overschrijd gedurende het gebruik van de machine en dus van de
4
cardanoverbrenging nooit de snelheid en het vermogen die in het handboek
van de machine zijn aangegeven. Vermijd overbelastingen en inschakelingen
onder belasting van de aftakas. Maak gebruik van de draaimomentbegrenzer en
het vrijwiel op de machinezijde van de overbrenging. Gebruik de machine alleen
met de originele cardanoverbrenging, die geschikt is qua lengte, afmetingen,
voorzieningen en beschermingen.
Gebruik de cardanoverbrenging, de draaimomentbegrenzers en het vrijwiel uitsluitend
voor de toepassingen waarvoor ze bedoeld zijn. Kijk in de gebruikshandleiding
of de cardanoverbrenging uitgerust dient te zijn met een draaimomentbegrenzer
of vrijwiel. De cardanoverbrengingen, draaimomentbegrenzers en het vrijwiel zijn
-1
berekend op snelheden van maximaal 1000 min
.
Controleer of de cardanas alle noodzakelijke bewegingen kan verrichten zonder
te interfereren met de tractor of met de machine. Als deze in contact komt met
onderdelen van de tractor, trekhaken, driepuntsbevestigingen, dan kan de
bescherming van de cardanas beschadigd raken. Gebruik geen tractoren of
46

NL
aankoppelsystemen die interfereren met de cardanas terwijl deze beweegt.
Gebruik geen adapters of onderdelen waarmee de fabrikant van de machine geen
rekening heeft gehouden.
NOMINAAL VERMOGEN Pn en NOMINAAL DRAAIMOMENT Mn
540 min
-1
1000 min
-1
Pn Mn Pn Mn
kw CV-HP PS N•m kw CV-HP PS N•m
1 12 16 210 18 25 172
2 15 21 270 23 31 220
4 26 35 460 40 55 380
5 35 47 620 54 74 520
6 47 64 830 74 100 710
Alle draaiende onderdelen moeten voorzien zijn van een bescherming.
5
De bescherming van de tractor en de machine zorgen samen met die van de
cardanoverbrenging voor uw veiligheid.
Alvorens met het werk te beginnen dient men na te gaan of alle beschermingen
6
van de overbrenging, de tractor en de aangekoppelde machine op hun plaats
zitten en goed functioneren. Eventuele beschadigde of ontbrekende onderdelen
moeten worden vervangen door originele reserveonderdelen en op de juiste wijze
worden geinstalleerd, voordat men de overbrenging in gebruik neemt.
Voordat men in de buurt van de machine komt of onderhoudswerkzaamheden
7
uitvoert, dient men de motor uit te zetten, de sleutels uit het bedieningspaneel
van de tractor te halen en er zeker van te zijn dat alle onderdelen stilstaan.
Kom niet te dicht bij het werkgebied of onderdelen die in beweging zijn. Draag
8
geen kledingstukken met riemen of losse flappen e.d. die verstrikt kunnen
raken. Contact met draaiende onderdelen kan ernstige ongevallen veroorzaken die
zelfs dodelijk kunnen zijn.
Gebruik de overbrenging niet als steun of als opstapje.
9
De telescoopbuizen moeten elkaar in normale werkomstandigheden minstens
10
voor de helft van hun lengte overlappen en in alle werkomstandigheden voor
minstens 1/3. Ook wanneer de overbrenging niet draait, moeten de telescoopbuizen
elkaar voldoende overlappen om vastlopen te voorkomen.
Gebruik de STILSTAANDE MACHINES (pompen, liften, generatoren, drogers,
11
enz.) alleen maar wanneer ze aan de tractor gekoppeld zijn.
Houd de tractor, indien nodig, met blokken achter de wielen tegen. De tractor moet
aan de machine gekoppeld zijn en zodanig geplaatst zijn dat de hoeken van de
koppelingen beperkt en onderling gelijk zijn.
EENVOUDIGE CARDANKOPPELINGEN
12
Werk met beperkte hoeken die gelijk zijn aan a1 = a2. Het wordt aangeraden
om voor korte manoeuvres (stuurbewegingen) met hoeken van maximaal 45° te
werken. Schakel de aftakas uit als de hoeken te groot of ongelijk zijn.
Verlicht het werkgebied van de overbrenging tijdens de installatie en bij het
13
gebruik ervan ‘s nachts of in omstandigheden met slecht zicht.
47

NL
De frictiekoppelingen kunnen heet worden. Niet aanraken! Om brand te
14
voorkomen, al het brandbare materiaal uit de buurt van de frictiekoppeling
houden en aanhoudend slippen van de frictiekoppeling vermijden.
INSTALLATIE
Alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd
15
met de gepaste beschermingen.
Het tractorsymbooltje op de bescherming geeft de tractorzijde van de
16
overbrenging aan. Een eventuele draaimomentbegrenzer of vrijwiel moet
steeds aan de zijde van de aangekoppelde machine geïnstalleerd worden.
Alvorens met het werk te beginnen dient men na te gaan of de
17
cardanoverbrenging op de juiste wijze aan de tractor en aan de machine is
bevestigd. Controleer of eventuele bevestigingsbouten goed vastzitten.
Maak de veiligheidskettingen vast. Men verkrijgt de beste werkomstandigheden
18
wanneer de ketting loodrecht tegenover de overbrenging bevestigd is. Regel
de lengte van de kettingen zodanig dat het scharnieren van de overbrenging onder
alle werk-, transport- en manoeuvreeromstandigheden mogelijk is. Zorg ervoor dat
de kettingen niet te los hangen zodat ze rond de overbrenging gaan draaien.
Gebruik de veiligheidskettingen niet om de cardanoverbrenging te transporteren
19
of na het werk te ondersteunen. Gebruik hiervoor een speciale steun.
Smeer de aftakas van de tractor en van de machine en maak hem schoon
20
alvorens de cardanoverbrenging te installeren.
Transporteer de overbrenging in horizontale positie om te voorkomen dat ze
21
uitschuift en ongelukken veroorzaakt of de bescherming beschadigt. Gebruik
transportmiddelen die voor het gewicht van de overbrenging geschikt zijn.
Controleer de werking van alle componenten en smeer deze alvorens de
22
overbrenging in gebruik te nemen. Aan het einde van het seizoensgebruik
dient men de overbrenging schoon te maken en te smeren. Smeer de verschillende
onderdelen aan de hand van het schema, de smeerintervallen zijn uitgedrukt in
uren.
Pomp het vet in de kruisstukken tot het uit de lagers komt.
Smeer geleidelijk en niet te impulsief.
Het wordt aangeraden NLGI-vet, graad 2 te gebruiken.
KOGELRING
23
Aligneer de gaffel op de aftakas. Schuif de ring naar de opening. Schuif de
gaffel helemaal over de aftakas. Laat de ring los en trek aan de gaffel tot de kogels
in de groef van de aftakas vallen en de ring terug op zijn oorspronkelijke positie zit.
Controleer of de gaffel goed bevestigd is op de aftakas.
Gebruik uitsluitend bouten met dezelfde afmetingen en van dezelfde klasse
24
zoals aangegeven in het handboek van de machine. Kies de lengte van de
bout zodanig dat hij minimaal uitsteekt.
48

NL
Vervang versleten of beschadigde onderdelen door originele reserveonderdelen
25
van Bondioli & Pavesi. Breng niet eigenmachtig veranderingen aan in de
onderdelen van de overbrenging, voor handelingen die niet beschreven zijn in de
gebruiks- en onderhoudshandleiding dient men zich te wenden tot de dealer van
Bondioli & Pavesi.
RA - VRIJWIEL
26
Dit element voorkomt dat de aandrijfkrachten van de machine naar de tractor
teruglopen tijdens het versnellen of vertragen van de aftakas.
Kom niet in de buurt van de machine voordat alle onderdelen stilstaan.
Smeren na iedere 50 bedrijfsuren en na iedere langere periode van stilstand.
SA - DRAAIMOMENTBEGRENZER MET PALLEN
27
Onderbreekt de krachtoverbrenging wanneer het draaimoment de ijkwaarde
overschrijdt. Schakel de aftakas meteen uit wanneer u de pallen hoort klikken.
Smeren na iedere 50 bedrijfsuren en na iedere langere periode van stilstand.
LB - DRAAIMOMENTBEGRENZER MET BOUT
28
Onderbreekt de krachtoverbrenging wanneer het draaimoment de ijkwaarde
overschrijdt.
Als de bout breekt, dient u deze te vervangen door een bout van dezelfde
afmetingen en kwaliteitsklasse.
Smeer de LB begrenzers die voorzien zijn van een smeernippel minstens een maal
per seizoen en na iedere langere periode van stilstand.
DRAAIMOMENTBEGRENZERS MET FRICTIEPLATEN
Op het moment van installatie van het mechanisme of na een langere periode van
stilstand, dient men te controleren of de frictieplaten goed werken:
• de veren ontspannen • de frictiekoppeling draaien terwijl u de aftakas waarop
deze is gemonteerd goed vasthoudt • de veerhoogte terugbrengen naar de
oorspronkelijke waarde. Ontspan na het seizoensgebruik de veren en bewaar het
mechanisme op een droge plaats. Alvorens het mechanisme weer in gebruik te
nemen, dient men te controleren of de frictieplaten goed functioneren en dient men
de veerhoogte terug te brengen naar de oorspronkelijke waarde. Bij oververhitting
van het mechanisme als gevolg van vaak en langdurig slippen, dient men de dealer
van de machine of de dealer van Bondioli & Pavesi te raadplegen.
FFL - DRAAIMOMENTBEGRENZER MET FRICTIEPLATEN
29
Het slippen van de frictieplaten verlaagt de waarde van het draaimoment.
Kortstondige overschrijding van het toegestane draaimoment en overbelasting
worden vermeden. Deze voorziening kan worden gebruikt als draaimomentbegrenzer
of als startmechanisme voor zeer trage machines.
De ijking kan gewijzigd worden via de bijstelling van de werkhoogte van de veer.
FFF - DRAAIMOMENTBEGRENZER MET FRICTIEPLATEN
30
Beperkt de overbrenging tot het draaimoment van de ijkwaarde. De veerhoogte
niet veranderen, want anders wordt de ijking van het mechanisme aangetast.
49

NL
De ijking van de draaimomentbegrenzers met FFL, FFF-frictieplaten varieert
31
naar gelang de hoogte ‘h’ van de veren. Om de ijkwaarde te verhogen/
verlagen draait u de acht moeren een kwartdraai vast/los. Controleer vervolgens
de werking. Herhaal deze handeling indien nodig. Draai de bouten niet te vast, dit
zou de werking immers negatief kunnen beïnvloeden.
DEMONTAGE VAN DE BESCHERMING
Draai de bevestigingsschroef los.
32
Haal de basistrechter en de buis los.
33
Verwijder de strook en verwijder de draagring.
34
MONTAGE VAN DE BESCHERMING
Smeer de behuizing van de draagring op de gaffel.
35
Monteer de draagring in de behuizing op de gaffel.
36
Installeer de strook zodanig dat de gaten voor de bevestiging samenvallen.
Monteer de basistrechter met de buis en laat hierbij de smeernippel van de
37
ring samenvallen met de behuizing op de trechter.
Draai de bevestigingsschroeven vast.
38
Het gebruik van elektrische schroevendraaiers wordt afgeraden.
HOE MAAKT U DE CARDANOVERBRENGING KORTER
Bondioli & Pavesi raadt u aan geen veranderingen aan te brengen aan de producten
en in elk geval de verkoper van de machine of een bevoegde technische dienst
te raadplegen. Voer de volgende procedure uit wanneer u de overbrenging wilt
inkorten.
Demontage van de bescherming.
39
Kort de overbrengingsbuizen in tot de gewenste lengte.
40
De telescoopbuizen moeten elkaar in normale werkomstandigheden
minstens voor de helft van hun lengte overlappen en in alle werkomstandigheden
voor minstens 1/3.
Ook wanneer de overbrenging niet draait, moeten de telescoopbuizen elkaar
voldoende overlappen om vastlopen te voorkomen.
Braam de uiteinden van de buizen zorgvuldig af met een vijl en verwijder
41
het vijlsel.
Kort de beschermbuizen één voor één evenveel in als de
42
overbrengingsbuizen.
Smeer de binnenste overbrengingsbuis en breng de bescherming weer aan.
43
Controleer de minimum- en maximumlengte van de overbrenging op de
44
machine.
50

NL
STORINGEN EN HET VERHELPEN ERVAN
SLIJTAGE GAFFELBENEN
45
OVERSCHRIJDEN VAN DE TOEGESTANE WERKHOEKEN
• De werkhoek kleiner maken.
• Schakel de aftakas uit bij manoeuvres waarbij de hoeken van de koppelingen
meer dan 45° bedragen.
VERVORMING VAN DE GAFFELBENEN
46
OVERSCHRIJDING VAN HET TOEGESTANE DRAAIMOMENT
• Vermijd overbelastingen en inschakelingen onder belasting van de aftakas.
• Controleer de werking van de draaimomentbegrenzer.
BREUK VAN DE TAPPEN VAN HET KRUISSTUK
47
OVERSCHRIJDING VAN HET TOEGESTANE DRAAIMOMENT
• Vermijd overbelastingen en inschakelingen onder belasting van de aftakas.
• Controleer de werking van de draaimomentbegrenzer.
VOORTIJDIGE SLIJTAGE VAN DE TAPPEN VAN HET KRUISSTUK
48
TE HOOG WERKVERMOGEN
• Overschrijd nooit de snelheid en het vermogen die in het handboek zijn aangegeven.
ONVOLDOENDE SMERING
• Volg de aanwijzingen uit punt 22 op.
LOSRAKEN VAN DE TELESCOOPBUIZEN
49
OVERBRENGING TE VEEL UITGESCHOVEN
• Zorg ervoor dat de cardanoverbrenging niet te veel wordt uitgeschoven.
• Voor stilstaande machines: de tractor zodanig plaatsen ten opzichte van de machine
dat de telescoopelementen elkaar overlappen zoals aangegeven in punt 10.
VERVORMING VAN DE TELESCOOPELEMENTEN
50
OVERSCHRIJDING VAN HET TOEGESTANE DRAAIMOMENT
• Vermijd overbelastingen en inschakelingen onder belasting van de aftakas
• Controleer de werking van de draaimomentbegrenzer.
• Zorg ervoor dat de bescherming gedurende de manoeuvres niet in aanraking
komt met de delen van de tractor of de machine.
VOORTIJDIGE SLIJTAGE VAN DE TELESCOOPBUIZEN
51
ONVOLDOENDE SMERING
• Volg de aanwijzingen uit punt 15 tot 22 op.
ONVOLDOENDE OVERLAPPING VAN DE BUIZEN
• Volg de aanwijzingen uit punt 10 op.
VOORTIJDIGE SLIJTAGE VAN DE BESCHERMINGSRINGEN
52
ONVOLDOENDE SMERING
• Volg de aanwijzingen uit punt 22 op.
De onderdelen van plastic van de Bondioli & Pavesi cardanoverbrengingen
53
zijn volledig recyclebaar. Voor een schonere wereld, moeten de onderdelen
die vervangen worden op gepaste wijze worden ingezameld.
51

