CTA SHARP 6K: NL NL

NL NL: CTA SHARP 6K

INHOUD

NL

NL

1.0 BESCHRIJVING EN TECHNISCHE KENMERKEN

.......................................NL - 2

1.1 BESCHRIJVING ..................................................... NL - 2

1.2 TECHNISCHE KENMERKEN ............................................... NL - 2

1.3 ACCESSOIRES ...................................................... NL - 2

1.4 DUTY CYCLE ....................................................... NL - 2

2.0 INSTALLATIE

...........................................................NL - 2

2.1 AANSLUITEN VAN DE GENERATOR OP HET VOEDINGSNET. .............................. NL - 2

2.2 PLAATSEN VAN DE GENERATOR ............................................ NL - 2

2.3 VERPLAATSEN EN VERVOEREN VAN DE GENERATOR ................................. NL - 2

3.0 BEDIENINGSORGANEN: PLAATS EN FUNCTIE

.......................................NL - 2

3.1 PANEEL VOORKANT ................................................... NL - 2

3.2 PANEEL ACHTERKANT.................................................. NL - 3

3.3 FUNCTIE BEDIENINGSORGANEN ............................................ NL - 3

4.0 GEBRUIKSAANWIJZING

....................................................NL - 3

5.0 WERKING VAN DE LASBRANDER

...............................................NL - 4

5.1 PERFORATIE ....................................................... NL - 4

6.0 MEEST VOORKOMENDE SNIJFOUTEN

............................................NL - 4

7.0 STORING OORZAAK EN OPLOSSING

............................................ NL - 4

WIESSELSTUKKEN ........................................................I - III

ELEKTRISCHW SCHEMA’S.......................................................V

(NL) 1

BESCHRIJVING EN TECHNISCHE KENMERKEN

NL

NL

1.0 BESCHRIJVING EN TECHNISCHE KENMERKEN

hebben de mogelijkheid tot compensatie van variaties in het elektriciteitsnet.

Een variatie van ±10% betekent een variatie in de snijstroom van ± 0,2%.

1.1 BESCHRIJVING

ALVORENS DE STEKKER IN HET

De installatie bestaat uit een moderne gelijkstroomgenerator voor het uitvoeren

STOPCONTACT TE STEKEN EERST CON-

van plasmasnijwerk, met toepassing van een inverter.

Dankzij dit technologisch snufje kunnen compacte en lichtgewicht generators met

TROLEREN OF DE LIJNSPANNING OVE-

een hoog prestatievermogen gebouwd worden.

REENKOMTMET DE GEWENSTE

De mogelijkheid tot afstellen, het hoge rendement en lage energieverbruik zorgen

VOEDING, TENEINDE SCHADE AAN DE

voor optimale resultaten bij eerste kwaliteit lassnijden tot een dikte van maximaal

6 mm.-

GENERATOR TE VOORKOMEN.

De generator is uitgerust met een ingebouwde compressor; er is derhalve geen

aansluiting op een andere bron van perslucht vereist.

2.2 PLAATSEN VAN DE GENERATOR

De generator is uitgerust met een circuit voor automatische booghervorming,

zodat ook snijden van metalen roosterwerk optimaal uitgevoerd kan worden.

De generator is bovendien voorzien van veiligheidssystemen, waardoor het

krachtcircuit geblokkeerd wordt wanneer de operator onder spanning staande

Op plaatsen waar brandbare olie of vloeistof of brandbare gassen

delen van de machine aanraakt.

aanwezig zijn kan het zijn dat speciale installaties vereist zijn. Neem contact

Bovendien bestaat de mogelijkheid om uitsluitend met de stuurboog te snijden tot

op met de bevoegde instanties. Bij het installeren van de generator moet met

een max. dikte van 2 mm, hetgeen heel handig is wanneer het gaat om metalen

onderstaande aanwijzingen rekening worden gehouden:

met een verflaag waarop de plustang niet aangesloten kan worden.

1. Aansluitingen van de uitrusting en bedieningsorganen moeten makkelijk

toegankelijk zijn voor de operator.

1.2 TECHNISCHE KENMERKEN

2. Controleer of de voedingskabel en de zekering van het stopcontact waarop

TYPEPLAATJE

de generator wordt aangesloten geschikt zijn voor de benodigde stroom.

PRIMAR

3. Plaats de uitrusting niet in een te kleine ruimte: het is belangrijk de genera-

tor te beluchten; vermijd vuile en stoffige ruimtes, zodat er geen stof of

Eenfasespanning 230V

andere deeltjes door de installatie worden aangezogen.

Frequentie 50 / 60 Hz

4. De apparatuur (inclusief de kabels) mag de doorgang niet versperren of

anderen hinderen bij hun werk.

Werkelijk verbruik 11A

5. De apparatuur moet veilig geplaatst worden, teneinde gevaar voor omvallen

Max. verbruik 16A

te voorkomen. Wanneer de generatorop een zekere hoogte wordt geplaatst

bestaat het gevaar dat hij kan omvallen.

SECUNDAIR

Spanning bij leegloop 300V

2.3 VERPLAATSEN EN VERVOEREN VAN DE GENERATOR

Snijstroom 10 ÷ 20A

Bedrijfscyclus 20A ÷ 50%

OPERATORBEVEILIGING:

Helm - Handschoenen - Veiligheidsschoenen - Beenbeschermers

Beschermingsgraad IP 23

Isolatieklasse H

De generator weegt niet meer dan

Gewicht 12 kg.

25 Kg. en kan door de operator opgetild worden. Lees onderstaande voor-

schriften aandachtig door.

Afmetingen mm 410 x 180 x 310

EN 60974.1 - EN 60974.7

De generator is zodanig ontworpen dat hij opgetild en verplaatst kan worden. De

Normering

uitrusting is eenvoudig te vervoeren, maar er moet rekening worden gehouden

EN 60974.10

met hetgeen hier beschreven staat:

1.3 ACCESSOIRES

1. Voor het optillen en verplaatsen van de generator is er een handgreep aan-

Raadpleeg de plaatselijke vertegenwoordigers of de leverancier.

gebracht.

2. Onderbreek de stroomtoevoer naar de generator en accessoires alvorens

1.4 DUTY CYCLE

hem op te tillen of te verplaatsen.

De duty cycle betreft de 10 minuten dat de generator kan lassnijden met de nomi-

De uitrusting mag niet opgetild, gesleept of getrokken worden met behulp

nale stroomwaarde, bij een omgevingstemperatuur van 40° C, zonder dat de ther-

van de kabels van de lassnijbrander of de aardkabel.

mostatische beveiliging ingrijpt.

Mocht de beveiliging ingrijpen, dan moet men eerst het herstel van de generator

3.0 BEDIENINGSORGANEN: PLAATS EN FUNCTIE

afwachten alvorens te kunnen lassnijden (zie pag, IV).

DE MAXIMUM BEDRIJFSCYCLUS NIET OVERSCHRIJDEN.

3.1 PANEEL VOORKANT

Het overschrijden van de op het typeplaatje vermelde bedrijfscyclus kan schade

aan de generator veroorzaken en de garantie doen vervallen.

Figuur 1.

2.0 INSTALLATIE

1

BELANGRIJK: Alvorens de uitrusting aan te sluiten, klaar te maken

2

of te gebruiken eerst aandachtighet VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

doorlezen.

3

2.1 AANSLUITEN VAN DE GENERATOR OP HET VOEDINGSNET.

7

4

5

6

Controleer of het stopcontact uitgerust is met de zekering die ver-

meld staat in de technische tabel op de generator. Alle generatoruitvoeringen

(NL) 2

GEBRUIKSAANWIJZING

NL

NL

3.3 FUNCTIE BEDIENINGSORGANEN

1.

CONTROLELAMPJE KRACHTAFGIFTE

(

Ref. 1

- Afb. 1 pag. 2) .

1

Controlelampje krachtafgifte

Bij brandende lichtdiode is de machine gereed om te snijden.

2

Controlelampje ingrijpen alarmen

2.

CONTROLELAMPJE INGRIJPEN ALARMEN

(

Ref. 2

- Afb. 1 pag. 2)

3

Digitaal display

Wanneer de lichtdiode brandt betekent dit dat zich een van de voorziene

alarmen heeft voorgedaan; gelijktijdig verschijnt op het display (

Ref. 3

-

4

Werking digitaal display (Volt - Amp. - Bar)

Afb. 1 pag. 2)

het soort alarm volgens onderstaande tabel, met de beschrij-

ving van hetgeen gedaan moet worden om de generator te herstellen.

5

Functietoets spanning - stroom

In deze toestand levert de generator geen stroom.

6

Functietoets lucht

3.

DIGITAAL INSTRUMENT

(

Ref. 3

- Afb. 1 pag. 2) .

Brengt de door de generator ingestelde stroomwaarde in beeld en in plaats

7

Regelknop

daarvan tijdelijk:

8

Aan/Uit schakelaar

Melding van inschakelen.

9

Filter

Softwareversie.

Spanning op lassnijbrander door te drukken op de toets (

Ref. 5

- Afb. 1

3.2 PANEEL ACHTERKANT

pag. 2) .

Figuur 2.

Luchtdruk door te drukken op de toets (

Ref. 6

- Afb. 1 pag. 2) .

Soorten alarm (ALARMEN), zie tabel 1.

Soorten machinestoringen (FAIL), zie tabel 2.

4.

FUNCTIE DIGITAAL INSTRUMENT

(

Ref. 4

- Afb. 1 pag. 2)

.

De brandende lichtdiode komt overeen met de op het display afgebeelde

eenheden:

Volt.

Amper.

Bar.

TABEL n° 1 - ALARMEN

DISPLAY

BETEKENIS HERSTEL

Bij herstel van alarm.

Ingangsspanning onvoldoende. Lijnschakelaar

- - -

Bij aanhoudend alarm contact opnemen met klan-

open of geen lijn.

tenservice.

De generator uitschakelen,

De kap van de lassnijbrander is niet goed vastge-

CUP

De kap goed vastdraaien en de generator opnieuw

draaid (Bij ingeschakelde generator).

inschakelen.

Bij herstel van alarm (Wanneer binnentemperatuur

HtA

Te hoge temperatuur van de vermogensomzetter.

gedaald is).

ThA

Waarschuwing dat te hoge temperatuur van de

Bij herstel van alarm (Wanneer binnentemperatuur

(Knipperend)

vermogensomzetter (HtA) bijna bereikt is.

gedaald is).

Bij herstel van alarm (Wanneer binnentemperatuur

CtA

Te hoge temperatuur van compressor.

gedaald is).

Luchtdruk onvoldoende

Contact opnemen met de

Air

(Lager dan 1,5 bar).

klantenservice.

Generator uitschakelen en vervolgens weer

ScA

Kortsluiting bij uitgang.

inschakelen.

Kap en elektrode op slijtage controleren en zono-

dig vervangen. Bij aanhoudend alarm de generator

LSF

Uitschakelen van boog.

uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.

Indien het alarm zich weer voordoet de klantenser-

vice raadplegen.

5.

TOETS STROOM SPANNING

8.

AAN/UIT SCHAKELAAR

(

Ref. 8

- Afb. 2 pag. 3)

Door de toets (

Ref. 5

- Afb. 1 pag. 2) in te drukken verschijnt op het display

Deze schakelaar heeft 2 standen; Aan (Groen lampje brandt) en Uit, het-

(

Ref. 3

- Afb. 1 pag. 2) de op de lassnijbrander bestaande spanning.

geen overeenkomt met het inschakelen enuitschakelen van de generator.

De spanning wordt tijdelijk afgebeeld.

9.

LUCHTFILTER

(

Ref. 9

- Afb. 2 pag. 3)

6. FUNCTIETOETS LUCHT

reinigen volgens het onderhoudsprogramma.

Door de toets (

Ref. 6

- Afb. 1 pag. 2) in te drukken wordt gedurende een

bepaalde tijd het luchtsysteem van de machine geactiveerd, waarbij de

4.0 GEBRUIKSAANWIJZING

bedrijfsdruk wordt afgebeeld.

7. REGELKNOP STROOM

a. Sluit de generator aan in een droge ruimte met afdoende ventilatie.

Hiermee kan de stroom tijdens het snijden afgesteld worden (

Ref. 3

- Afb. 1

b. Druk op de Aan-schakelaar (

Ref. 8

- Afb. 2 pag. 3)

en wacht tot de genera-

pag. 2) .

tor aanslaat.

(NL) 3

WERKING VAN DE LASBRANDER

NL

NL

c. Plaats de aardingsklem op het te snijden deel en controleer of er goed elek-

dient u de lasbrander een beetje schuin te houden zodat de vlamdeeltjes die terug-

trisch contact wordt gemaakt.

komen door het mondstuk van de brander (en door de bediener) worden wegge-

blazen in plaats van op de brander zelf terecht te komen.

d. Kies de stroom tijdens het snijden met behulp van de knop (

Ref. 7

- Afb. 1

Verwijder zo snel mogelijk de slak en de afzettingen op de beschermkap en het

pag. 2)

op grond van de gegevens van onderstaande tabel.

mondstuk. Het bespuiten of onderdompelen van de beschermkap in een antislak-

e. Plaats de boog boven het te snijden deel, drukop de knop van de lassnij-

middel zorgt ervoor dat er zich minder afzettingen op de kap vormen.

brander en begin met snijden.

OPMERKING: De volgende suggesties gelden voor alle snijwerkzaamheden.

HET IS RAADZAAM DE STUURBOOG NIET ONNODIG INGESCHAKELD TE LA

TEN

a. Wacht na het beëindigen van de snijwerkzaamheden nog 5 minuten alvo-

OM SLIJTAGE VAN ELEKTRODE EN LASMONDSTUK TE VOORKOMEN

rens de generator uit te schakelen. Dit om de ventilator de gelegenheid te

geven om de warmte binnen in het apparaat af te koelen en te verspreiden.

5.0 WERKING VAN DE LASBRANDER

b. De componenten gaan langer mee indien de pilootboog niet langer wordt

Voor het bereiken van de gewenste snijdkwaliteit langzaam beginnen en daarna de

gebruikt dan noodzakelijk is.

snelheid verhogen. Om met een snede op de rand van de staalplaat te beginnen,

c. Hanteer de geleiders van de lasbrander zorgvuldig en bescherm ze tegen

het midden van de lasbrander langs de rand van de staalplaat plaatsen en op de

schade.

bedieningsschakelaar drukken: de verplaatste snijboog komt op gang op de rand

van de staalplaat. Regel de snelheid zodat een goed snijdresultaat wordt bereikt.

d. Gebruik bij de vervanging van verbruiksmaterialen uitsluitend de veilighei-

De luchtplasma creëert een rechte boog (roestvrijstaal, aluminium) of een lasboog

dssleutel.

van 5° (

Afb. E

) (zacht staal).

DE VEILIGHEIDSMAATREGELEN MOETEN REGELMATIG OPNIEUW WORDEN

GELEZEN.

6.0 MEEST VOORKOMENDE SNIJFOUTEN

Onderstaand volgt een overzicht van de meest frequente problemen bij het snijden

en de mogelijke oorzaken ervan:

Onvoldoende penetratie.

a. Te hoge snijsnelheid.

b. Te laag vermogen.

c. Te dik materiaal.

d. Versleten of beschadigde componenten van lassnijbrander.

De hoofdboog valt uit.

5.1 PERFORATIE

a. Te lage snijsnelheid.

Bij enkele snijwerkzaamheden kan het noodzakelijk zijn om snede niet vanaf de

rand maar vanaf de binnenkant van het oppervlak van de staalplaat te starten.

b. Teveel ruimte tussen mondstuk lassnijbrander en te snijden deel.

Bij het perforeren kan de vlam terugkeren en zo de levensduur van de componen-

ten van de lasbrander verkorten; daarom moet de perforatie zo snel mogelijk wor-

Slakvorming.

den uitgevoerd. Bij het maken van een perforatie (

Afb. F

)

a. Verkeerde gasdruk

b. Verkeerd snijvermogen.

Verschroeide mondstukken.

a. Te hoge stroomwaarde.

b. Beschadigde of loszittende mondstukken lassnijbrander.

c. Mondstuk in aanraking met te snijden deel.

d. Overdreven slakvorming: te lage gasdruk plasma.

7.0 STORING OORZAAK EN OPLOSSING

Het kan zijn dat er na het inschakelen van de generator op het display fouten in de

werking worden gemeld (

Ref. 3

- Afb. 1 pag. 2) , volgens onderstaande tabel.

Dergelijke storingen zijn al of niet herstelbaar

.

TABEL n° 2 - FAIL -

DISPLAY

HERSTEL

Controleren of de kap goed bevestigd is.

F14

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.

F10 - F11 - F12 - -F13

Indien de storing aanhoudt de klantenservice raadplegen

en het soort fout melden.

Controleren of de knop van de lassnijbrander

F 15

niet ingedrukt is tijdens het inschakelen van de generator.

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.

F20 - F30 - F51 - F52 - F53 - F54 -F55 - F56

Indien de “storing” aanhoudt de klantenservice raadplegen

en het soort fout melden.

(NL) 4