CTA SHARP 6K: NL

NL: CTA SHARP 6K

background image

NL

(NL) 1

NL

INHOUD

1.0

BESCHRIJVING EN TECHNISCHE KENMERKEN

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL  -    2

1.1

BESCHRIJVING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

1.2

TECHNISCHE KENMERKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

1.3

ACCESSOIRES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

1.4

DUTY CYCLE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

2.0

INSTALLATIE

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL  -    2

2.1

AANSLUITEN VAN DE GENERATOR OP HET VOEDINGSNET. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

2.2

PLAATSEN VAN DE GENERATOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

2.3

VERPLAATSEN EN VERVOEREN VAN DE GENERATOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

3.0

BEDIENINGSORGANEN: PLAATS EN FUNCTIE

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL  -    2

3.1

PANEEL VOORKANT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    2

3.2

PANEEL ACHTERKANT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    3

3.3

FUNCTIE BEDIENINGSORGANEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    3

4.0

GEBRUIKSAANWIJZING

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL  -    3

5.0

WERKING VAN DE LASBRANDER

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL  -    4

5.1

PERFORATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .   NL  -    4

6.0

MEEST VOORKOMENDE SNIJFOUTEN

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL  -    4

7.0

STORING OORZAAK EN OPLOSSING

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL  -    4

WIESSELSTUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I  -  III

ELEKTRISCHW SCHEMA’S. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V

background image

BESCHRIJVING EN TECHNISCHE KENMERKEN

NL

(NL) 2

NL

1.0 BESCHRIJVING EN TECHNISCHE KENMERKEN 

1.1

BESCHRIJVING

De installatie bestaat uit een moderne gelijkstroomgenerator voor het uitvoeren

van plasmasnijwerk, met toepassing van een inverter. 

Dankzij dit technologisch snufje kunnen compacte en lichtgewicht generators met

een hoog prestatievermogen gebouwd worden. 

De mogelijkheid tot afstellen, het hoge rendement en lage energieverbruik zorgen

voor optimale resultaten bij eerste kwaliteit lassnijden tot een dikte van maximaal

6 mm.-

De generator is uitgerust met een ingebouwde compressor; er is derhalve geen

aansluiting op een andere bron van perslucht vereist. 

De generator is uitgerust met een circuit voor automatische booghervorming,

zodat ook snijden van metalen roosterwerk optimaal uitgevoerd kan worden. 

De generator is bovendien voorzien van veiligheidssystemen, waardoor het

krachtcircuit geblokkeerd wordt wanneer de operator onder spanning staande

delen van de machine aanraakt.

Bovendien bestaat de mogelijkheid om uitsluitend met de stuurboog te snijden tot

een max. dikte van 2 mm, hetgeen heel handig is wanneer het gaat om metalen

met een verflaag waarop de plustang niet aangesloten kan worden.

1.2

TECHNISCHE KENMERKEN

TYPEPLAATJE

1.3

ACCESSOIRES

Raadpleeg de plaatselijke vertegenwoordigers of de leverancier.

1.4

DUTY CYCLE

De duty cycle betreft de 10 minuten dat de generator kan lassnijden met de nomi-

nale stroomwaarde, bij een omgevingstemperatuur van  40° C, zonder dat de ther-

mostatische beveiliging ingrijpt. 

Mocht de beveiliging ingrijpen, dan moet men eerst het herstel van de generator

afwachten alvorens te kunnen lassnijden (zie pag, IV).

DE MAXIMUM BEDRIJFSCYCLUS NIET OVERSCHRIJDEN.

Het overschrijden van de op het typeplaatje vermelde bedrijfscyclus kan schade

aan de generator veroorzaken en de garantie doen vervallen.

2.0 INSTALLATIE

BELANGRIJK: Alvorens de uitrusting aan te sluiten, klaar te maken

of te gebruiken eerst aandachtighet VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN doorlezen.

2.1

AANSLUITEN VAN DE GENERATOR OP HET VOEDINGSNET.

Controleer of het stopcontact uitgerust is met de zekering die ver-

meld staat in de technische tabel op de generator. Alle generatoruitvoeringen

hebben de mogelijkheid tot compensatie van variaties in het elektriciteitsnet.

Een variatie van ±10% betekent een variatie in de snijstroom van ± 0,2%.

2.2

PLAATSEN VAN DE GENERATOR

Op plaatsen waar brandbare olie of vloeistof of brandbare gassen

aanwezig zijn kan het zijn dat speciale installaties vereist zijn. Neem contact

op met de bevoegde instanties. Bij het installeren van de generator moet met

onderstaande aanwijzingen rekening worden gehouden:

1.

Aansluitingen van de uitrusting en bedieningsorganen moeten makkelijk

toegankelijk zijn voor de operator.

2.

Controleer of de voedingskabel en de zekering van het stopcontact waarop

de generator wordt aangesloten geschikt zijn voor de benodigde stroom.

3.

Plaats de uitrusting niet in een te kleine ruimte: het is belangrijk de genera-

tor te  beluchten; vermijd vuile en stoffige ruimtes, zodat er geen stof of

andere deeltjes door de installatie worden aangezogen.

4.

De apparatuur (inclusief de kabels) mag de doorgang niet versperren of

anderen hinderen bij hun werk.

5.

De apparatuur moet veilig geplaatst worden, teneinde gevaar voor omvallen

te voorkomen. Wanneer de generatorop een zekere hoogte wordt geplaatst

bestaat het gevaar dat hij kan omvallen.

2.3

VERPLAATSEN EN VERVOEREN VAN DE GENERATOR

OPERATORBEVEILIGING: 

Helm - Handschoenen - Veiligheidsschoenen - Beenbeschermers

De generator weegt niet meer dan 

25 Kg. en kan door de operator opgetild worden. Lees onderstaande voor-

schriften aandachtig door.

De generator is zodanig ontworpen dat hij opgetild en verplaatst kan worden. De

uitrusting is eenvoudig te vervoeren, maar er moet rekening worden gehouden

met hetgeen hier beschreven staat:

1.

Voor het optillen en verplaatsen van de generator is er een handgreep aan-

gebracht.

2.

Onderbreek de stroomtoevoer naar de generator en accessoires alvorens

hem op te tillen of te verplaatsen.

De uitrusting mag niet opgetild, gesleept of getrokken worden met behulp

van de kabels van de lassnijbrander of de aardkabel.

3.0 BEDIENINGSORGANEN: PLAATS EN FUNCTIE

3.1

PANEEL VOORKANT

Figuur 1.

PRIMAR

Eenfasespanning

230V

Frequentie

50 / 60 Hz

Werkelijk verbruik

11A

Max. verbruik

16A

SECUNDAIR

Spanning bij leegloop

300V

Snijstroom

10 ÷ 20A

Bedrijfscyclus

20A ÷ 50%

Beschermingsgraad

IP 23

Isolatieklasse

H

Gewicht

12 kg.

Afmetingen

mm 410 x 180 x 310

Normering

EN 60974.1 - EN 60974.7 

EN 60974.10

A LV O R E N S   D E   S T E K K E R   I N   H E T

STOPCONTACT TE STEKEN EERST CON-

TROLEREN OF DE LIJNSPANNING OVE-

R E E N K O M T M E T   D E   G E W E N S T E

VOEDING, TENEINDE SCHADE AAN DE

GENERATOR TE VOORKOMEN.

3

6

7

4

1

2

5

background image

GEBRUIKSAANWIJZING

NL

(NL) 3

NL

3.2

PANEEL ACHTERKANT

Figuur 2.

3.3

FUNCTIE BEDIENINGSORGANEN

1.

CONTROLELAMPJE KRACHTAFGIFTE 

(

Ref. 1

- Afb. 1 pag. 2) .

Bij brandende lichtdiode is de machine gereed om te snijden.

2.

CONTROLELAMPJE INGRIJPEN ALARMEN 

(

Ref. 2 

- Afb. 1 pag. 2) 

Wanneer de lichtdiode brandt betekent dit dat zich een van de voorziene

alarmen heeft voorgedaan; gelijktijdig verschijnt op het display (

Ref. 3 

-

Afb. 1 pag. 2) 

het soort alarm volgens onderstaande tabel, met de beschrij-

ving van hetgeen gedaan moet worden om de generator te herstellen. 

In deze toestand levert de generator geen stroom.

3.

DIGITAAL INSTRUMENT

 (

Ref. 3 

- Afb. 1 pag. 2) .

Brengt de door de generator ingestelde stroomwaarde in beeld en in plaats

daarvan tijdelijk:

Melding van inschakelen.

Softwareversie.

 Spanning op lassnijbrander door te drukken op de toets (

Ref. 5 

- Afb. 1

pag. 2) .

Luchtdruk door te drukken op de toets (

Ref. 6 

- Afb. 1 pag. 2) .

Soorten alarm (ALARMEN), zie tabel 1.

Soorten machinestoringen  (FAIL), zie tabel 2.

4.

FUNCTIE DIGITAAL INSTRUMENT 

(

Ref. 4 

- Afb. 1 pag. 2) 

.

De brandende lichtdiode komt overeen met de op het display afgebeelde

eenheden:

Volt.

Amper.

Bar.

TABEL n° 1 - ALARMEN

5.

TOETS STROOM SPANNING

Door de toets (

Ref. 5

 - Afb. 1 pag. 2)  in te drukken verschijnt op het display

(

Ref. 3

 - Afb. 1 pag. 2)  de op de lassnijbrander bestaande spanning.

De spanning wordt tijdelijk afgebeeld.

6.

FUNCTIETOETS LUCHT 

Door de toets (

Ref. 6 

- Afb. 1 pag. 2)  in te drukken wordt gedurende een

bepaalde tijd het luchtsysteem van de machine geactiveerd, waarbij de

bedrijfsdruk wordt afgebeeld. 

7.

REGELKNOP STROOM 

Hiermee kan de stroom tijdens het snijden afgesteld worden (

Ref. 3 

- Afb. 1

pag. 2) .

8.

AAN/UIT SCHAKELAAR

(

Ref. 8 

- Afb. 2 pag. 3) 

Deze schakelaar heeft 2 standen; Aan  (Groen lampje brandt) en Uit, het-

geen overeenkomt met het inschakelen enuitschakelen van de generator.

9.

LUCHTFILTER

(

Ref. 9 

- Afb. 2 pag. 3) 

reinigen volgens het onderhoudsprogramma.

4.0 GEBRUIKSAANWIJZING

a.

Sluit de generator aan in een droge ruimte met afdoende ventilatie.

b.

Druk op de Aan-schakelaar (

Ref. 8 

- Afb. 2 pag. 3) 

en wacht tot de genera-

tor aanslaat.

1

Controlelampje krachtafgifte

2

Controlelampje ingrijpen alarmen

3

Digitaal display

4

Werking digitaal display (Volt - Amp. - Bar)

5

Functietoets spanning - stroom

6

Functietoets lucht

7

Regelknop

8

Aan/Uit schakelaar

9

Filter

DISPLAY

BETEKENIS

HERSTEL

- - -

Ingangsspanning onvoldoende. Lijnschakelaar

open of geen lijn. 

Bij herstel van alarm.

Bij aanhoudend alarm contact opnemen met klan-

tenservice.

CUP

De kap van de lassnijbrander is niet goed vastge-

draaid (Bij ingeschakelde generator).

De generator uitschakelen,

De kap goed vastdraaien en de generator opnieuw

inschakelen.

HtA

Te hoge temperatuur van de vermogensomzetter.

Bij herstel van alarm (Wanneer binnentemperatuur

gedaald is).

ThA 

(Knipperend)

Waarschuwing dat te hoge temperatuur van de

vermogensomzetter (HtA) bijna bereikt is.

Bij herstel van alarm (Wanneer binnentemperatuur

gedaald is).

CtA

Te hoge temperatuur van compressor.

Bij herstel van alarm (Wanneer binnentemperatuur

gedaald is).

Air 

Luchtdruk onvoldoende 

(Lager dan 1,5 bar).

Contact opnemen met de 

klantenservice.

ScA

Kortsluiting bij uitgang.

Generator uitschakelen en vervolgens weer

inschakelen.

LSF

Uitschakelen van boog.

Kap en elektrode op slijtage controleren en zono-

dig vervangen. Bij aanhoudend alarm de generator

uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.

Indien het alarm zich weer voordoet de klantenser-

vice raadplegen.

background image

WERKING VAN DE LASBRANDER

NL

(NL) 4

NL

c.

Plaats de aardingsklem op het te snijden deel en controleer of er goed elek-

trisch contact wordt gemaakt. 

d.

Kies de stroom tijdens het snijden met behulp van de knop (

Ref. 7 

- Afb. 1

pag. 2) 

op grond van de gegevens van onderstaande tabel.

e.

Plaats de boog boven het te snijden deel, drukop de knop van de lassnij-

brander en begin met snijden.

HET IS RAADZAAM DE STUURBOOG NIET ONNODIG INGESCHAKELD TE LATEN

OM SLIJTAGE VAN ELEKTRODE EN LASMONDSTUK TE VOORKOMEN

5.0 WERKING VAN DE LASBRANDER

Voor het bereiken van de gewenste snijdkwaliteit langzaam beginnen en daarna de

snelheid verhogen. Om met een snede op de rand van de staalplaat te beginnen,

het midden van de lasbrander langs de rand van de staalplaat plaatsen en op de

bedieningsschakelaar drukken: de verplaatste snijboog komt op gang op de rand

van de staalplaat. Regel de snelheid zodat een goed snijdresultaat wordt bereikt.

De luchtplasma creëert een rechte boog (roestvrijstaal, aluminium) of een lasboog

van 5° (

Afb. E

) (zacht staal).

5.1

PERFORATIE

Bij enkele snijwerkzaamheden kan het noodzakelijk zijn om snede niet vanaf de

rand maar vanaf de binnenkant van het oppervlak van de staalplaat te starten.

Bij het perforeren kan de vlam terugkeren en zo de levensduur van de componen-

ten van de lasbrander verkorten; daarom moet de perforatie zo snel mogelijk wor-

den uitgevoerd. Bij het maken van een perforatie (

Afb. F

)

dient u de lasbrander een beetje schuin te houden zodat de vlamdeeltjes die terug-

komen door het mondstuk van de brander (en door de bediener) worden wegge-

blazen in plaats van op de brander zelf terecht te komen.

Verwijder zo snel mogelijk de slak en de afzettingen op de beschermkap en het

mondstuk. Het bespuiten of onderdompelen van de beschermkap in een antislak-

middel zorgt ervoor dat er zich minder afzettingen op de kap vormen.

OPMERKING: De volgende suggesties gelden voor alle snijwerkzaamheden.

a.

Wacht na het beëindigen van de snijwerkzaamheden nog 5 minuten alvo-

rens de generator uit te schakelen. Dit om de ventilator de gelegenheid te

geven om de warmte binnen in het apparaat af te koelen en te verspreiden.

b.

De componenten gaan langer mee indien de pilootboog niet langer wordt

gebruikt dan noodzakelijk is.

c.

Hanteer de geleiders van de lasbrander zorgvuldig en bescherm ze tegen

schade.

d.

Gebruik bij de vervanging van verbruiksmaterialen uitsluitend de veilighei-

dssleutel.

DE VEILIGHEIDSMAATREGELEN MOETEN REGELMATIG OPNIEUW WORDEN

GELEZEN.

6.0 MEEST VOORKOMENDE SNIJFOUTEN

Onderstaand volgt een overzicht van de meest frequente problemen bij het snijden

en de mogelijke oorzaken ervan:

Onvoldoende penetratie.

a.

Te hoge snijsnelheid.

b.

Te laag vermogen.

c.

Te dik materiaal.

d.

Versleten of beschadigde componenten van lassnijbrander.

De hoofdboog valt uit.

a.

Te lage snijsnelheid.

b.

Teveel ruimte tussen mondstuk lassnijbrander en te snijden deel.

Slakvorming.

a.

Verkeerde gasdruk

b.

Verkeerd snijvermogen.

Verschroeide mondstukken.

a.

Te hoge stroomwaarde.

b.

Beschadigde of loszittende mondstukken lassnijbrander.

c.

Mondstuk in aanraking met te snijden deel.

d.

Overdreven slakvorming: te lage gasdruk plasma.

7.0 STORING OORZAAK EN OPLOSSING 

Het kan zijn dat er na het inschakelen van de generator op het display fouten in de

werking worden gemeld (

Ref. 3 

- Afb. 1 pag. 2) , volgens onderstaande tabel.

Dergelijke storingen zijn al of niet herstelbaar.

TABEL n° 2 - FAIL -

DISPLAY

HERSTEL

F14

Controleren of de kap goed bevestigd is. 

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen

F10 - F11 - F12 - -F13

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen. 

Indien de storing aanhoudt de klantenservice raadplegen 

en het soort fout melden.

F 15

Controleren of de knop van de lassnijbrander 

niet ingedrukt is tijdens het inschakelen van de generator. 

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.

F20 - F30 - F51 - F52 - F53 - F54 -F55 - F56

De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.

Indien de “storing” aanhoudt de klantenservice raadplegen 

en het soort fout melden.

Table of contents